%
Het stuurwiel zwenkt alleen omhoog, als dit
zich niet al tegen de bovenste aanslag
bevindt. De bestuurdersstoel schuift alleen
naar achteren, als deze niet al in de achter‐
ste stand staat.
Het stuurwiel en de bestuurdersstoel bewegen in
de volgende gevallen in de laatste rijstand terug:
Het contact of de spanningsvoorziening
R
wordt ingeschakeld als het bestuurderspor‐
tier gesloten is.
U sluit het bestuurdersportier terwijl het con‐
R
tact is ingeschakeld.
De laatste rijstand wordt in de volgende gevallen
opgeslagen:
U schakelt het contact uit.
R
De stoelinstelling wordt met de geheugen‐
R
functie opgeslagen.
Wanneer een van de positietoetsen van de
geheugenfunctie wordt ingedrukt, wordt het
instellen gestopt.
In- en uitstaphulp instellen
Multimediasysteem:
Voertuig
î Voertuiginstellingen
4
5
In- en uitstaphulp
5
Stuurwiel en
stoel,
Alleen stuurwiel
#
selecteren.
Geheugenfunctie
Werking van de geheugenfunctie
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door gebruik van de geheugenfunctie
tijdens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordt gebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
De geheugenfunctie aan bestuurders‐
#
zijde alleen gebruiken als de auto stil‐
staat.
& WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheu‐
genfunctie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel of het
stuurwiel instelt, kunt u of kunnen andere
of
Uit
inzittenden – in het bijzonder kinderen –
bekneld raken.
Tijdens het instellen door de geheugen‐
#
functie waarborgen, dat niemand
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
van de stoel of het stuurwiel heeft.
Wanneer iemand bekneld raakt, direct
#
de positietoets van de geheugenfunctie
loslaten.
De instelling wordt onderbroken.
& WAARSCHUWING Inklemgevaar bij acti‐
vering van de geheugenfunctie door kin‐
deren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie acti‐
veren, kunnen deze bekneld raken, in het bij‐
zonder wanneer ze zonder toezicht zijn.
Stoelen en opbergen 115