Als de snelheid bij het begin van het afremmen
hoger dan 70 km/h is, wordt de alarmknipper‐
lichtinstallatie ingeschakeld zodra de auto tot
stilstand is gekomen. Als vervolgens wordt ver‐
der gereden, wordt de alarmknipperlichtinstalla‐
tie bij circa 10 km/h automatisch uitgeschakeld.
De alarmknipperlichtinstallatie kan ook met de
alarmknipperlichtentoets worden uitgeschakeld.
ATTENTION ASSIST
Functie van de ATTENTION ASSIST
De ATTENTION ASSIST ondersteunt u bij lange,
monotone ritten op bijvoorbeeld autosnelwegen.
Indien de ATTENTION ASSIST tekenen van ver‐
moeidheid of toenemende onoplettendheid bij
de bestuurder herkent, wordt een pauze voorge‐
steld.
De ATTENTION ASSIST is slechts een hulpmid‐
del. Hij kan vermoeidheid of toenemende onop‐
lettendheid niet altijd tijdig herkennen. Het sys‐
teem is geen vervanging van een uitgeruste en
opmerkzame bestuurder. Bij langere ritten tijdig
en regelmatig pauzes nemen, waarbij u goed
kunt uitrusten.
U kunt kiezen tussen twee instellingen:
Standaard: Normale gevoeligheid van het
R
systeem
Gevoelig: Verhoogde gevoeligheid van het
R
systeem. De bestuurder wordt eerder
gewaarschuwd en de door het systeem
bepaalde alertheidstoestand (attentieniveau)
wordt overeenkomstig aangepast.
Als vermoeidheid of een toenemende onoplet‐
tendheid wordt herkend, verschijnt op het instru‐
mentendisplay de waarschuwing:
Assist:
pauze!. U kunt de melding bevestigen en
naar behoefte pauze nemen. Als u geen pauze
neemt en de ATTENTION ASSIST nog steeds toe‐
nemende onoplettendheid vaststelt, wordt u op
z'n vroegst na 15 minuten opnieuw gewaar‐
schuwd.
In het menu Assistentie van de boordcomputer
Attention
kan de statusinformatie voor de ATTENTION
ASSIST worden opgeroepen:
De ritduur sinds de laatste pauze
R
De door de ATTENTION ASSIST vastgestelde
R
aandachtstoestand (attentieniveau)
Wanneer de ATTENTION ASSIST geen Attention
Level kan berekenen en zo doende geen waar‐
schuwing kan geven, verschijnt de melding
teem
passief.
Als de ATTENTION ASSIST is uitgeschakeld,
toont de assistentieweergave op het instrumen‐
tendisplay bij draaiende motor het symbool
Û. Nadat de motor opnieuw is gestart, is de
Rijden en parkeren 185
Sys-