Sectie 4: Bediening van het systeem
periode geen bewoners naar de locatie terugkeren. Activering van deze functietoets vereist een toegangscode. Deze functie
werkt alleen terwijl het systeem is uitgeschakeld.
Zie "[*][9] Geen toegang inschakelen" op pagina 76 voor meer informatie.
[06] Bel aan/uit
Deze functie schakelt de deurbel in of uit en is hetzelfde als het indrukken van [*][4]. Het alarmsysteem moet worden uit-
geschakeld om deze functie te gebruiken. Als optie 7 in sectie [023] is ingeschakeld, dan vereist deze functietoets een toe-
gangscode.
[07] Systeemtest
Deze functie voert een systeemtest uit wanneer ingedrukt en is het equivalent van het invoeren van [*][6][toegangscode][04].
Het alarmsysteem moet worden uitgeschakeld om deze functie te gebruiken. Zie "[*][6] Gebruikersfuncties" op pagina 72
voor meer informatie.
[09] Nachtstand inschakelen
Alle buitenrand- en interieurzones, met uitzondering van de nachtzones, worden ingeschakeld. Deze toets werkt alleen wan-
neer het systeem is uitgeschakeld of in de modus aanwezig is ingeschakeld.
Als er geen nachtzones zijn geprogrammeerd, dan schakelt het alarmsysteem in de modus afwezig met een hoorbare uit-
gangsvertraging in. Uitgangsvertraging actief.
Inschakelen in deze modus activeert de PGM-uitgang afwezig inschakelen.
[12] Overal aanwezig inschakelen
Deze functie schakelt alle partities in die zijn toegewezen aan de gebruiker in de modus aanwezig, op voorwaarde dat ze
gereed zijn voor inschakelen. Als een partitie niet gereed is, dan kan het systeem niet worden ingeschakeld. Bij deze optie
is een toegangscode vereist.
[13] Overal afwezig inschakelen
Deze functie schakelt alle partities in die zijn toegewezen aan de gebruiker in de modus afwezig, op voorwaarde dat ze
gereed zijn voor inschakelen. Als een partitie niet gereed is, dan kan het systeem niet worden ingeschakeld. Bij deze optie
is een toegangscode vereist.
[14] Overal uitschakelen
Deze functie schakelt alle partities uit die aan de gebruiker zijn toegewezen. Bij deze optie is een toegangscode vereist.
[15] Temperatuur
Met deze functie kan het toetsenpaneel onmiddellijk toegang verkrijgen tot het menu temperatuurweergave.
[16] Snel vertrek
Druk op deze toets om de gebruiker in staat te stellen een ingangs-/uitgangsdeur te openen en sluiten zonder het systeem
uit te schakelen. Deze functie is gelijk aan het invoeren van [*][0] op het toetsenpaneel terwijl de partitie is ingeschakeld. Als
snel vertrek niet is ingeschakeld op het systeem, of wanneer het systeem is uitgeschakeld, veroorzaakt het drukken op deze
toets een fouttoon. Een toegangscode is niet verplicht om deze toets te gebruiken. Zie "[015] Systeemoptie 3" op pagina 112
voor meer informatie.
[17] Binnenshuis inschakelen
Deze toets verwijdert of schakelt automatisch overbruggen in voor alle zones aanwezig/afwezig (gelijk aan drukken op [*][1],
wanneer ingeschakeld).
Als deze functie wordt uitgevoerd, terwijl ingeschakeld aanwezig en nachtzones zijn geprogrammeerd, dan schakelt het sys-
teem in de Nachtmodus in. Als er geen nachtzones zijn geprogrammeerd, dan schakelt het systeem in de modus Afwezig in.
Als het systeem is ingeschakeld in de modus Nacht of Afwezig, dan schakelt deze toets het terug naar de modus Aanwezig.
Met deze toets schakelt de modus inschakelen niet over van Nacht naar Afwezig.
Deze toets werkt alleen als het systeem is ingeschakeld en een toegangscode vereist indien sectie [015] optie 4 is uit-
geschakeld.
[21]-[24] Commando-uitgang 1 t/m 4
Deze functie beheert commando-uitgangen 1 - 4 en is het equivalent van het invoeren van [*][7][X], waarbij X staat voor 1, 3
of 4.
Er is een toegangscode vereist om deze functie te gebruiken.
Het selecteren van opdrachtuitgang 2 is het equivalent van het indrukken van [*][7][2] sensor resetten. Zie "103 – Sensor
resetten [*][7][2]" op pagina 97 voor meer informatie.
- 60 -