5.3 Gereedschapscorrectie
Inleiding
De TNC corrigeert de gereedschapsbaan met de correctiewaarde voor
gereedschapslengte in de spilas en met de gereedschapsradius in het
bewerkingvlak.
Wanneer het bewerkingsprogramma direct op de TNC gemaakt
wordt, dan is de radiuscorrectie van het gereedschap alleen in het
bewerkingsvlak actief. De TNC houdt daarbij rekening met maximaal
5 assen, inclusief de rotatie-assen.
Wanneer een CAD-systeem programmaregels met
vlaknormaalvectoren maakt, kan de TNC een
driedimensionale gereedschapscorrectie uitvoeren, zie
"Driedimensionale gereedschapscorrectie (software-optie
2)", bladzijde 219.
Gereedschapslengtecorrectie
De gereedschapslengtecorrectie werkt, zodra een gereedschap wordt
opgeroepen en in de spilas wordt geplaatst. Zij wordt opgeheven, als
een gereedschap met lengte L=0 wordt opgeroepen.
Wanneer een lengtecorrectie met positieve waarde door
TOOL CALL 0 wordt opgeheven, wordt de afstand van
gereedschap tot werkstuk kleiner.
Na de gereedschapsoproep TOOL CALL verandert de
geprogrammeerde weg van het gereedschap in de spilas
met het lengteverschil tussen het oude en het nieuwe
gereedschap.
Bij de lengtecorrectie worden de deltawaarden zowel uit de TOOL
CALL-regel als uit de gereedschapstabel meeberekend.
Correctiewaarde = L + DL
TOOL CALL
Gereedschapslengte L uit TOOL DEF-regel of
L:
gereedschapstabel
DL
:
Overmaat DL voor lengte uit TOOL CALL-regel
TOOL CALL
(hiermee wordt geen rekening gehouden in de
digitale uitlezing)
DL
:
Overmaat DL voor lengte uit de
TAB
gereedschapstabel
HEIDENHAIN iTNC 530
+ DL
met
TAB
215