ACTIEF RIJHULPSYSTEEM
indicatoren voor de linker-/
rechterstreep 21 op het
instrumentenpaneel grijs worden
weergegeven.
3
Belangrijk: houd altijd uw
voeten bij de pedalen en
uw handen op het
stuurwiel, zodat u op
alles bent voorbereid.
Als aan de voorwaarden is voldaan,
wordt de auto weer naar de rijstrook
gestuurd. Het controlelampje 22
en de indicatoren voor de linker- en
rechterstreep 21 worden groen.
U kunt op elk moment
verplaatsingsrichting van
de auto wijzigen door het
stuurwiel te draaien.
2 5 8 - R i j d e n
Waarschuwing "Handen aan
het stuur houden"
Wanneer de functie
"Rijstrookcentrering" uw handen niet
meer op het stuurwiel detecteert,
worden er diverse waarschuwingen
geactiveerd:
– na ongeveer 15 seconden
verschijnt de melding "Handen aan het
stuur houden" in het geel op het
instrumentenpaneel;
– als de bestuurder na ongeveer 35
seconden zijn handen niet op het
stuur legt nadat de waarschuwing is
weergegeven, klinkt er continu een
geluidssignaal. De remmen worden
vervolgens herhaaldelijk kort ingedrukt
om de bestuurder te informeren dat hij
de controle over de auto moet
terugkrijgen door zijn handen op het
stuur te leggen. Als de bestuurder niet
reageert, activeert de "Active driver
assist" de alarmknipperlichten en remt
de auto af tot deze volledig tot stilstand
komt.
De bestuurder kan deze
manoeuvre op elk moment
onderbreken door zijn
handen op het stuur te leggen, te
remmen of de "Active driver
assist" uit te schakelen.
– als de auto stilstaat en de
versnellingsbak in de P-stand staat,
blijven de alarmknipperlichten
branden, gaat het
waarschuwingslampje 24
verschijnt de melding "Lane keep
assist uitgeschakeld" in rood op het
instrumentenpaneel om u te
informeren. Om de functie opnieuw in
te schakelen, zet u de
versnellingspook in de stand D en
duwt u de stuurwielbediening 13
omhoog (SET/+) of omlaag (SET/-):
het systeem "Active driver
assist" (bestaande uit de functies
"Adaptieve snelheidsregelaar Stop and
Go" en "Rijstrookcentrering") wordt
uit en