De maximale vertragingstijd voor binnenkomst mag niet meer bedragen dan 45 sec. (of 25 seconden voor een lokaal systeem) als gevolg van de aanvalstest. De
l
maximale uitgangsvertragingstijd mag niet meer dan 60 seconden bedragen.
Ter bescherming van de behuizing van de regeleenheid moet een manipulatieschakelaar worden gebruikt. Er moet ook een manipulatieschakelaar op de ach-
l
terkant van het toetsenpaneel worden gebruikt om verwijdering van de muur te detecteren.
24 uur inkomende verzending moet zijn ingeschakeld.
l
Open/sluiten bevestiging ingeschakeld. (Niet het politiebureau).
l
De installatie moet gebruikmaken van het interne communicatiemiddel (DACT of IP) alleen of in combinatie met mobiele plug-inmodules, model LE9080, 3G9080
l
of 3H9080, die via het mobiele datanetwerk of een ethernetnetwerk 10/100BaseT met de compatibele I/II/III/IV/5-ontvanger van het Sur-Gard System com-
municeren.
UL Signaliseringsapparatuur voor thuiszorg
Er moeten ten minste twee toetsenpanelen zijn: een van elk compatibel model toetsenpaneel HS2LCD, HS2LCDP, HS2LCDRF9, HS2LCDRFP9,
l
HS2LCDWF9, HS2LCDWFP9, HS2LCDWFPV9, HS2TCHP.
Ieder systeem wordt zodanig geprogrammeerd dat een hoorbaar probleemsignaal geactiveerd wordt binnen 90 seconden na het verlies van micro-
l
processorgeheugen
ULC-meldkamer brand- en inbraakbewakingsinstallaties
Voor installatie-eisen, beveiligingsniveaus, communicatiemodules en configuraties (zie de ULC-installatiehandleiding voor PowerSeries Pro, onderdeelnummer
l
DSC 29010346)
HS2TCHP E toetsenpaneel met touchscreen is alleen voor aanvullend gebruik met ULC commerciële brandbewaking
l
Voor commerciële brandbewaking kan de primaire doorgifte van een stroomstoring maximaal 3 uur worden vertraagd en moet de bel worden uitgeschakeld.
l
Programmering
De opmerkingen in de programmeringssecties van de PowerSeries Pro-handleiding die de systeemconfiguraties voor UL-/ULC-gecertificeerde installaties bevat, moe-
ten worden geïmplementeerd.
Controle van het beveiligde pand
Om een UL-gecertificeerd systeem te hebben, moet de beschermde ruimte onder de verantwoordelijkheid van één eigenaar en beheerder vallen (d.w.z. één bedrijf
onder één naam). Dit kan een groep aaneengesloten of niet-aaneengesloten gebouwen met verschillende adressen zijn, maar die onder de verantwoordelijkheid vallen
van een persoon met een wederzijds belang. De persoon van wederzijds belang is niet het alarminstallerende bedrijf.
Opmerking: Dit geldt niet voor winkelcentra waar ieder onafhankelijk bedrijf zijn eigen aparte alarmsysteem moet hebben.
Voorbeeld 1: een commercieel gepartitioneerd systeem dat een kantoor- en een magazijnruimte heeft in een gebouw waar iedere ruimte onafhankelijk kan worden in-
of uitgeschakeld. Voorbeeld 2: een residentieel systeem dat is gepartitioneerd zodat de garageruimte afzonderlijk van het huis wordt ingeschakeld.
Elk van de bovenstaande voorbeelden valt onder de exclusieve verantwoordelijkheid van één eigenaar. De bel en DACT-voeding moeten zich bij gepartitioneerde sys-
temen in een beschermde ruimte bevinden. De bel en DACT-voeding moeten zodanig zijn geplaatst dat ze door de persoon of personen die verantwoordelijk zijn voor
het onderhoud van het beveiligingssysteem tijdens de dagelijkse inschakelcyclus kunnen worden gehoord.
Locatie van de bel
Het apparaat dat het alarmsignaal afgeeft (bel) moet zich op een locatie bevinden waar het door de persoon die het beveiligingssysteem bedient tijdens de dagelijkse
in- en uitschakelcyclus kan worden gehoord.
Bescherming van de regeleenheid
De lokale regeleenheid en de lokale stroomvoorziening moeten worden beschermd op een van de volgende manieren:
De regeleenheid en het hoorbare alarmapparaat moeten zich in een beschermde ruimte bevinden die 24 uur per dag is ingeschakeld.
l
Iedere partitie moet het alarm inschakelen dat de regeleenheid en de voeding van het hoorbare alarmapparaat beschermt. Het kan nodig zijn om bescherming te
l
verdubbelen door alarminschakeling van iedere partitie. De toegang tot deze beschermde ruimte vereist dat alle partities worden uitgeschakeld, zonder dat er een
alarm wordt veroorzaakt.
In alle hierboven beschreven gevallen, moet het beschermde gebied van de regeleenheid worden geprogrammeerd als niet-onderdrukbaar.
l
Sporadische gebruikers
De installateur moet de gebruiker erop wijzen om geen informatie over het systeem (bijv. codes, overbruggingsmethoden, enz.) aan tijdelijke gebruikers (bijv. onder-
houdspersoneel) te geven en hiervoor uitsluitend codes voor eenmalig gebruik uit te geven.
Informatie voor de gebruiker
De installateur moet de gebruikers over het volgende informeren en dit in de gebruikershandleiding noteren:
Naam en telefoonnummer dienstverlener
l
De geprogrammeerde tijd voor vertrek- en binnenkomst.
l
Instructies om het systeem wekelijks te testen
l
Merk op dat de installateurscode het systeem niet kan in- of uitschakelen.
l
Bijlage 5: Wettelijke goedkeuringen
- 275 -