Instelling
Betekenis
NAMESERVER
Netwerkadres van de domeinserver. Wanneer
DOMAIN en NAMESERVER gedefinieerd zijn,
kunt u in de Mount-tabel de symbolische
computernamen gebruiken, zodat de invoer van
het IP-adres komt te vervallen. Als alternatief
kunt u ook DHCP voor het dynamische beheer
toewijzen
De opgave via het protocol vervalt bij de iTNC 530; er
wordt gebruikgemaakt van het overdrachtprotocol volgens
RFC 894.
De voor de apparatuur specifieke netwerkinstellingen
Druk op de softkey DEFINE MOUNT voor het invoeren van de voor
de apparatuur specifieke netwerkinstellingen. Er kunnen willekeurig
veel netwerkinstellingen worden vastgelegd, er kunnen echter
maximaal 7 tegelijkertijd beheerd worden
Instelling
Betekenis
MOUNT-
Koppeling via nfs:
DEVICE
Naam van de directory die moet worden
aangemeld. Deze naam bestaat uit het
netwerkadres van de server, een dubbele punt
en de naam van de te mounten directory.
Invoer: vier door een punt gescheiden
getalwaarden; waarde bij de netwerkspecialist
opvragen, bijv. 160.1.13.4. Directory van de
NFS-server die u met de TNC wilt verbinden.
Let bij het invoeren van het pad op
hoofdletters/kleine letters
Koppeling via smb:
Netwerk- en vrijgavenaam van de computer
invoeren, bijv. //PC1791NT/C
MOUNT-
Naam die de TNC in bestandsbeheer weergeeft,
POINT
wanneer de TNC met het apparaat is verbonden.
Let op: de naam moet worden afgesloten met
een dubbele punt
FILESYSTEM-
Bestandssysteemtype.
TYPE
NFS: Network File System
SMB: Server Message Block (Windows-protocol)
HEIDENHAIN iTNC 530
725