AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
Bedieningsknoppen
4
1. Indicator temperatuur verwarming
bestuurder.
2. Indicator ventilatiesnelheid.
3. Activeringsknop functie SYNC
"Synchronisatie".
4. Activeringsknop stoelverwarming
bestuurder.
5. Knop om de airconditioning in te
schakelen.
6. Activeringsknop voor
stoelverwarming passagier.
7. Activeringsknop
stuurwielverwarming.
8. Indicator luchtverdeling interieur.
3 0 8 - U w c o m f o r t
9. Indicator voor temperatuur
verwarming passagier.
10. Afstellen van de luchttemperatuur
voor de passagier.
11. Regeling van de luchtverdeling in
het interieur.
12. Activeringsknop voor "A/C MAX"-
functie.
13. Luchtkringloop.
14. Activeringsknop voor
airconditioning in AUTO-modus.
15. Ontdooien/ontwasemen van de
achterruit en, afhankelijk van de auto,
van de spiegels.
16. Functie "Helder zicht".
17. De ventilatiesnelheid aanpassen
en het systeem stopzetten.
18. Regeling van de luchttemperatuur
voor de bestuurder.
Inschakelen van het systeem
Wanneer het voertuig wordt gestart,
keert het systeem terug naar het laatst
gebruikte programma.
Het systeem werkt ook als de auto
staat geparkeerd.
Druk op de knop 14 om het systeem in
te schakelen of zet de knop 17 in de
gewenste ventilatiesnelheid.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de knop 17 totdat deze in
de OFF ».
Inen uitschakelen van de
airconditioning
In de automatische modus wordt de
airconditioning door het systeem
geregeld. U kunt het systeem altijd in-
of uitschakelen door te drukken op
knop 5 .
Automatische modus
De automatische klmaatregeling zorgt
(behalve in extreme gevallen) voor een
aangename temperatuur en goed
zicht, bij een zo optimaal mogelijk
brandstofverbruik.