Schakelen bij het rijden in het terrein
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 162 en volg deze op.
Hoe moet worden geschakeld, is afhankelijk van het terrein. De juiste versnel-
lingskeuze draagt bij aan een veilige rit.
Belangrijke informatie
›
Bij een juist gekozen versnelling resp. bij juist gekozen rijstand hoeft de wagen
bij een afdaling normaalgesproken minder met de voetrem te worden afgeremd,
omdat de motorremwerking in de meeste gevallen voldoende is.
›
Altijd slechts zo veel gas geven als noodzakelijk is. Te snel optrekken kan door-
draaiende wielen en hierdoor verlies van controle over de wagen tot gevolg
hebben.
Schakelbak
›
Als in moeilijk begaanbaar terrein wordt gereden, in geen geval de koppeling in-
trappen of schakelen. Door de verhoogde frictie van de banden kan de wagen
bij ingetrapte koppeling (bijvoorbeeld in modder, mul zand of op een helling) tot
stilstand komen. Onder deze omstandigheden uit stilstand wegrijden kan zeer
moeilijk of zelfs onmogelijk zijn.
›
Bij steile hellingen de eerste of tweede versnelling kiezen.
›
Op zachte resp. gladde ondergrond met aangepaste snelheid en in de hiervoor
hoogstmogelijke versnelling rijden.
Automatische versnellingsbak
›
Keuzehendelstand
kiezen voor normaal vlak terrein
D
delstanden.
›
In de tiptronic-stand keuzehendelstand
zand, water of heuvelachtig terrein wordt gereden
schakelen (tiptronic).
›
Bij steile afdalingen of beklimmingen in de tiptronic-stand keuzehendelstand
kiezen
» pagina
118, Handmatig schakelen (tiptronic).
1
›
Op zachte resp. gladde ondergrond met aangepaste snelheid en in de hierbij
hoogstmogelijke rijstand rijden.
166
Aanwijzingen voor het rijden
» pagina
117, Keuzehen-
of
kiezen wanneer door modder,
3
2
» pagina
118, Handmatig
Schuin op de helling rijden
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 162 en volg deze op.
Schuin op de helling rijden is een van de meest gevaarlijke situaties bij het ter-
reinrijden.
Als de wagen zich in een sterk schuine stand bevindt, mogen de wielen van de
lager liggende zijde niet in verdiepingen in de bodem of in kuilen raken resp. mo-
gen de wielen aan de hoge zijde niet over verhogingen als stenen, boomstammen
of andere hindernissen rijden.
Als de wagen dreigt om te vallen, direct in de richting van de vallijn
ren
» Afbeelding 139
en een beetje gas geven.
Een passagier op de achterbank moet tijdens het rijden op schuine hellingen altijd
aan de bergopwaarts gerichte kant van de wagen zitten. In extreme gevallen
moet de passagier aan de betreffende kant de wagen verlaten tot de helling vei-
lig is overwonnen.
Op de helling uitstappen
Als de wagen in een zeer schuine stand op de helling tot stilstand komt en u en
uw passagiers moeten uitstappen, dienen alle inzittenden uit te stappen aan de
wagenzijde die bergopwaarts
Afbeelding 139
Wagen in vallijn sturen en zijde
om uit te stappen - bergop-
waarts
is gericht
» Afbeelding
139.
B
stu-
A
£