RUITENWISSER/-SPROEIER ACHTER
Achterruitwisser
Draai met ingeschakeld contact
aan de ring 3 op de schakelaar 1
totdat het symbool tegenover de
markering 2 staat.
– uit:
– wissen met intervallen;
De wissers vegen met tussenpozen
van enkele seconden. De
veegfrequentie varieert afhankelijk van
de snelheid van het voertuig;
– langzaam continu wissen.
Om de bewerking te stoppen, draait u
de ring 3 opnieuw.
Opmerking: als u de auto door een
wasstraat rijdt, moet u de ring 3 van
de schakelaar 1 in ruststand zetten
om het automatisch wissen uit te
zetten.
Houd u aan de gebruiksvoorschriften.
Vergeet niet om het einde van het
gebruik de knop van de
achterruitenwisser terug in ruststand te
zetten, zodat het wissen niet per
ongeluk wordt geactiveerd tijdens het
volgende gebruik.
Gebruik de ruitenwisserarm
niet om de achterklep te
openen of te sluiten.
Voordat u iets aan de
achterruit doet (wassen
van de auto, ontdooien,
reinigen enz.) moet u de
schakelaar 1 uit zetten.
Risico van verwonding en/of
beschadigingen.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de
ruitenwisserbladen. Hun
levensduur hangt van u af:
– houd de bladen schoon: reinig
de bladen en de ruit regelmatig
met water en zeep;
– gebruik ze niet op een droge
ruit;
– maak ze los van de ruit als ze
lange tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra de
werking afneemt; ongeveer eens
per jaar 375.
Voorzorgen bij het gebruik van
de wissers
– Maak als het vriest of sneeuwt
de ruit schoon voordat u de
ruitenwissers aanzet (de motor
kan oververhit raken);
– zorg dat niets de beweging van
de wisser hindert.
Inschakelen/uitschakelen van de
achterruitwisser
Wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt het intervalwissen
van de achterruit ingeschakeld (als de
K e n u w a u t o - 1 5 3
2