AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
Het systeem regelt de
ventilatiesnelheid, luchtverdeling en
luchtkringloop, en het in- of
uitschakelen van de airconditioning en
verwarming.
Hierbij kunt u kiezen uit drie
programma's:
AUTO : optimaal bereiken van de
gewenste temperatuur afhankelijk van
de omstandigheden buiten de auto.
druk op de knop 14 .
SOFT: bereikt de gewenste
temperatuur rustiger en stiller. Druk op
de knop 14 en druk deze naar
beneden om de modus SOFT te
activeren.
FAST : verhoogt de luchtstroom in het
interieur. Deze stand wordt in het
bijzonder aangeraden voor meer
comfort voor de passagiers achterin.
Druk op de knop 14 en druk deze naar
boven om de modus FAST te
activeren.
Als de airconditioning start in de
automatische modus, keert het
systeem terug naar het laatst gebruikte
programma.
Als u drukt op een andere
knop dan AUTO, wordt de
automatische modus
uitgeschakeld.
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Druk eenmaal of meermaals op 11 om
de luchtverdeling te kiezen. De
geselecteerde luchtverdeling 8
verschijnt op het multimediascherm.
De functie werkt in deze volgorde:
De lucht wordt naar de
uitstroomsleuven onder de voorruit en
de voorste zijruiten gevoerd.
De lucht wordt naar de roosters
van de zijruiten voorin, de
ontwasemingssleuven onder de
voorruit en naar de voetenruimtes
gevoerd.
De lucht wordt verdeeld tussen
de ontwasemingsroosters bij de
voorste zijruiten en de voorruit, en de
ventilatieroosters in het dashboard en
in de voetenruimtes.
De lucht wordt hoofdzakelijk
naar de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
De lucht wordt naar de
voetenruimtes en de ventilatieroosters
in het dashboard gevoerd.
De lucht wordt vooral naar de
voetenruimtes gevoerd.
U w c o m f o r t - 3 0 9
4