Er zijn verschillende zonefuncties programmeerbaar, afhankelijk van het type apparaat. Zie "Installatie van zones" op
pagina 86 voor meer informatie.
Voorregistratie
Voorregistratie is een procedure met twee stappen. De eerste stap vereist het invoeren van de ID van ieder apparaat ([804]
[001]-[716]). Ieder draadloos apparaat heeft een ID die op de sticker op het apparaat is afgedrukt. Het formaat is XXX-YYYY
waarbij:
XXX het type of model van het apparaat identificeert
l
YYYY een korte versleutelde ID is die door het systeem wordt gebruikt om het specifieke apparaat te identificeren
l
Voorregistratie kan op afstand en met DLS/SA worden uitgevoerd. De tweede stap is het drukken op de registratieknop op
het apparaat, wat meestal op locatie wordt gedaan. Bij deze stap hoeft Installateursprogrammering niet te worden geopend.
Beide stappen moeten worden uitgevoerd om de registratie te voltooien.
3.4 Met partities werken
Een partitie is een begrensd deel van het pand dat onafhankelijk van de overige delen werkt. Het partitioneren van een sys-
teem kan nuttig zijn als het pand buitengebouwen heeft die onafhankelijk van een hoofdruimte moeten worden beveiligd.
Elke partitie kan zijn eigen toetsenpaneel hebben of een toetsenpaneel kan toegang tot alle partities hebben (alleen als alle
partities tot dezelfde eigenaar behoren). Toegang tot partities door gebruikers wordt via toegangscodes gecontroleerd. Met
een mastercode kan toegang tot het hele systeem en alle partities worden verkregen, terwijl een gebruikerscode is beperkt
tot de toegewezen partities.
Het instellen van een partitie vereist de volgende handelingen:
De partitie aanmaken.
l
Bediening bel-/sirene definiëren.
l
Toetsenpanelen toewijzen.
l
Zones toewijzen.
l
Gebruikers toewijzen.
l
Een partitie installeren
Partities worden toegevoegd of verwijderd uit het systeem door het aanbrengen of verwijderen van een partitiemaskering
via de sectie Installateursprogrammering [200]. Het aantal beschikbare partities is afhankelijk van het model alarmcentrale.
Zie "[200] Partitiemaskering" op pagina 125 voor meer informatie.
Bediening bel/sirene
Elke partitie moet een sirene hebben. De systeemsirene die is aangesloten op de beluitgang van de alarmcontroller kan op
een centrale locatie binnen gehoorafstand van alle partities worden gemonteerd. Elke partitie kan ook draadloze sirenes
hebben, die alleen op de toegewezen partitie worden geactiveerd. Zie "Draadloze programmering" op pagina 144 voor
meer informatie.
Bediening enkelvoudige sirene-uitgang
Wanneer een sirene door alle partities wordt gedeeld, dan is de controle over het activeren/deactiveren van de uitgang
afhankelijk van de partitie die de alarmreeks heeft geïnitieerd. Alleen de partitie waar het alarm zijn oorsprong had kan de
beluitgang deactiveren.
Algemene zones, zoals rookmelders die door meerdere partities worden gedeeld, kunnen de sirene op alle partities waar-
aan de zone is toegewezen deactiveren.
Bediening meervoudige sirene-uitgang
Wanneer er in de installatie meerdere sirenes worden gebruikt, dan kunnen deze worden geprogrammeerd om geluiden
voor alarmomstandigheden voor alle partities of voor afzonderlijke partities te laten klinken met een maskering voor inscha-
kelen van partities.
Als sirenes met vaste bedrading worden gebruikt, gebeurt dit via busvoedingen met een bewaakte hoge stroomsterkte. De
uitgang wordt vervolgens geprogrammeerd als een uitgangstype Brand en inbraak PGM.
Sectie 3: Configuratie
- 50 -