ACHTERUITRIJCAMERA
Werkzaamheden
3
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld, geeft de camera 1 aan
de achterkant van de auto een beeld
van de omgeving achter de auto op de
multimediadisplay 2 , samen met drie
geleidelijnen 3 , 4 of 5 (vast,
bewegend en geleidelijnen
aanhanger).
Dit systeem gebruikt verschillende
geleidelijnen: bewegend voor de
verplaatsingsrichting en vast voor de
afstand. Als de rode zone bereikt is,
gebruikt u de afbeelding van de
bumper om nauwkeurig te stoppen.
2 7 8 - R i j d e n
Vaste geleidelijnen 3
De vaste tekening bestaat uit
gekleurde markeringen A , B en C , die
de afstand achter de auto aangeven:
– A (rood) op ongeveer 30 centimeter
van de auto;
– B (geel) op ongeveer 70 centimeter
van de auto;
– C (groen) op ongeveer 150
centimeter van de auto.
De tekening blijft staan en geeft de
verplaatsingsrichting van de auto aan
als de wielen in lijn zijn met de auto.
Bewegende geleidelijnen 4
Deze wordt in het blauw getoond op
het multimediascherm 2 . Dit duidt de
verplaatsingsrichting van de auto aan,
volgens de stand van het stuurwiel.
Aanhanger geleidelijnen 5
Deze wordt in het blauw getoond op
het multimediascherm 2 . Deze geeft
de verplaatsingsrichting van de dissel
van de aanhanger aan afhankelijk van
de stand van het stuurwiel. Hiermee
kan de bestuurder de trekhaak zo dicht
mogelijk bij de trekkop van de
aanhanger plaatsen.
« Aanhangwagen weergave »
Als een aanhangwagen is
aangesloten, drukt u in een
vooruitversnelling op het menu
"Camera" in de modus "Voertuig" op
uw multimediascherm 2 om de
camera 1 in staat te stellen gedurende
ongeveer 30 seconden een beeld van