Bijlage 5: Wettelijke goedkeuringen
Indien een afstandsbediening wordt gebruikt om uw inbraakalarmsysteem op afstand in te stellen of dit ongedaan te maken,
wordt u gewezen op het feit dat de dekking van eventuele gerelateerde verzekeringen niet geldt als er niemand in uw pand
is, maar het inbraakalarmsysteem/de inbraakalarmsystemen niet volledig is/zijn ingesteld. Wij raden u aan om voor advies
hierover contact op te nemen met uw verzekeringsmaatschappij(en).
De CIE- en meldingsapparatuur moet zodanig worden geplaatst en onder toezicht staan om het risico op vandalisme of
manipulatie te minimaliseren. De CIE-, signalerings- en netwerkapparatuur dient zich bij voorkeur op een plaats te bevinden
waar een bevestigde activering wordt gegenereerd.
HS3032 en HS3128 voldoen aan de criteria voor alarmsystemen voor opeenvolgende bevestigde indringing volgens norm
BS8243: 2010.
Om een alarmtoestand als opeenvolgend bevestigd te beschouwen:
a) Dienen de HS3032 en HS3128 zodanig te zijn geconfigureerd dat er tenminste twee aparte alarmtoestanden worden
gerapporteerd, waarbij ieder hiervan binnen de bevestigingstijd afkomstig is van een onafhankelijke detector. Sectie [042]
optie 003 (Opeenvolgende detectie), sectie [005]>[000].
Timer inbraakverificatie ingesteld op een waarde tussen 30 en 60.
b) De twee detectors dienen aan het volgende te voldoen:
1) verschillende technologieën die overlappende dekkingsgebieden mogen hebben; of
2) dezelfde technologie zonder overlappende dekkingsgebieden.
Iedere detector moet, om als onafhankelijk te worden beschouwd, worden geconfigureerd om alarmvoorwaarden afzon-
derlijk aan de HS3032 en HS3128 te rapporteren.
De HS3032 en HS3128 zijn in staat om met een van de volgende methoden de voltooiing van de volledige instelprocedure
te ondersteunen:
a) drukschakelaar die buiten het onder toezicht staande pand is gemonteerd. Er moeten instructies voor het te pro-
grammeren zonetype worden gegeven voor
het inschakelen met een sleutel, of
b) beveiligingsschakelaar (d.w.z. deurcontact) gemonteerd op de laatste uitgangsdeur van het gealarmeerde pand of
ruimte. Gebruik zonetype 016 (laatste deur ingesteld) voor de laatste uitgangsdeur.
In dit geval bestaat de instelprocedure uit twee fasen: het initiëren van de instelprocedure binnen het pand onder toezicht
(bijv. met behulp van draadloze sleutels PG8929, PG8939, PG8938, PG8949 of een gebruikerscode), gevolgd door het vol-
tooien van de instelling door een van de twee hierboven omschreven methoden.
Dit verhindert het gebruik van een getimede uitgangsprocedure.
Als er een beveiligingsschakelaar (bv. deurcontact) wordt gebruikt als methode voor het voltooien van een instelling, dan
dient het toetsenpaneel in de buurt van de laatste uitgangsdeur te worden gemonteerd, zodat de IAS direct kan worden uit-
geschakeld. Waar nodig dient te worden voorzien in aanvullende interne hoorbare indicaties (PG8911 binnensirenes),
zodat personen in een gebouw worden geïnformeerd dat de HS3032 en HS3128 op het punt staan om te worden ingesteld.
Er dient waar nodig in aanvullende toetsenpanelen te worden voorzien, zodat als het alarmpaneel is ingesteld er lokaal bin-
nen het bewaakte pand middelen beschikbaar zijn om het systeem uit te schakelen.
HS3032 en HS3128 zijn in staat om de volgende methoden voor uitschakelen overeenkomstig BS8243 te ondersteunen:
6.4.2 Verhindering van de toegang tot het bewaakte pand voordat de HS3032 en HS3128 zijn uitgeschakeld. Uitschakelen
met behulp van de draadloze sleutels PG8929, PG8939, PG8938, PG8949 voordat het bewaakte pand wordt betreden ver-
oorzaakt of laat de eerste toegangsdeur ontgrendelen. Programmeer in Sectie [009] dat PGM1 of PGM2 worden geactiveerd
wanneer het systeem wordt uitgeschakeld en geef het magnetische slot op de toegangsdeur vrij.
- 282 -