226 Rijden en parkeren
de parkeerprocedure. De actieve parkeerassis‐
tent stuurt daarom foutief de parkeerplek in.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door objecten boven of onder het
herkenningsgebied van de actieve par‐
keerassistent
Als zich objecten boven of onder het herken‐
ningsgebied bevinden, kunnen de volgende
situaties optreden:
De actieve parkeerassistent kan te vroeg
R
insturen.
De auto stopt niet voor deze objecten.
R
Daardoor kunt u een aanrijding veroorzaken.
De actieve parkeerassistent in deze
#
situaties niet gebruiken.
Extreme weersomstandigheden, bijvoorbeeld
sneeuw of zware regenval, kunnen ertoe leiden
dat de afmetingen van de parkeerplek niet nauw‐
keurig kunnen worden bepaald. Parkeerplekken
vóór geparkeerde aanhangwagens, waarvan de
aanhangwagendissel over de rand van de par‐
keerplek steekt, worden mogelijkerwijs niet als
parkeerplek herkend of niet correct gemeten. De
actieve parkeerassistent alleen gebruiken op een
vlakke, stroeve ondergrond.
De actieve parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
Bij extreme weersomstandigheden, bijvoor‐
R
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval
Bij het transport van ladingen die voorbij de
R
auto uitsteken
Bij steile hellingen van meer dan circa 15%
R
Als sneeuwkettingen zijn gemonteerd
R
Bij een aangekoppelde aanhangwagen of
R
fietsdrager
Direct na een bandenwissel of als vervan‐
R
gende banden zijn gemonteerd
Bij een te lage of te hoge bandenspanning
R
Bij een vervorming van het onderstel, bijvoor‐
R
beeld na rijden tegen een stoeprand
De actieve parkeerassistent kan mogelijk ook
parkeerplekken weergeven die niet voor parke‐
ren geschikt zijn, bijvoorbeeld:
Parkeerplekken waar parkeren niet is toege‐
R
staan
Parkeerplekken op een ongeschikte onder‐
R
grond
Met de actieve parkeerassistent inparkeren