AUTOGORDELS
Gebruik tijdens het rijden altijd de
autogordel. Het niet dragen van de
gordel is gevaarlijk en strafbaar. Het
niet dragen van de gordel is gevaarlijk
en strafbaar.
Stel, voordat u start de juiste
zithouding af, en daarna voor alle
inzittenden de autogordel om de
beste bescherming te krijgen.
De juiste zithouding
– Ga goed diep in uw stoel zitten
(nadat u uw jas of jack en dergelijke
hebt uitgetrokken). Dit is belangrijk
voor een goede ondersteuning van de
rug;
– verschuif de stoel zodat u
makkelijk bij de pedalen kunt
komen. Plaats de stoel zo ver naar
achteren dat u de pedalen nog net
geheel kunt indrukken. Stel de
rugleuning zo af dat u de armen moet
strekken om bij de bovenkant van het
stuurwiel te kunnen komen;
– stel de hoofdsteun af. De afstand
tussen de hoofdsteun en uw
achterhoofd moet zo klein mogelijk
zijn;
– Stel de hoogte van het zitkussen
af. Kies de stoelpositie die u zo goed
mogelijk zicht op het verkeer geeft.
– stel de stand van het stuurwiel af.
Zorg ervoor dat de
achterbank goed is
vergrendeld zodat de
veiligheidsgordels achter correct
werken 332.
Een verkeerd afgestelde
of gedraaide autogordel
kan bij een ongeval
letsel veroorzaken.
Gebruik één autogordel per
persoon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook
hun gordel dragen. Let in dit geval
op dat de heupgordel niet teveel
drukt op de onderbuik, zonder dat
te veel speling ontstaat.
Afstellen van de autogordel
Voor juiste afstelling en plaatsing van
de veiligheidsgordels op alle stoelen:
– verstel de stoelen (zitpositie en
rugleuning, indien beschikbaar);
– ga goed tegen de rugleuning aan
zitten;
– plaats de schouderriem 1 zo veel
mogelijk onderaan de nek zonder dat
deze er werkelijk tegenaan komt (pas
zo nodig en indien mogelijk de hoogte
van de veiligheidsgordel aan) en zorg
dat de schouderriem 1 in contact is
met de schouder;
– plaats de heupgordel 2 zo dat deze
plat op de dijen en tegen het bekken
ligt.
K e n u w a u t o - 7 3
2