HULPEN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN
Afhankelijk van de auto bestaan deze
uit:
– van het ABS
(antiblokkeersysteem);
– van het elektronische
stabiliteitsprogrammaESC met
3
onderstuurcontrole en
tractiecontrole;
– de noodstopbekrachtiging met,
afhankelijk van de auto,
remanticipatie;
– hulp bij wegrijden op een helling;
– Multi-Collision Braking;
– van het regeneratief remsysteem.
Andere rijassistentiesystemen worden
in deze folder beschreven.
1 8 2 - R i j d e n
Deze functies zijn extra
hulpmiddelen in kritieke
situaties waarbij het
rijgedrag van de auto
aangepast wordt.
Maar deze functies kunnen de
taak van de bestuurder niet
overnemen. De limieten van de
auto blijven onveranderd; ga
daarom dus niet harder rijden.
Deze functies kunnen dus in geen
geval de oplettendheid of de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de
bestuurder moet altijd alert zijn op
plotselinge gebeurtenissen die
zich tijdens het rijden kunnen
voordoen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Bij krachtig remmen voorkomt ABS het
blokkeren van de wielen, zodat de
remweg beheersbaar en de auto
bestuurbaar blijft.
In deze situatie zijn uitwijkmanoeuvres
tijdens het remmen mogelijk.
Bovendien verbetert dit systeem de
remweg, met name op een weg met
weinig grip (natte weg, enz.).
Als het systeem de remdruk voor u
regelt, voelt u een lichte trilling in het
rempedaal. Het ABS kan echter nooit
de "fysieke" prestaties van de grip
tussen de banden en het wegdek
verbeteren. Blijf altijd de gebruikelijke
voorzichtigheid in acht houden
(afstand bewaren enz.).
Bij krachtig remmen kunt u
het rempedaal diep
ingedrukt houden. Het is
niet nodig "pompend" te remmen.
Het ABS regelt de kracht in het
remsysteem.
Storingen
–
en
en branden op
het instrumentenpaneel in combinatie
met, afhankelijk van de auto, de
meldingen "Controleer ABS",
"Controleer remsysteem" en
"Controleer ESC": de ABS, de ESC en
de noodstopbekrachtiging worden
uitgeschakeld. Remmen is nog
steeds mogelijk;
–
,
,
licht op op het instrumentenpaneel,
samen met de melding "Storing
en