Indien noodzakelijk de richtingaanwijzers over‐
eenkomstig gebruiken.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door opzij bewegen van de auto bij
het in- en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rij‐
strook komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met
andere weggebruikers of objecten.
Op andere verkeersdeelnemers en
#
objecten letten.
Eventueel stoppen of de parkeerproce‐
#
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
Als op het mediadisplay bijvoorbeeld de mel‐
#
ding
Vooruitversnelling inschakelen a.u.b.
verschijnt: De betreffende transmissiestand
inschakelen.
De auto rijdt uit de parkeerplek. De richting‐
aanwijzer wordt automatisch uitgeschakeld.
Na beëindiging van het uitparkeren verzoeken
een waarschuwingssignaal en de melding Ø
Parkeerassistent beëindigd, auto overnemen
om de besturing over te nemen.
De auto wordt niet automatisch geremd en kan
wegrollen! U dient weer zelf gas te geven, te
remmen, te sturen en te schakelen.
Manoeuvreerondersteuning
Functie van de Drive Away Assist
De Drive Away Assist kan de ernst van een aan‐
rijding bij het wegrijden verminderen. Als een
obstakel in rijrichting wordt herkend, wordt de
rijsnelheid kortstondig begrensd tot circa
2 km/h. Wanneer een kritische situatie wordt
herkend, verschijnt het symbool È op het
mediadisplay.
%
Een ingreep van de Drive Away Assist kan
altijd worden beëindigd door het uitschake‐
len van de PARKTRONIC-parkeerassistent
(
pagina 224).
/
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len bij beperkte herkenningsmogelijkheid
u
van de Drive Away Assist
De Drive Away Assist kan objecten en com‐
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbel‐
zinnig herkennen.
De verkeerssituatie altijd goed in de
#
gaten houden en niet uitsluitend op de
Drive Away Assist vertrouwen.
Klaar zijn om te kunnen remmen en
#
eventueel uit te wijken, in zoverre de
verkeerssituatie dit toelaat en uitwijken
zonder gevaar mogelijk is.
De Drive Away Assist is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet
vervangen. De bestuurder blijft altijd verant‐
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Erop letten dat zich geen perso‐
nen, dieren of voorwerpen in de baan van de
auto bevinden.
Rijden en parkeren 229