Opstartprocedure – knippert snel tot het einde van de opstartprocedure.
l
Firmware-indicatie – knippert tijdens de upgradeprocedure voor firmware. Als de firmware-upgrade mislukt, dan knip-
l
pert de led snel.
Knipperende cadansen (timing) - Tijdens een firmware-upgrade zal de status-led knipperen: 800 ms aan / 800 ms
l
uit. Deze toon wordt aan het einde van de upgradeprocedure voor de firmware gewist. Als de firmware-upgrade mis-
lukt, dan knippert de status-led: 200 ms aan / 200 ms uit. Deze toon wordt gewist wanneer de upgradeprocedure
voor de firmware opnieuw wordt geprobeerd.
Probleemindicatie – knippert als er problemen zijn. Tijdens normaal bedrijf moet de status-led met de volgende knip-
l
perende patronen problemen aangeven. Er wordt geen probleem aangegeven door 120 ms aan / 10 sec uit. Pro-
blemen woorden aangegeven door een aantal flitsen 400 ms aan / 400 ms uit (1,7 sec tussen flitsen). Problemen
met een lager aantal flitsen moeten als hogere prioriteit worden beschouwd en onderdrukken de indicatie van pro-
blemen met een lagere prioriteit.
Problemen worden aangeduid op basis van de volgende prioriteit:
1 flits - geen toetsenpanelen geregistreerd
2 flitsen - probleem toezicht module
3 flitsen - lage spanning bus
4 flitsen - probleem batterij bijna leeg
5 flitsen - probleem wisselstroom
6 flitsen - AUX-probleem
7 flitsen - belprobleem
8 flitsen - TLM-probleem
Het invoeren van gegevens
In deze gebruiksaanwijzing gebruikte conventies
Vierkante haakjes [ ] geven getallen of symbolen aan die op het toetsenpaneel moeten worden ingevoerd.
bijv. [*][8][Installateurscode][804] vereist de volgende toetsinvoer:
[*][8][5555][804]
[*] Initieert een speciale opdracht.
[5555] is de standaard installateurscode. De standaard installateurscode moet bij de initiële programmering van het sys-
teem worden gewijzigd.
[804] geeft aan welke programmeersectie wordt geopend.
Letters handmatig invoeren (systeemlabels).
1. Ga in Installateursprogrammering naar de sectie die tekstinvoer vereist.
2. Gebruik de navigatietoetsen [<][>] om de cursor naar een lege plek of een bestaand teken te verplaatsen.
3. Druk op de cijfertoets die met de juiste letter overeenkomt. Iedere cijfertoets geeft toegang tot drie letters en een cijfer. Bij
de eerste keer drukken op de cijfertoets wordt de eerste letter weergegeven. Bij de tweede keer drukken wordt de tweede
letter weergegeven enz.
1
2
A, B, C, 1
D, E, F, 2
G, H, I, 3
4
5
J, K, L, 4
M, N, O, 5
P, Q, R, 6
7
8
S, T, U, 7
V, W, X, 8
Y, Z, 9,0
0
Spatie
4. Druk op [*] om kleine letters te selecteren. De lijst Opties selecteren wordt geopend. Blader naar "kleine letters" en druk
nogmaals op [*] om te selecteren.
5. Gebruik wanneer de gewenste letter of het gewenste cijfer verschijnt de navigatietoetsen [<][>] om naar de volgende let-
ter te bladeren.
6. Druk na het invoeren op de [*]-toets en gebruik de toetsen [<][>] om naar "Opslaan" te bladeren en druk vervolgens op [*].
7. Herhaal dit vanaf stap 2 tot alle labels zijn geprogrammeerd.
Sectie 3: Configuratie
3
6
9
- 48 -