Network mode (Netwerkmodus)
■
GSM (GSM)
■
Automatic (Automatisch)
■
SIM mode (Simmodus) - geldt voor telefoons met het rSAP-profiel, die het si-
■
multaan gebruik van twee simkaarten ondersteunen - U heeft de keuze welke
simkaart met de handsfreeset moet worden verbonden
Change (Wisselen)
■
Phone Mode (Telefoonmodus) - wisselen tussen de rSAP-modus en de HFP-
■
modus
Premium (Premium) - rSAP-modus
■
Handsfree (Handsfree) - HFP-modus
■
■
Off time (Uitschakeltijd) - instellling in stappen van vijf minuten
Data (Gegevens) - instellingen van het internet access point, details hierover
■
zijn verkrijgbaar bij uw telefoonprovider
■
Switch off ph. (Tel. uitschakelen) - het uitschakelen van de telefooneenheid
(telefoon blijft gekoppeld)
Back (Terug)
Terugkeren naar het hoofdmenu van het informatiedisplay.
Internetverbinding
Via de handsfreeset kan bijvoorbeeld een notebook op het internet worden aan-
gesloten.
Het regelapparaat van de handsfreeset ondersteunt de GPRS, EDGE en UMTS/3G
technologieën.
Een internetverbinding is alleen mogelijk via een telefoon, die via het rSAP-profiel
is gekoppeld.
De procedure voor het maken van een internetverbinding kan afwijkend zijn, af-
hankelijk van het type en de versie van het besturingssysteem en het type van
het aan te sluiten apparaat. Voor het maken van een internetverbinding is kennis
van het besturingssysteem van het aan te sluiten apparaat noodzakelijk.
Koppelingsprocedure
›
De mobiele telefoon met de handsfreeset koppelen.
›
In het menu Phone (Telefoon) - Settings (Instellingen) - Data (Gegevens) het
toegangspunt instellen (afhankelijk van de provider, gewoonlijk "Internet").
›
In het menu Phone (Telefoon) - Bluetooth (Bluetooth) - Visibility (Zichtbaar-
heid) de zichtbaarheid van de handsfreeset voor andere apparaten inschakelen.
›
Het aan te sluiten apparaat naar beschikbare Bluetooth
ken.
130
Bediening
›
In de lijst van gevonden apparaten de handsfreeset (standaard "SKODA_BT")
kiezen.
›
Op het aan te sluiten apparaat het wachtwoord invoeren en eventuele aanwij-
zingen op het aan te sluiten apparaat resp. op het informatiedisplay opvolgen.
›
In de internetbrowser het gewenste internetadres invoeren. Het besturings-
systeem vraagt u het telefoonnummer voor de internettoegang in te voeren (af-
hankelijk van de provider, gewoonlijk "*99#").
Spraakbediening
Dialoog
De periode waarin het systeem gereed is om spraakcommando's te ontvangen en
uit te voeren, wordt aangeduid als dialoog. Het systeem geeft akoestische terug-
meldingen en begeleidt u eventueel door de betreffende functies.
De optimale verstaanbaarheid van de spraakcommando's is van meerdere
factoren afhankelijk:
›
Met een normaal volume spreken, zonder beklemtoning en zonder overdreven
lange spreekpauzes.
›
Een slechte uitspraak voorkomen.
›
De portieren, ruiten en het schuifdak sluiten om storende buitengeluiden te on-
derdrukken resp. te voorkomen.
›
Bij hogere snelheden wordt geadviseerd luider te spreken, om de hogere omge-
vingsgeluiden te overstemmen.
›
Tijdens de dialoog andere geluiden in de wagen, bijvoorbeeld tegelijkertijd spre-
kende inzittenden, vermijden.
›
Niet spreken wanneer het systeem een melding geeft.
De microfoon voor de spraakbediening is in de hemelbekleding aangebracht en
op de bestuurder en bijrijder gericht. Hierdoor kunnen zowel de bestuurder als de
bijrijder het systeem bedienen.
Telefoonnummer ingeven
Het telefoonnummer kan worden ingevoerd als een achter elkaar uitgesproken
cijferketen (compleet nummer) of in de vorm van een numerieke reeks (geschei-
den door korte spreekpauzes). Na elke numerieke reeks (gescheiden door korte
spreekpauzes) worden alle tot dan herkende cijfers door het systeem herhaald.
Toegestaan zijn de cijfers 0 - 9, symbolen +, , #. Het systeem herkent geen sa-
menhangende cijfercombinaties, bijvoorbeeld drieëntwintig, maar alleen afzon-
®
-apparaten laten zoe-
derlijk uitgesproken cijfers (twee, drie).
£