10.2 Subprogramma's
Werkwijze
1 De TNC voert het bewerkingsprogramma tot aan de oproep van
een subprogramma CALL LBL uit
2 Vanaf deze plaats werkt de TNC het opgeroepen subprogramma t/
m het einde van het subprogramma LBL 0 af
3 Vervolgens gaat de TNC door met het bewerkingsprogramma
vanaf de regel die volgt op de subprogramma-oproep CALL LBL
Programmeeraanwijzingen
Een hoofdprogramma kan max. 254 subprogramma's bevatten
Subprogramma's kunnen in willekeurige volgorde willekeurig vaak
opgeroepen worden
Een subprogramma mag zichzelf niet oproepen
Subprogramma's moeten aan het einde van het hoofdprogramma
(na de regel met M2 resp. M30) geprogrammeerd worden
Wanneer subprogramma's in het bewerkingsprogramma vóór de
regel met M2 of M30 staan, worden zij zonder oproep minstens
eenmaal uitgevoerd
Subprogramma programmeren
Begin kenmerken: toets LBL SET indrukken
Nummer van subprogramma invoeren. Wanneer u
LABEL-namen wilt gebruiken: Softkey LBL-NAAM
indrukken, om naar tekstinvoer om te schakelen
Einde kenmerken: toets LBL SET indrukken en
LABEL-nummer "0" invoeren
Subprogramma oproepen
Subprogramma oproepen: Toets LBL CALL indrukken
Labelnummer: Label-nummer van het op te roepen
subprogramma invoeren. Wanneer u LABEL-namen
wilt gebruiken: Softkey LBL-NAAM indrukken, om
naar tekstinvoer om te schakelen
Herhalingen REP: dialoog met toets NO ENT
overslaan. Herhalingen REP alleen bij herhalingen van
programmadelen toepassen
CALL LBL 0 is niet toegestaan, omdat dit toegepast wordt
voor het oproepen van einde subprogramma.
HEIDENHAIN iTNC 530
585