Sectie 5: Programmering
Systeemopties
[013] Systeemoptie 1
1 – NC-lus/EOL
AAN: Alle zones worden als normaal gesloten circuits aangesloten en zijn verbonden met een COM-terminal. EOL-weer-
stand is niet vereist. Er wordt een alarm gegenereerd wanneer het circuit wordt geopend.
UIT: Alle zones moeten worden bekabeld met een EOL-weerstandsconfiguratie. Dit wordt bepaald door optie 2 hieronder.
Opmerking: De geldige EOL-waarde is 5600 ohm (5,6 KΩ).
2 – DEOL/SEOL
AAN: Alle zones gebruiken DEOL-weerstanden, met uitzondering van zonetypen Standaard brand, Vertraagde brand, Auto-
geverifieerde brand, CO en Toezicht. DEOL-weerstanden zorgen ervoor dat zonefouten en manipulatie kunnen worden
gedetecteerd. De manipulatieweerstand (5,6 KΩ) wordt parallel geplaatst over het apparaat dat het alarm activeert, en de
enkelvoudige EOL-weerstand (5,6 KΩ) wordt geplaatst tussen de alarm- en manipulatiecontacten.
Dit maakt detectie mogelijk van zonefouten (kortgesloten zone), manipulatie (open zone), alarmen (11,2 KΩ) en herstelde
zones (5,6 KΩ).
Als de zone is uitgeschakeld en in de manipulatie- of storingstoestand wordt geplaatst, hoort u storingstonen op alle toet-
senpanelen van het systeem totdat op elke partitie een toets wordt ingedrukt. Een zonemanipulatie wordt naar de meld-
kamer verzonden, indien geprogrammeerd. Als de zone is ingeschakeld en een manipulatie is geactiveerd, worden het
manipulatiealarm en het zonealarm geregistreerd en verzonden.
UIT: Alle zones moeten een weerstand van 5,6 KΩ hebben. Als de zone kortgesloten of open is, bevindt deze zich in de
geactiveerde toestand. Als de zone open en geprogrammeerd als een brandzone is, bevindt deze zich in de pro-
bleemtoestand. De EOL- en DEOL-zone-attributen overbruggen deze systeemoptie.
Opmerking: Zonefouten (toezicht) op draadloze zones veroorzaken geen hoorbaar alarm, wanneer ingeschakeld.
3 – Toon alle problemen wanneer ingeschakeld
AAN: De storings-led brandt als er problemen zijn met het systeem in zowel de ingeschakelde als de uitgeschakelde toe-
stand.
UIT: De storings-led brandt bij alle problemen terwijl deze is uitgeschakeld, maar alleen bij brandproblemen terwijl deze is
ingeschakeld.
4 – Manipulatie/storingen worden niet als open weergegeven
AAN: De zone wordt niet geopend als de zone zich in de manipulatie- of storingstoestand bevindt. Alleen de storings-led
brandt.
UIT: De respectieve zone-led geeft aan of de zone zich in de manipulatie- of storingstoestand bevindt. De storings-led
brandt ook.
5 – Schema automatisch inschakelen in [*][6]
AAN: De schema's voor automatisch inschakelen ([151] - [158]) zijn zowel toegankelijk via [*][6] als via Instal-
lateursprogrammering.
UIT: De schema's voor automatisch inschakelen ([151] - [158]) zijn alleen toegankelijk via Installateursprogrammering.
Opmerking: Met deze schakelaar kunt u de toegang voor alle acht partities controleren.
6 – Hoorbare fout vertrek
AAN: Als een vertragingszone wordt geschonden nadat de uitgangsvertraging is verstreken, klinkt een waarschuwing voor
de toegangsvertraging via het toetsenpaneel en geeft de sirene aan dat er een onjuiste uitgang is gemaakt. Als het alarm-
systeem binnen de toegangsvertragingsperiode is uitgeschakeld, wordt er geen signaal verzonden.
UIT: De waarschuwing voor de toegangsvertraging klinkt alleen via het toetsenpaneel.
7 – Gebeurtenisbuffer volgt slinger
AAN: Zodra een gebeurtenis de geprogrammeerde swinger-uitschakelingsgrens "[377] Communicatievariabelen" op pagina
134 bereikt, dan worden de gebeurtenissen niet meer in de gebeurtenisbuffer geregistreerd totdat de slingerafsluiting wordt
gereset. Dit voorkomt dat de gebeurtenisbuffer wordt gevuld met valse gebeurtenissen.
UIT: De gebeurtenisbuffer blijft gebeurtenissen in de buffer registreren, zelfs nadat de gebeurtenis in slingerafsluiting is
gegaan.
- 111 -