RUITENWISSER, SPROEIER VOOR
Voorzorgsmaatregelen
– Controleer bij vorst voordat u de
ruitenwisser inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet zijn
vastgevroren. Als u de ruitenwisser
inschakelt terwijl de bladen zijn
vastgevroren, kunt u zowel de bladen
als de motor van de ruitenwisser
beschadigen.
– Activeer de ruitenwissers niet op een
droge ruit. Dit kan leiden tot
vroegtijdige slijtage of beschadiging
van de wisserbladen.
Bijzondere stand van de
ruitenwisser voor
(onderhoudsstand)
In deze stand kunnen de bladen
worden opgetild om ze van de voorruit
te verwijderen.
Dit kan nuttig zijn:
– de bladen reinigen;
– de bladen losmaken van de voorruit
bij winterweer;
– de bladen vervangen 375.
Terwijl de motor is uit- of ingeschakeld,
trekt u de schakelaar 1 twee keer naar
stand A (één wisbeweging).
De wisserbladen stoppen iets boven
de motorkap.
Om de bladen terug te zetten in de
lage stand, zorgt u er met contact AAN
voor dat de ruitenwissers zijn
neergeklapt op de voorruit. Zet daarna
de schakelaar 1 in stand A (één
wisbeweging).
Voordat u het contact aanzet, moet u
de ruitenwissers op de voorruit zetten.
Anders kunnen de motorkap of de
wissers beschadigd raken wanneer
deze worden ingeschakeld.
Voordat u iets aan de
voorruit doet (wassen
van de auto, ontdooien
of reinigen van de
voorruit enz.) zet u de schakelaar
1 in de stand B (ruststand).
Risico van verwonding en/of
beschadigingen.
Wanneer er zich obstakels
op de voorruit bevinden
(vuil, sneeuw, ijs...), maakt
u de voorruit (inclusief de centrale
zone achter de binnenspiegel)
schoon voordat u de
ruitenwissers inschakelt (risico op
oververhitting van de motor).
Als een obstakel de beweging
van een blad verhindert, kan dat
blad stoppen met wissen.
Verwijder het obstakel en schakel
de ruitenwisser opnieuw in met de
ruitenwisserschakelaar.
K e n u w a u t o - 1 5 1
2