Palletniveau instellen
Pallet-id: de palletnaam wordt aangegeven
Methode: u kunt de bewerkingsmethoden WORKPIECE ORIENTED
resp. TOOL ORIENTED selecteren. Uw keuze wordt in het
bijbehorende werkstukniveau overgenomen en overschrijft de
eventueel bestaande invoer. In de tabelweergave verschijnt de
methode WERKSTUKGEORIËNTEERD met WPO en
GEREEDSCHAPSGEORIËNTEERD met TO.
Item TO-/WP-ORIENTED kan niet met een softkey
worden ingesteld. Dit verschijnt alleen wanneer op het
werkstuk- resp. opspanningsniveau verschillende
bewerkingsmethoden voor de werkstukken zijn ingesteld.
Als de bewerkingsmethode op het opspanningsniveau
wordt ingesteld, worden de ingevoerde gegevens in het
werkstukniveau overgenomen en eventueel bestaande
gegevens overschreven.
Status: met de softkey ONBEWERKT WERKSTUK wordt de pallet met de
bijbehorende opspanningen of werkstukken aangeduid als nog niet
bewerkt, in het veld Status wordt BLANK ingevoerd. Gebruik de
softkey VRIJE PLAATS als u de pallet bij de bewerking wilt overslaan.
In het veld Status verschijnt EMPTY
Details op palletniveau instellen
Pallet-id: voer de palletnaam in
Nulpunt: voer het nulpunt voor de pallet in
NP-tabel: voer de naam en het pad van de nulpunttabel voor het
werkstuk in. De invoer wordt in het opspannings- en
werkstukniveau overgenomen.
Veil. hoogte: (optioneel): veilige positie voor de afzonderlijke assen
gerelateerd aan de pallet. De opgegeven posities worden alleen
benaderd wanneer deze waarden in de NC-macro's worden gelezen
en dienovereenkomstig worden geprogrammeerd.
188
4 Programmeren: basisbegrippen, bestandsbeheer, programmeeronder-steuning, palletbeheer