Sectie 5: Programmering
8 – Tijdelijke drievoudige brandsignalering
AAN: Alle brandbellen klinken in het Temporal Three Pattern. De toon klinkt als volgt: (500 ms AAN, 500 ms UIT, 500 ms
AAN, 500 ms UIT, 500 ms AAN, 1,5 sec UIT).
UIT: Alle brandbellen klinken met de standaard brandbeltoon van 1 seconde aan/1 seconde uit.
Opmerking: Deze moeten aan zijn voor UL/ULC-installaties.
[014] Systeemoptie 2
1 – Pieptoon
AAN: De sirene laat een enkele pieptoon horen wanneer deze is ingeschakeld, inclusief auto-alarminschakeling, en laat
een dubbele pieptoon horen wanneer deze is uitgeschakeld.
Wanneer het systeem is uitgeschakeld, laat de sirene een reeks van drie pieptonen horen om alarmen in het geheugen aan
te geven.
UIT: De sirene laat geen pieptoon horen bij het in- of uitschakelen.
NA
Opmerking: Voor UL/ULC moet de sirene worden ingeschakeld als draadloze sleutels worden gebruikt met het alarm-
systeem.
2 – Pieptoon auto-alarminschakeling
AAN: De sirene laat eens per 10 seconden een pieptoon horen tijdens de vooralarmtijd bij auto-alarminschakeling.
UIT: De sirene laat geen pieptoon horen tijdens de vooralarmtijd bij auto-alarminschakeling.
3 – Pieptoon bij vertrek
AAN: De sirene laat eens per seconde een pieptoon horen tijdens de uitgangsvertraging en verandert in de laatste 10
seconden naar 3 pieptonen per seconde.
UIT: De sirene laat geen pieptoon horen bij uitgangsvertragingen.
4 – Pieptoon bij binnenkomst
AAN: De sirene pulseert met dezelfde timing als de zoemer van het toetsenpaneel tijdens de toegangsvertraging en ver-
andert in de laatste 10 seconden naar 3 pieptonen per seconde.
UIT: De sirene wordt niet geactiveerd tijdens de toegangsvertraging.
5 – Pieptoon bij probleem
AAN: Wanneer er sprake is van een probleem met het systeem, laat de sirene 2 keer per 10 seconden een pieptoon horen
(volgens de zoemer van het toetsenpaneel).
De sirene wordt stil gezet nadat de pieptonen van het toetsenpaneel zijn uitgezet (elke willekeurige toets die op het toet-
senpaneel wordt ingedrukt).
UIT: De sirene wordt niet geactiveerd als er sprake is van een probleem.
6 – Gereserveerd
7 – Beëindiging uitgangsvertraging
AAN: De uitgangsvertraging wordt teruggebracht tot 5 seconden nadat een vertraging 1 zone is hersteld. Het geforceerd
inschakelen van zones met vertragingstype 1 beëindigt ook de uitgangsvertraging.
UIT: De timer voor de uitgangsvertraging blijft lopen, zelfs nadat de vertragingszone is hersteld.
Alle hoorbare opties die zijn gekoppeld aan de uitgangsvertragingsfunctie worden stil gezet totdat de tijd die is gepro-
grammeerd voor de uitgangsvertraging is verstreken.
8 – Brandbel gaat door
AAN: De sirene gaat af bij alle brandalarmen totdat een toegangscode wordt ingevoerd om het alarm uit te zetten of het sys-
teem uit te schakelen, ongeacht de tijd die is geprogrammeerd voor de time-out van de bel.
UIT: De sirene klinkt bij alle brandalarmen voor zolang als de bel is onderbroken of totdat een toegangscode is ingevoerd.
ULC
Opmerking: Deze moet worden uitgeschakeld voor ULC-installaties.
[015] Systeemoptie 3
1 – [F]-toets ingeschakeld
AAN: Het gedurende 2 seconden ingedrukt houden van de [F]-toets activeert een brandalarm.
UIT: De [F]-toets klinkt niet en meldt geen alarm als u deze indrukt.
- 112 -