Installatie van de HS3032/HS3128 in een HSC3020C-behuizing
Afbeelding 2-14 Bedrading paneel voor behuizing HSC3020C
Voltooi bij HSC3020C-installaties de volgende stappen:
1. Voer de wisselstroomkabel door de opening aan de onderkant van de behuizing en bevestig het met kabelbinders,
zoals in afbeelding 2-5 wordt getoond.
2. Sluit de wisselstroomdraden aan op het zekeringblok, zoals weergegeven.
Opmerking: Plaats kabelbinders over de isolatie van de kabel, niet direct op de blootgestelde wisselstroomdraden.
WAARSCHUWING: Verkeerde aansluitingen kunnen leiden tot PTC-storingen of onjuiste werking. Inspecteer de bedrading
en zorg dat de aansluitingen correct zijn voordat u de stroom inschakelt.
Opmerkingen betreffende de installatie NL
1. Deze apparatuur, alarmcontroller HS enz. mag alleen binnenshuis worden geïnstalleerd en gebruikt in een omgeving
met een maximale verontreinigingsgraad van 2 en overspanningscategorie II NIET-GEVAARLIJKE LOCATIE. De appa-
ratuur is VAST en PERMANENT AANGESLOTEN en is ontworpen om uitsluitend door vakbekwame personen te worden
geïnstalleerd. Vakbekwaam persoon wordt gedefinieerd als een persoon met de juiste technische opleiding en ervaring
die noodzakelijk is om zich bewust te zijn van gevaren waaraan die persoon kan worden blootgesteld bij het uitvoeren van
een taak en van maatregelen om de risico's voor die persoon of personen tot een minimum te beperken.
2. De aansluiting op het elektriciteitsnet moet gebeuren volgens de regels en voorschriften van de plaatselijke autoriteiten:
in het Verenigd Koninkrijk volgens BS6701. Een geschikte uitschakelinrichting moet worden geleverd als onderdeel van
de installatie van het gebouw. Als het niet mogelijk is om te vertrouwen op de identificatie van de NEUTRAAL in de
WISSELSTROOMVOEDING, moet de uitschakelinrichting beide polen tegelijkertijd ontkoppelen (LIJN en NEUTRAAL). Het
apparaat moet de voeding ontkoppelen tijdens onderhoud.
3. De behuizing van de apparatuur moet voor het gebruik aan de structuur van het gebouw worden bevestigd.
4. De interne bedrading moet zodanig worden gelegd dat de volgende omstandigheden niet mogelijk zijn:
Sectie 2: Installatie
- 24 -