152 Rijden en parkeren
Het rempedaal nooit als voetensteun
#
gebruiken.
Tijdens het rijden niet tegelijkertijd het
#
rem- en gaspedaal indrukken.
* AANWIJZING Motorschade door te hoog
motortoerental
Als in het maximumtoerentalbereik wordt
gereden, wordt de motor beschadigd.
De motor niet voorbij het maximumtoe‐
#
rentalbereik laten draaien.
* AANWIJZING Slijtage van de remblokken
door het continu indrukken van het rem‐
pedaal
Het rempedaal niet continu indrukken
#
tijdens het rijden.
Om de remwerking van de motor te
#
benutten, vroegtijdig een versnelling
terugschakelen.
* AANWIJZING Beschadiging van de aan‐
drijflijn en de motor bij het wegrijden
De motor niet stationair laten warm‐
#
draaien. Meteen wegrijden.
Hoge motortoerentallen en volgas ver‐
#
mijden totdat de motor de bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
* AANWIJZING Beschadiging van de kata‐
lysator door onverbrande brandstof
De motor draait onregelmatig en slaat over.
Onverbrande brandstof kan in de katalysator
geraken.
Maar weinig gas geven.
#
De oorzaak zo snel mogelijk laten ver‐
#
helpen bij een gekwalificeerde werk‐
plaats.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden
op wegen waarop gestrooid is
De remwerking is beperkt op wegen waarop
gestrooid is.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht
nemen:
Door een zoutlaag op de remschijven en rem‐
R
blokken kan de remweg aanzienlijk langer
worden of kan de auto aan één kant sterker
of zwakker remmen.
Een bovengemiddeld grote afstand tot het
R
voor u rijdende verkeer aanhouden.
De zoutlaag als volgt verwijderen:
Regelmatig remmen en hierbij rekening hou‐
R
den met de verkeerssituatie.
Bij het einde van de rit en bij aanvang van de
R
volgende rit voorzichtig het rempedaal
indrukken.
Aanwijzingen met betrekking tot aquaplaning
Vanaf een bepaalde waterhoogte op de rijbaan
kan aquaplaning optreden.
Bij sterke neerslag of bij omstandigheden waar‐
bij aquaplaning optreden kan, de volgende aan‐
wijzingen in acht nemen:
Voorzichtig de snelheid verlagen.
R