Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Skoda Yeti 2012 Instructieboekje pagina 168

Inhoudsopgave

Advertenties

Voor elke rit in het terrein erop letten, dat de wagen passend is uitgerust voor
de geplande rit.
De bandenspanning van alle banden controleren en zo nodig corrigeren.
Voltanken. In het terrein gebruikt de wagen aanmerkelijk meer brandstof dan
op de weg.
Voor het rijden in onbekend terrein de potentiële risico's overwegen.
Voor de rit altijd de veiligheidsgordel juist omgespen. Let erop dat uw bijrijder
en uw passagiers op de achterbank de veiligheidsgordel altijd juist hebben om-
gegespt.
Altijd zodanig zitten dat u goed zicht naar voren hebt, vooral bij bergop of berg-
af rijden. Nooit zodanig zitten dat de afstand tussen borstbeen en het midden
van de airbagafdekking minder dan 25 cm bedraagt
Geschikt schoeisel gebruiken om een veilige bediening van de pedalen te waar-
borgen.
Voor het terreinrijden aan de voor- of achterzijde het sleepoog monteren. Als de
wagen is vastgereden, is montage van het sleepoog niet altijd mogelijk.
Het wagengereedschap controleren en zo nodig aanvullen.
Motorolie bijvullen tot merkteken
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Uw wagen heeft een hoger zwaartepunt dan gewone personenwagens. Hier-
door wordt de kans op omrollen groter, zowel op de weg als in het terrein.
De lading in de wagen op de juiste wijze bevestigen.
Terreinrijden
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 162 en volg deze op.
Belangrijke informatie
De OFF ROAD-modus inschakelen
In moeilijke terreinpassages langzaam rijden. Op een glibberige ondergrond op-
schakelen en erop letten dat de wagen steeds in beweging blijft. Niet te snel
rijden om de controle over de wagen niet te verliezen.
Langzaam over toppen rijden. Let erop de wagen niet loskomt van de grond en
daardoor beschadigd en onbestuurbaar kan raken.
Als de wagen in zand, sneeuw of modder blijft vastzitten, kan achteruitrijden
effectiever zijn dan te proberen verder naar voren de rijden.
Stenen, vloermatten of stukken hout onder doordraaiende wielen leggen om op
een zanderige of gladde ondergrond grip te creëren.
» pagina
146.
» pagina
183, Motoroliepeil controleren.
A
» pagina
105.
Voor het rijden door water de aanwijzingen lezen
Ook bij lage snelheden voldoende afstand tot andere wagens bewaren. Als de
eerste wagen plotseling vast blijft zitten, kan de volgende wagen nog bijtijds
stoppen zonder zelf vast te komen zitten.
Bergopwaarts rijden
De helling langzaam en constant in een rechte lijn op rijden.
Tijdens het klimmen niet schakelen of koppelen.
Slechts zo veel gas geven als er voor het overwinnen van de helling nodig is.
Niet stoppen of de wagen proberen te draaien op de helling.
Voorkomen dat de motor afslaat.
Als u op een helling niet meer verder kunt
Nooit proberen de wagen te draaien op een helling.
Als de motor afslaat, stoppen en de motor opnieuw starten.
De achteruitversnelling inschakelen en in de eigen rijsporen voorzichtig achter-
uitrijden.
Bergafwaarts rijden
Steile hellingen afrijden in de eerste versnelling resp. in de eerste rijstand in de
tiptronic-stand om de bergafdaalhulp optimaal te kunnen gebruiken.
De voetrem behoedzaam gebruiken om de controle over de wagen niet te ver-
liezen.
Als het mogelijk en niet gevaarlijk is, recht naar beneden rijden.
Niet ontkoppelen en niet in de neutraalstand schakelen.
Door sporen en kuilen rijden
Er kan alleen door ingereden sporen en kuilen worden gereden, als deze de bo-
demvrijheid van de wagen niet overschrijden. Op een zachte ondergrond zou de
wagen kunnen "wegzakken" en zich vastrijden.
Nooit door te diepe sporen en kuilen rijden. Als dit onvermijdelijk is, dan liever
omkeren.
Door greppels rijden
De greppel zo mogelijk in een scherpe hoek doorkruisen. Let erop dat de hel-
lingshoek niet te groot wordt bij het doorkruisen.
In zand en modder rijden
Zo mogelijk altijd met constante snelheid door zand of modder rijden en daarbij
niet schakelen.
Nooit te snel rijden, omdat de wielen anders zouden kunnen doordraaien en de
wagen zich kan vastrijden. Wanneer u merkt dat de banden geen grip meer
hebben, het stuurwiel snel heen en weer draaien. Daardoor wordt bij de voor-
wielen kortstondig meer grip van de banden gerealiseerd.
» pagina
162.
165
Rijden en milieu

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave