ATTENTIE
Voordat schuin op een helling
A
■
ten dat in de vallijn kan worden gestuurd. Als schuin op een helling wordt ge-
reden en de wagen dreigt te kantelen, direct bergafwaarts in de vallijn sturen
en een beetje gas geven.
Als de wagen zeer scheef op een helling staat, nooit aan de lage zijde uit de
■
wagen stappen. De wagen altijd voorzichtig aan de hoge zijde
ten
» Afbeelding
139.
Bij het schuin op de helling rijden kan de wagen zijn grip verliezen en zijde-
■
lings wegglijden. Altijd erop letten dat de wielen van de lager liggende zijde
niet in verdiepingen in de bodem of in kuilen terechtkomen en dat de wielen
aan de hoge zijde niet over verhogingen zoals stenen, boomstammen of an-
dere obstakels rijden - gevaar voor ongevallen!
Vastgereden wagen
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 162 en volg deze op.
Als u niet meer vooruit komt ...
›
Alle wielen voorzichtig uitgraven en controleren of er niet meer onderdelen van
de wagen vastzitten.
›
De achteruitversnelling inschakelen.
›
Voorzichtig gas geven en proberen in het eigen spoor achteruit te rijden.
›
Takken, vloermatten of een stuk zaklinnen direct achter de banden leggen om
zo een betere grip en dus een betere aandrijving te krijgen om los te rijden.
De wagen losschommelen
›
De ASR (aandrijfslipregeling) uitschakelen.
›
Het stuurwiel recht zetten.
›
Zo ver achteruit rijden dat de wielen net beginnen door te draaien.
›
De eerste versnelling inschakelen en vooruit rijden tot de wielen weer begin-
nen door te draaien.
›
Dit heen en weer rijden herhalen totdat u voldoende vaart heeft om vrij te ko-
men.
›
De ASR inschakelen.
wordt gereden
» Afbeelding
139, erop let-
verla-
B
Na het terreinrijden
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 162 en volg deze op.
Na een rit in het terrein de wagen controleren op beschadigingen - met name aan
de onderzijde van de wagen.
Grof vuil, vastzittende voorwerpen zoals takken, stukken hout of kleine stenen
verwijderen en vreemde voorwerpen uit het bandenprofiel losmaken.
De knipperlichten, koplampen, kentekenplaat en alle ruiten schoonmaken.
Sterke vervuiling van de grille, de motorruimte en aan de onderkant van de wa-
gen verwijderen.
Wij adviseren u eventuele beschadigingen door een ŠKODA Servicepartner te la-
ten repareren.
167
Rijden en milieu