Positioneergedrag van de PLANE-functie
vastleggen
Overzicht
Ongeacht de PLANE-functie die u gebruikt om het gezwenkte
bewerkingsvlak te definiëren, beschikt u altijd over de volgende
functies voor het positioneergedrag:
Automatisch naar binnen zwenken
Keuze van alternatieve zwenkmogelijkheden
Keuze van de wijze van transformatie
Automatisch naar binnen zwenken: MOVE/TURN/STAY (verplichte
invoer)
Nadat alle parameters voor de definitie van de vlakken zijn ingevoerd,
moet u vastleggen hoe de rotatie-assen op de berekende aswaarden
naar binnen moeten worden gezwenkt:
De PLANE-functie moet ervoor zorgen dat de rotatie-
assen automatisch op de berekende aswaarden naar
binnen zwenken, waarbij de relatieve positie van het
werkstuk ten opzichte van het gereedschap niet
verandert. De TNC voert een compensatiebeweging
in de lineaire assen uit
De PLANE-functie moet ervoor zorgen dat de rotatie-
assen automatisch op de berekende aswaarden naar
binnen zwenken, waarbij alleen de rotatie-assen
gepositioneerd worden. De TNC voert geen
compensatiebeweging in de lineaire assen uit
U zwenkt de rotatie-assen in een volgende,
afzonderlijke positioneerregel zelf naar binnen
Indien u de optie MOVE (PLANE-functie moet automatisch met
compensatiebeweging naar binnen zwenken) hebt geselecteerd,
moeten de twee hierna beschreven parameters Afstand tot
hartlijn van gereedschapspunt enAanzet? F= worden gedefinieerd.
Indien u de optie TURN (PLANE-functie moet automatisch zonder
compensatiebeweging naar binnen zwenken) hebt geselecteerd,
moet de hierna beschreven parameter Aanzet? F= worden
gedefinieerd. Als alternatief voor een direct met een getalwaarde
gedefinieerde aanzet F, kunt u de inzwenkbeweging ook met FMAX
(ijlgang) of FAUTO (aanzet uit TOOL CALL-regel) laten uitvoeren.
Als u de functie PLANE AXIAL in combinatie met STAY
gebruikt, moet u de rotatieassen in een afzonderlijke
positioneerregel volgens de PLANE-functie naar binnen
zwenken.
562
9 Programmeren: speciale functies