Diepte Q201 (incrementeel): afstand
werkstukoppervlak - bodem van de tap
Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat
waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst;
waarde groter dan 0 invoeren
Aanzet diepteverplaatsing Q206:
verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het
verplaatsen naar diepte in mm/min
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
tussen kopvlak van het gereedschap en het
werkstukoppervlak
Coördinaat werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
absolute coördinaat van het werkstukoppervlak
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin een botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting)
uitgesloten is
Factor baanoverlapping Q370: Q370 x
gereedschapsradius levert de zijdelingse verplaatsing
k op. Maximale invoerwaarde: 1,9999
HEIDENHAIN iTNC 530
Voorbeeld: NC-regels
8 CYCL DEF 257 RONDE TAP
Q223=60
;DIAM. BEWERKT WERKSTUK
Q222=60
;DIAM. ONBEW. WERKSTUK
Q368=0.2
;OVERMAAT ZIJKANT
Q207=500
;AANZET FREZEN
Q351=+1
;FREESWIJZE
Q201=-20
;DIEPTE
Q202=5
;DIEPTE-INSTELLING
Q206=150
;AANZET DIEPTEVERPL.
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFST.
Q203=+0
;COÖR. OPPERVLAKTE
Q204=50
;2E VEILIGHEIDSAFST.
Q370=1
;BAANOVERLAPPING
9 CYCL CALL POS X+50 Y+50 Z+0 FMAX M3
437