382 Banden en velgen
De beladingstoestanden "gedeeltelijk beladen"
of "volledig beladen" worden in de tabel weerge‐
geven door een verschillend aantal personen en
bagage. Het daadwerkelijke aantal zitplaatsen
kan daarvan afwijken.
Bandenspanningscontrole
Werking van de bandenspanningscontrole
Het systeem controleert met behulp van de ban‐
denspanningssensor de bandenspanning en de
bandentemperatuur van de op de auto gemon‐
teerde banden.
De bandenspanning en de bandentemperatuur
worden op de boordcomputer weergegeven
(
pagina 382).
/
Bij een duidelijk drukverlies of een te hoge tem‐
peratuur van de banden wordt u op de volgende
manieren gewaarschuwd:
door displaymeldingen (
/
R
door het waarschuwingslampje h in het
R
combi-instrument (
pagina 484)
/
De bandenspanningscontrole is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is ervoor verantwoor‐
delijk, de bandenspanning in te stellen op de
geadviseerde, voor de bedrijfsomstandigheden
geschikte bandenspanning voor koude banden.
In de meeste gevallen herkent de bandenspan‐
ningscontrole de referentiewaarde automatisch
nadat de bandenspanning is gewijzigd. De refe‐
rentiewaarden kunnen echter ook door handma‐
tig opnieuw starten van de bandenspannings‐
controle worden geactualiseerd (
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
De bandenspanning is verkeerd ingesteld.
R
Er treedt een plotseling drukverlies op, bij‐
R
voorbeeld veroorzaakt door een binnenge‐
drongen voorwerp.
pagina 460)
Er treedt een storing door een andere radio‐
R
bron op.
Bandenspanning met bandenspanningscon‐
trole controleren
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
R
Boordcomputer:
Service
4
Een van de volgende weergave verschijnt:
Actuele bandenspanning en bandentempera‐
R
tuur van de afzonderlijke wielen:
pagina 383).
/
Bandenspanningsindicatie verschijnt na
R
enkele minuten rijden
Banden
5