Werkwijze van de puntentabellen met SL-cycli en cyclus 12
De TNC interpreteert de punten als extra nulpuntverschuiving.
Werkwijze van de puntentabellen met cycli 200 t/m 208 en 262
t/m 267
De TNC interpreteert de punten van het bewerkingsvlak als
coördinaten van het middelpunt van de boring. Als u de in de
puntentabel gedefinieerde coördinaat in de spilas als
startpuntcoördinaat wilt gebruiken, moet de bovenkant van het
werkstuk (Q203) op 0 worden ingesteld.
Werkwijze van de puntentabellen met cycli 210 t/m 215
De TNC interpreteert de punten als extra nulpuntverschuiving. Als u
de in de puntentabel gedefinieerde punten als startpuntcoördinaten
wilt gebruiken, moeten de startpunten en de bovenkant van het
werkstuk (Q203) in de desbetreffende freescyclus met 0 worden
geprogrammeerd.
Werkwijze van de puntentabellen met cycli 251 t/m 254
De TNC interpreteert de punten van het bewerkingsvlak als
coördinaten van het startpunt van de cyclus. Als u de in de puntentabel
gedefinieerde coördinaat in de spilas als startpuntcoördinaat wilt
gebruiken, moet de bovenkant van het werkstuk (Q203) op 0 worden
ingesteld.
Geldt voor alle cycli 2xx
Zodra bij de CYCL CALL PAT de actuele
gereedschapsaspositie onder de veilige hoogte ligt, geeft
de TNC de foutmelding PNT: veiligheidshoogte te
klein. De veilige hoogte wordt berekend uit de som van
de coördinaat bovenkant werkstuk (Q203) en de
2e veiligheidsafstand (Q204, of veiligheidsafstand Q200
als de waarde van Q200 groter is dan die van Q204).
HEIDENHAIN iTNC 530
357