EN
3 – Manipulatie/storingsdetectie
AAN: Indien de volgende probleemomstandigheden worden geconfigureerd om akoestische alarmtoestanden te genereren,
zullen deze bijdragen aan een inbraakverificatiesequentie wanneer sequentiedetectie wordt gebruikt. Indien ingeschakeld,
veroorzaakt een probleem met een belcircuit ook een hoorbare alarmtoestand door andere sirenes te gebruiken die aan de
partitie zijn toegewezen.
TLM-probleem
l
Probleem belcircuit
l
Zonefout
l
Probleem toezicht module
l
Alternatieve communicatorfout
l
Probleem met ethernet
l
Fout maskering zone
l
UIT: Probleemomstandigheden worden weergegeven en verwerkt als een standaardbewerking.
Opmerking: Deze optie is alleen van toepassing op de functie Sequentiedetectie.
4 – Toegangscode vereist voor [*][1]
EN
AAN: Als u het commando [*][1] Zones overbruggen gebruikt, moet een toegangscode worden ingevoerd voordat zones wor-
den overbrugd.
UIT: Een toegangscode is niet vereist om zones te overbruggen [*][1].
5 – Toegangscode vereist voor [*][2]
EN
AAN: Als u het commando [*][2] Problemen bekijken gebruikt, moet een toegangscode worden ingevoerd voordat sys-
teemproblemen kunnen worden bekeken.
UIT: Een toegangscode is niet vereist om problemen te bekijken met [*][2].
6 – Toegangscode vereist voor [*][3]
EN
AAN: Als u het commando [*][3] Alarmen in het geheugen bekijken gebruikt, moet een toegangscode worden ingevoerd
voordat het alarmgeheugen kan worden bekeken.
UIT: Een toegangscode is niet vereist om alarmen in het geheugen te bekijken met [*][3].
7 – Toegangscode vereist voor [*][4]
AAN: Als u het commando [*][4] Bellen gebruikt, moet een toegangscode worden ingevoerd voordat de bellen kunnen wor-
den in- en uitgeschakeld.
UIT: Een toegangscode is niet verplicht om bellen in of uit te schakelen met [*][4].
8 – [*][6] Toegankelijkheid
AAN: Alle gebruikerscodes bieden toegang tot het menu [*][6].
UIT: Alleen de mastercode biedt toegang tot het menu [*][6].
[024] Systeemoptie 12
1 – Gereserveerd
2 – Gereserveerd
3 – Wisselstroom/gelijkstroom voorkomt inschakelen
EN
AAN: Het systeem kan niet worden ingeschakeld als er een probleem met wisselstroom of een batterijprobleem is. Dit omvat
het inschakelen van het toetsenpaneel, de sleutelschakelaar, auto-alarminschakeling en DLS. Er wordt een fouttoon gege-
nereerd als de gebruiker probeert het systeem in te schakelen, wanneer er sprake is van een probleem met wis-
selstroom/gelijkstroom.
Opmerking: Het weergeven van problemen met wisselstroom ([016] optie 2) wordt sterk aanbevolen als deze optie is inge-
schakeld.
UIT: Het systeem kan worden ingeschakeld, ongeacht of er een probleem is met wisselstroom of gelijkstroom en de sys-
teembatterij wordt niet gecontroleerd bij het inschakelen.
4 – Manipulatie voorkomt inschakelen
EN
AAN: De volgende omstandigheden activeren Manipulatie voorkomt inschakelen:
Storingen op de zones, modules
l
Manipulaties op de zones, modules
l
Sectie 5: Programmering
- 121 -