Deze optie wordt gebruikt voor het bekijken van gebeurtenissen voor inschakelen van het systeem die in de buffer zijn opge-
slagen.
[*][7] Commando-uitgang 1 - 4
Menu: [*][7][mastercode indien nodig] > uitgangsbeheer
Toetsenpaneel: [*][7][mastercode indien nodig]
Deze optie wordt gebruikt voor het activeren of deactiveren van commando-uitgang 1 - 4 van iedere partitie en de com-
mando-uitgang in staat te stellen een schema te volgen.
Met behulp van een lcd-toetsenpaneel:
1. Druk op [*][7] om de modus Uitgangbeheer te activeren.
2. Ga naar een uitgang en druk op [*] om deze te selecteren, of voer het nummer van een commando-uitgang in. De uit-
gang wordt in- of uitgeschakeld of kan voor een vaste tijdsduur worden geactiveerd.
3. Druk op [*][7][9] en voer de mastercode of supervisorcode van het systeem in. Blader naar elke commando-uitgang en
druk op [*] om een geprogrammeerd schema in- of uit te schakelen om de uitgang te controleren.
Opmerking: Als er geen commando-uitgang is geprogrammeerd is deze functie niet beschikbaar. Andere pro-
grammeermogelijkheden die deze gebruikersfunctie kunnen beïnvloeden:
Zie "121 - 124 – Opdrachtuitgangen 1-4" op pagina 98
[*][8] Installateursprogrammering
Gebruik deze optie om het alarmsysteem in de modus Installateursprogrammering te plaatsen. Installateursprogrammering
wordt gebruikt om opties voor het alarmpaneel en modules handmatig te programmeren. Er is een installateurscode vereist
voor toegang tot deze functie.
Installateursprogrammering wordt na 20 minuten inactiviteit automatisch verlaten.
Gebruik de toetsen [<] en [>] om te bladeren, bij het bekijken van gegevens in secties met een lcd-toetsenpaneel.
[*][9] Geen toegang inschakelen
Deze functie wordt gebruikt om het alarmsysteem in te schakelen terwijl er bewoners op het terrein zijn. Als u op [*][9] drukt
en dan een toegangscode intoetst, dan schakelt het paneel zonder toegangsvertraging in op zones van het type vertraging
en worden zones aanwezig/afwezig en nacht overbrugd.
Na de uitgangsvertraging gedragen zones van het type vertraging 1 en 2 zich hetzelfde als directe zones. Zones aanwezig-
/afwezig blijven overbrugd. De toegangsvertraging kan op ieder gewenst moment worden geactiveerd of gedeactiveerd ter-
wijl het systeem met [*][9] wordt ingeschakeld.
Opmerking: Als het alarmsysteem met [*][9] wordt ingeschakeld, dan is uitschakelen alleen mogelijk vanaf een toet-
senpaneel binnen het pand, tenzij er een draadloze sleutel wordt gebruikt.
Opmerking: Het invoeren van een geldige toegangscode na het indrukken van deze toets is alleen nodig als het systeem is
uitgeschakeld. Als het paneel is ingeschakeld en programmeersectie [015] optie 4 (snel inschakelen/functietoets) is uit-
geschakeld, dan is het invoeren van een toegangscode vereist.
Algemene vertragingszones hebben altijd een toegangsvertraging, zelfs als het systeem met [*][9] is ingeschakeld.
[*][0] Snel vertrek/inschakelen
Deze functie werkt anders, afhankelijk van of het alarmsysteem is in-of uitgeschakeld.
Opmerking: Deze functie mag niet worden gebruikt in EN50131-gecertificeerde systemen.
Wanneer uitgeschakeld:
Als u op [*][0] drukt schakelt het alarmsysteem in zonder dat er een toegangscode hoeft te worden ingevoerd. Dit biedt regu-
liere gebruikers een snelle methode voor inschakelen en stelt gebruikers zonder toegangscode in staat het systeem in te
schakelen.
Opmerking: De optie snel inschakelen (sectie [015] optie 4) moet worden ingeschakeld om deze functie juist te laten wer-
ken. Functietoetsen vereisen ook geen toegangscode wanneer deze optie is ingeschakeld.
Sectie 4: Bediening van het systeem
- 76 -