Download Print deze pagina

Advertenties

TWINGO E-TEch
100% ELEcTRIc
instructieboekje

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Renault TWINGO E-TECH 2023

  • Pagina 1 TWINGO E-TEch 100% ELEcTRIc instructieboekje...
  • Pagina 3: Welkom Aan Boord Van Uw Elektrische Auto

    Welkom aan boord van uw elektrische auto In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u: – uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten. –...
  • Pagina 4: Buitenkant

    BUITENKANT Onderhoud van de carrosserie ➥ 4.12 Elektrische ruiten ➥ 3.13 Ruitenwissers ➥ 1.90 ➥ 1.93 Ontwasemen ➥ 3.4 Spiegels ➥ 1.33 Sleutel/afstandsbediening ➥ 1.22 portieren vergrendelen/ontgrende- len ➥ 1.29 Verlichting: werking ➥ 1.82 Verlichting: vervangen ➥ 5.9 ➥ 5.11 De banden ➥...
  • Pagina 5 INTERIEUR Opbergruimtes, indeling interieur ➥ 3.18 De juiste zithouding ➥ 1.36 Achterbank ➥ 3.24 Hoofdsteun achter ➥ 3.23 Op de voorplaats(en) ➥ 1.35 Voor de veiligheid van de kinde- ren ➥ 1.50 Bagageruimte opbergruimte/inde- ling ➥ 3.27...
  • Pagina 6 BESTUURDERSPOSITIE Instrumentenpaneel ➥ 1.74 Knoppen boordcomputer ➥ 1.74 Multimediascherm ➥ 3.30 Verlichting buitenkant ➥ 1.82 V e r w a r m i n g - / Airconditioningsysteem ➥ 3.4 Selecteurhendel ➥ 2.7 Schakelaars voor de snelheidsrege- Snelheidsregelaar ➥ 2.33 laarbegrenzer ➥...
  • Pagina 7 RIJHULPSYSTEMEN ABS (antiblokkeersysteem) ESC (elektronische stabiliteitscontrole) Rembekrachtiging Hulp bij wegrijden op een helling Snelheidsbegrenzer ➥ 2.30 ➥ 2.23 Snelheidsregelaar ➥ 2.33 Lane departure warning ➥ 2.27 Parkeerhulp ➥ 2.37 Waarschuwing bij verlies van ban- Achteruitrijcamera ➥ 2.39 denspanning ➥ 2.15...
  • Pagina 8: Veiligheid In De Auto

    VEILIGHEID IN DE AUTO Deactiveren van de passa- Voorste Airbags ➥ 1.41 giers airbag voorin ➥ 1.63 Zijdelingse Airbags ➥ 1.48 Autogordels ➥ 1.36...
  • Pagina 9: Een Auto Identificeren - Etiketten

    EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN Beoordeling van een voertuigidentifica- tienummer ➥ 6.2 Identificatieplaatje ➥ 6.2 Identificatie van de motor ➥ 6.4 Technische informatie voor de hulpdiensten ➥ 6.3 Bandenspanningsetiketten ➥ 2.15 ➥ 4.9...
  • Pagina 10 DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud) Ruitensproeiervloeistof ➥ 4.4 400V-circuits ➥ 1.2 Remvloeistof ➥ 4.4 Koelvloeistof ➥ 4.4 Motorruimte ➥ 4.11 12 V-accu ➥ 4.7...
  • Pagina 11 PECHHULP Vervangen van ruitenwisser- Lekke band: blad(en) voorruit ➥ 5.22 De gereedschappen ➥ 5.2 Vervangen van de lampen van de koplampen ➥ 5.9 Sleeppunt voor ➥ 5.24 Vervangen van het ruitenwis- serblad achter ➥ 5.22 Vervangen van de lampen van de achterlichten ➥...
  • Pagina 12 0.10...
  • Pagina 13 Hoofdstuk Ken uw auto  ..............Rijden  ................Comfort  ................ Onderhoud  ..............Praktische tips ............. Technische gegevens  ..........Alfabetische inhoudsopgave  ........0.11...
  • Pagina 14 0.12...
  • Pagina 15: Inhoudsopgave

    Hoofdstuk 1: Ken uw auto Elektrische auto: inleiding ..............Belangrijke aanbevelingen .
  • Pagina 16: Presentatie

    ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (1/5) 1 Elektrische motor 2 12 V-hulpaccu 3 Tractiebatterij “400 volt” 4 Oplaadaansluiting 5 Oranje elektrische bedrading...
  • Pagina 17: Aangesloten Services

    ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (2/5) De elektrische auto bezit specifieke kenmer- ken maar werkt op dezelfde wijze als een auto met thermische motor. Het fundamentele verschil van de elektri- sche auto is het exclusieve gebruik van de elektrische energie in plaats van de brand- stof voor auto’s met thermische motor.
  • Pagina 18 ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (3/5) Accu’s Tractiebatterij “400 volt” 12 V-hulpaccu Deze batterij slaat de noodzakelijke energie De tweede accu in uw auto is een De elektrische auto beschikt over twee op voor de goede werking van de motor van 12 V-hulpaccu: deze levert de noodzakelijke typen accu’s: uw elektrische auto.
  • Pagina 19 ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (4/5) Het elektrisch systeem van het voertuig werkt op 400 volt. Dit systeem kan tijdens en na het uitzetten van het contact onder spanning staan. Let op de waar- schuwingen op de stickers in de auto. “400V”-circuit Het symbool A lokaliseert de elektrische ele- menten van uw auto die risico’s voor uw vei- Elke interventie of wijziging aan het elek-...
  • Pagina 20 ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (5/5) Rijden Geluid Diepe plassen, overstromingen: Net als bij een auto met automatische trans- Elektrische auto’s zijn erg stil. U bent er nog rijd niet door stroompjes als missie moet u eraan wennen dat u uw linker- niet aan gewend, en de andere weggebrui- het water op de weg hoger voet niet gebruikt, ook niet om te remmen.
  • Pagina 21: Belangrijke Aanbevelingen

    BELANGRIJKE AANBEVELINGEN Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Bij een ongeluk of elektrische schok Bij een ongeluk of botsing tegen de onderkant van de auto (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) kunnen het elektrisch circuit of de tractiebatterij worden beschadigd.
  • Pagina 22: Elektrische Auto: Opladen

    ELEKTRISCHE AUTO: opladen (1/12) Schakelschema van de lading 1 Specifieke wandcontactdoos of laadpunt 2 Oplaadkabel 3 Oplaadaansluiting Raadpleeg bij vragen over de benodigde uitrusting voor het opladen een merk- dealer.
  • Pagina 23 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (2/12) Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Opladen Voer geen onderhoud uit op de auto tijdens het opladen (wassen, onderhoud aan de motor...).
  • Pagina 24 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (3/12) Laadsnoer A Laadsnoer B Raadpleeg voor de werking altijd aandach- tig het instructieboekje van het laadsnoerB. Deze kabel is specifiek voor uw auto en be- Met dit laadsnoer kan de tractiebatterij: stemd voor de verbinding met wandcontact- –...
  • Pagina 25: Keuze Van Laadsnoer

    ELEKTRISCHE AUTO: opladen (4/12) Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Keuze van laadsnoer De standaard bij deze auto geleverde laadsnoeren zijn specifiek voor deze auto ontwikkeld.
  • Pagina 26 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (5/12) Laadtypen die voldoen aan de Europese normen Wisselstroom (AC) Als de informatie verschijnt op de laadklep van het voertuig, volgt u de onderstaande instructies. Voordat u een laadkabel aansluit, contro- leert u het volgende: – de kleur en een van de letters op de aan- sluiting 4 moeten overeenkomen met de kleur en een van de letters op het uit- einde 5 van de leiding;...
  • Pagina 27 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (6/12) Laadtypen die voldoen aan de Europese normen (vervolg) Gelijkstroom (DC) Als de informatie verschijnt op de laadklep van het voertuig, volgt u de onderstaande instructies. Voordat u een laadkabel aansluit, moet u controleren of de kleur en een van de letters op de aansluiting 3 overeenkomen met de kleur en een van de letters op het uiteinde 6 van de laadkabel.
  • Pagina 28: Oplaadaansluiting

    ELEKTRISCHE AUTO: opladen (7/12) Het voertuig heeft een elektrisch oplaad- Om de levensduur van uw tractiebatterij te punt aan de achterkant van het voertuig. vrijwaren, moet u vermijden om uw auto ge- Contactdoos E voor opladen met maximaal durende meer dan een maand met een hoog 22 kW.
  • Pagina 29 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (8/12) U kunt de tractiebatterij het beste opladen na het rijden en/of in een omgeving met een gematigde temperatuur. Anders kan het op- laden lang duren of onmogelijk zijn. Aanbevelingen – Parkeer de auto bij erg warm weer bij voorkeur op een schaduwrijke/overdekte plaats om deze op te laden.
  • Pagina 30: Opladen Van De Tractiebatterij

    ELEKTRISCHE AUTO: opladen (9/12) Opladen van de tractiebatterij – pak de handgreep 6 vast. – sluit het snoer aan op de auto. Het op- Stilstaande auto, contact uit: laadwaarschuwingslampje 9 knippert – open de oplaadklep 8; oranje; – open de klep 7; –...
  • Pagina 31: Storingen

    ELEKTRISCHE AUTO: opladen (10/12) Wanneer het opladen start, is de volgende informatie zichtbaar op het instrumentenpa- neel: – het energieniveau op het controlelampje van de batterij 10; – het laadniveau van de batterij; – een schatting van de resterende tijd (vanaf ongeveer 95% opgeladen wordt de resterende tijd niet meer weergege- ven);...
  • Pagina 32 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (11/12) Opmerking: na een lange oplaadbeurt van de tractiebatterij kan de kabel warm zijn. Gebruik daarom de handgrepen. Voorzorgen bij het loskoppelen van de – de klep 7 moet dicht zijn; aansluiting – de oplaadklep 8 moet gesloten zijn; –...
  • Pagina 33 ELEKTRISCHE AUTO: opladen (12/12) Sticker 12 Het etiket 13 aan de rechterkant herinnert u – aansluiten op een gewoon stopcontact, aan de volgende instructies: een oplaadpunt met wisselstroom of een Het label 12 op de oplaadklep geeft informa- snellaadpunt; – reinig de oplaadklep niet met behulp van tie over het opladen volgens de status van een hogedrukspuit;...
  • Pagina 34 ELEKTRISCHE AUTO: programmeren van het opladen (1/2) Programma Programma Postponed charge Programma Meteen laden Programma Meteen laden Postponed charge Bewerken Bewerken Bewerken Bewerken Laden begint om 12:34 Laden begint zodra de auto aangesloten is Lading Calendar Lading Airco Calendar Airco Programmeren van het opladen “Onmiddellijk opladen”...
  • Pagina 35 ELEKTRISCHE AUTO: programmeren van het opladen (2/2) Programma Programmeren van het opladen EV-programm. Oplaadprogramma 1 Starten om Stop om Meteen laden Postponed charge Programma 12:34 PM -> 12:24 AM L M M J V S D Bewerken Bewerken Oplaadprogramma 2 L M M J V S D 10:00 PM ->...
  • Pagina 36: Sleutel, Fm-Afstandsbediening

    SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (1/2) FM-afstandsbediening A of B Afstandsbediening met inklapbaar inzetstuk 1 Vergrendelen van alle portieren 5 Vergrendelen/ontgrendelen van het in- 2 Ontgrendeling van alle portieren en van zetstuk van de sleutel van de afstandsbe- het laadsnoer. diening B. Om het inzetstuk vrij te maken 3 Contactsleutel, voorportier links en laad- van zijn houder, drukt u op de knop 5, klep.
  • Pagina 37 SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (2/2) Bereik van de FM- afstandsbediening Dit wordt beïnvloed door de omgeving: let er bij het vasthouden van de afstandsbe- diening op dat de portieren niet per ongeluk worden vergrendeld of ontgrendeld. NB: als een portier (of achterklep) open of niet goed gesloten is, vergrendelen/ontgren- Verantwoordelijkheid van delen de portieren snel.
  • Pagina 38: Fm-Afstandsbediening

    FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik(1/2) De auto kan met de afstandsbedieningen A en B worden ontgrendeld of vergrendeld. Deze worden gevoed door een batterij die kan worden vervangen ➥ 5.16. Portieren vergrendelen Druk op de vergrendelknop 1. Vergrendelen wordt bevestigd door: – de alarmknipperlichten en zijknipperlich- ten knipperen twee keer.
  • Pagina 39: Enkel De Achterklep Vergrendelen

    FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik(2/2) Enkel de achterklep Opmerking: bij draaiende motor, contact aan en in de stand “Accessoires”, werken de vergrendelen knoppen van de sleutel niet. Druk op de knop 3 op de afstandsbedie- ning A of B, totdat het kofferdeksel iets open gaat.
  • Pagina 40: Extra Vergrendeling

    EXTRA VERGRENDELING Activeren van de extra portiervergrendeling Drukt u twee keer snel achter elkaar op knop 1. Het vergrendelen ziet u aan het driekeer knipperen van de knipperlichten en de zijknipperlichten. Bijzonderheid: de extra vergrendeling werkt niet als de knipperlichten of de markerings- lichten branden.
  • Pagina 41: Portieren Openen En Sluiten

    PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2) Openen van buitenaf Openen van binnenuit Achterdeuren Schuif, bij vergrendelde portieren, uw hand Trek aan de portierhandgreep 3. Voorportieren in de handgreep 2 en trek ze naar u toe. Plaats, bij vergrendelde portieren, uw hand onder de handgreep 1 en trek deze naar u toe.
  • Pagina 42: Bijzonderheid

    PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2) Waarschuwingssignaal verlichting brandt nog Als bij het openen van een voorportier de lichten nog branden terwijl het contact is af- gezet dan klinkt er een signaal om u te waar- schuwen. Waarschuwing portier vergeten Verantwoordelijkheid van te sluiten de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de...
  • Pagina 43: Portieren Vergrendelen, Ontgrendelen

    PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (1/2) Vergrendelen/ontgrendelen van buitenaf Dit gebeurt met behulp van de afstandsbe- diening ➥ 1.22. In sommige gevallen werkt de FM- afstandsbediening niet: – batterij van de afstandsbediening leeg, accu ontladen enz. – door het gebruik van elektronische appa- raten in de buurt van de afstandsbedie- ning werken (bijv.
  • Pagina 44: Controlelampje Van De Portiervergrendeling

    PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (2/2) Vergrendelen van de portieren Controlelampje van de en kleppen zonder de FM- portiervergrendeling afstandsbediening Wanneer het contact aan is, geeft het con- trolelampje 2 in de schakelaar aan of de por- Dit is bijvoorbeeld het geval als een batterij- tieren wel of niet vergrendeld zijn: tje leeg is, de FM-afstandsbediening tijdelijk niet werkt ...
  • Pagina 45: Automatische Portiervergrendeling Tijdens Het Rijden

    AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN Inschakelen/Uitschakelen van de functie Druk bij draaiende motor ongeveer 5 se- conden op de knop 1 tot u een geluidssig- naal hoort. Storingen Als u een storing constateert (geen automa- tische vergrendeling, het waarschuwings- lampje in knop 1 licht niet op bij het vergren- delen van de portieren en kleppen enz.), controleer dan eerst of alle kleppen en por- tieren goed gesloten zijn.
  • Pagina 46: Stuurwiel/Stuurbekrachtiging

    STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING Stuurbekrachtiging De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan. Bij het parkeren is er veel bekrachtiging (voor meer comfort) en met het toenemen van de snelheid vermindert de bekrachtiging (voor een grotere veiligheid bij snel rijden). Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge- laden is.
  • Pagina 47: Spiegels

    SPIEGELS (1/2) Elektrisch verstelbare Met de hand verstelbare buitenspiegels buitenspiegels Beweeg met het contact aan de knop 1: De spiegel kan van binnenuit worden ver- steld met de hendel 2. – positie C om de linkerspiegel af te stellen; De buitenspiegel aan de kant –...
  • Pagina 48 SPIEGELS (2/2) Binnenspiegel De binnenspiegel is verstelbaar. Om te voor- komen dat u in het donker ver- blind wordt door achter u rijdende voertui- gen, kan het spiegelglas in de nachtstand gekanteld worden met het knopje 3 achter de spiegel. Voer deze verstellingen uitslui- tend uit als de auto stilstaat.
  • Pagina 49 VOORSTOELEN Vooruit of achteruit schuiven Rugleuning verstellen Stoelverwarming van de stoel Afhankelijk van de auto gebruikt u knop 1 Druk, met contact aan, op de schakelaar (5) of 2 en zet u de rugleuning in de gewenste van de gewenste stoel. Het controlelampje Trek de handgreep 4 omhoog om te ont- stand.
  • Pagina 50: Autogordels

    AUTOGORDELS (1/5) Stel, voordat u start de juiste zithouding Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- af, en daarna voor alle inzittenden de au- del. Het niet dragen van de gordel is ge- vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich togordel om de beste bescherming te te houden aan de wetgeving van het land krijgen.
  • Pagina 51: Vergrendelen

    AUTOGORDELS (2/5) – plaats de borstriem 1 zo dicht mogelijk bij de basis van de nek zonder dat deze er daadwerkelijk tegenaan rust (pas indien nodig en indien mogelijk de hoogte van de veiligheidsgordel aan) en zorg ervoor dat de borstriem 1 in contact is met de schouder;...
  • Pagina 52: Waarschuwing Van Het Niet Dragen Van De Achtergordel

    AUTOGORDELS (3/5) Als er iemand op de stoel zit en een van de Wanneer de voertuigsnelheid minder is dan twee veiligheidsgordels niet is vastgemaakt ongeveer 20 km/u, verschijnen het waar- ß of wordt losgemaakt terwijl de auto harder schuwingslampje B en de picto- dan circa 20 km/u rijdt, knippert het waar- ß...
  • Pagina 53: Ontgrendelen

    AUTOGORDELS (4/5) Ontgrendelen Autogordels achter 8 Druk op de knop 5, de gordel wordt opge- Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen rold door het oprolmechanisme. Geleid de gebeuren op dezelfde manier als bij de voor- gordel. ste gordels. Controleer de plaats en wer- king van de autogordel achterin na het kantelen van de achter- bank.
  • Pagina 54 AUTOGORDELS (5/5) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme; riemen, stoelen en bevestigingen. Raadpleeg een merkdealer voor het monteren van bijv. een kinderzitje. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
  • Pagina 55: Gordelspanners

    AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – gordelspanners van het oprolmecha- aanrijding. nisme van de autogordel voorin; – Het is streng verboden zelf –...
  • Pagina 56 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6) Krachtbegrenzer Airbags van bestuurder en passagier voorin Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in Deze bevindt zich bij de linker en rechter werking om de kracht die de gordel op het li- voorstoel.
  • Pagina 57 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6) Storingen Werking å Het systeem werkt alleen als het contact aanstaat. Dit controlelampje 2 gaat enkele se- conden aan op het instrumentenpaneel als Bij een zware frontale aanrijding, worden het contact wordt aangezet, en gaat dan de airbags snel opgeblazen om de klap van weer uit.
  • Pagina 58 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6) In de volgende situaties werken de gor- Bij een frontale botsing met een ander, ge- Bij een botsing tegen de zijkant door een delspanners of airbags. lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con- ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met tactzone van meer dan 40% en een snelheid een snelheid van 50 km/u of hoger.
  • Pagina 59 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6) In de volgende voorbeelden kunnen de In de volgende voorbeelden bestaat het – aanrijding tegen de zijkant, aan de voor- gordelspanners of de airbags in werking gevaar dat de gordelspanners ofairbags of achterkant van de auto; treden: niet geactiveerd worden: –...
  • Pagina 60 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6) Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
  • Pagina 61: Aanvullende Veiligheidsvoorzieningen

    AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN ZIJKANT Krachtbegrenzer Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in werking om de kracht die de gordel op het li- chaam uitoefent te begrenzen tot een draag- lijk niveau. – Laat al deze veiligheidsvoorzieningen controleren na een aanrijding. –...
  • Pagina 62: Zijairbags

    VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT Zijairbags Dit is een airbag die aan de kant van het por- tier ondergebracht is in de rugleuning van elk van de voorstoelen en komt in werking om de inzittenden te beschermen bij een zware aanrijding tegen de zijkant. Waarschuwing betreffende de zijairbag –...
  • Pagina 63: Aanvullende Bevestigingsmiddelen

    AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden gedragen.
  • Pagina 64: Kinderveiligheid

    KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen Lees, vóór het monteren van een kinderzitje, de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in- U dient zich te houden aan de wetgeving structies. Neem, bij problemen met het in- van het land waarin u zich bevindt. stalleren, contact op met de fabrikant van de uitrusting.
  • Pagina 65 KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje De bescherming die het kinderzitje biedt is afhankelijk van zijn capaciteit om het kind vast te houden en van de installatie ervan. Door een verkeerde installatie komt de bes- cherming van het kind in gevaar bij krachtig remmen of een botsing.
  • Pagina 66 KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in zwaarder dan dat van een volwassene en de een zittingverhoger waarmee de autogordel een voorwaarts gerichte zitje reizen.
  • Pagina 67: Keuze Van De Bevestiging Van Het Kinderzitje

    KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/3) Er zijn twee bevestigingssystemen voor kinderzitjes: met de autogordel of met het ISOFIX systeem. Bevestiging met de autogordel De autogordel moet worden afgesteld om goed te kunnen werken bij krachtig remmen of bij een botsing.
  • Pagina 68 KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/3) Bevestiging met ISOFIX systeem Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX gren- dels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem Toegestane ISOFIX-kinderzitjes zijn goed- garandeert een gemakkelijke, snelle en vei- gekeurd overeenkomstig richtlijn ECE-R44 lige montage.
  • Pagina 69 KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/3) Controleer of de rugleuning van het vooruit geplaatste kin- derzitje goed tegen de rugleu- ning van de stoel in de auto is geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje niet altijd op de zitting van de stoel in de auto.
  • Pagina 70 KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (1/2) Aan de voorkant Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit derzitjes bevestigd worden Op het schema mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien Het vervoer van een kind op de plaats van op de volgende bladzijde ziet u waar u een nodig naar voren (voor de nodige ruimte op de voorpassagier is niet in alle landen toe-...
  • Pagina 71 KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (2/2) Op zitplaats achter aan de zijkant Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat- sen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen- over het portier gelegen kant. Zet de voorstoel van de auto zo ver moge- lijk naar voren om een kinderzitje achterste- voren te installeren, en zet deze daarna zo...
  • Pagina 72 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met de autogordel (1/2) Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en ³ Controleer de staat van de airbag aangepast ➥ 1.36. voordat u een passagier laat Pas indien nodig de zitpositie aan. plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
  • Pagina 73 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met de autogordel (2/2) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. installatie van een kinderzitje met behulp van de gordel Zitplaats voorin Zitplaatsen Type kinderzitje Gewicht van het kind passagier zijkant achter Reiswieg dwars...
  • Pagina 74 KINDERVEILIGHEID: ISOFIX bevestiging met het -systeem (1/3) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Auto met 4 zitplaatsen: monteren van een kinderzitje ISOFIX. Zitplaats voorpassagier (1) Gewicht van Maat van zitje Type kinderzitje Zitplaatsen zijkant achter...
  • Pagina 75 KINDERVEILIGHEID: ISOFIX bevestiging met het -systeem (2/3) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje ISOFIX. IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden. i-U = Geschikt voor “universele”...
  • Pagina 76 KINDERVEILIGHEID: ISOFIX bevestiging met het -systeem (3/3) 4-persoonsauto zonder ISOFIX markeringen op de passagiersstoel voorin Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX-bevestiging  Plaats waar een kinderzitje mag worden geplaatst ISOFIX en i-Size. ± De ISOFIX-zitplaatsen zijn voorzien van een verankering voor de bevestiging van een universeel vooruitgericht ISOFIX- ...
  • Pagina 77: Uitschakelen, Inschakelen Van De Passagiersairbag Voorin

    KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (1/3) Uitschakelen van de De airbag uitschakelen: met stilstaande auto en contact uit de grendel 1 indrukken passagiersairbag voorin en in stand OFF plaatsen. (voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn) Nadat u het contact weer aangezet hebt, De passagiersairbag voorin Voordat u een kinderzitje op de passagiers- moet u controleren of het controlelampje...
  • Pagina 78 KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3) De merktekens op het dashboard en de stic- kers A aan elke kant van de zonneklep van de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier- boven), herinneren u aan deze instructies. GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin wordt geactiveerd als er een kin- derzitje achterstevoren op de stoel is...
  • Pagina 79 KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (3/3) Storingen In geval van een storing aan het systeem voor het in- en uitschakelen van de passa- giersairbag, is het verboden een achterste- voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel te gebruiken. Het gebruik van de voorstoel door een pas- sagier wordt ook afgeraden.
  • Pagina 80 BESTUURDERSSTOEL (1/2) 26 25 1.66...
  • Pagina 81 BESTUURDERSSTOEL (2/2) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Schakelaar voor: 8 Centraal ventilatierooster 19 Startschakelaar. – richtingaanwijzers – verlichting; 9 Ontwasemingssleuf onder de voorruit 20 Afstandsbediening van de radio en/of –...
  • Pagina 82: Controle- En Waarschuwingslampjes

    CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Waarschuwingslampje stop on- Waarschuwingslampje ® © middellijk Dit gaat branden bij het aanzet- Dit gaat branden bij het aanzetten van het ten van het contact en dooft zodra de motor contact en dooft zodra de motor start.
  • Pagina 83 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. š å Controlelampje markeringslicht Richtingaanwijzer airbag Het licht op bij het aanzetten van á Controlelampje grootlicht het contact of het starten van de motor en dooft binnen enkele seconden.
  • Pagina 84 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.   Controlelampje elektromotor Controlelampje storing tractie- Waarschuwingslampje antiblok- batterij keersysteem Dit lampje duidt op een storing in het elektrotechnische systeem van de elek- Als dit lampje samen met het controlelampje Dit gaat branden bij het aanzetten van het ©...
  • Pagina 85 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.  Controlelampje laadprogram- mering ➥ 1.20  Waarschuwingslampje eva- Programmeerlampje airconditi- cuatie en het waarschuwings- oning ➥ 3.8 ® lampje en een piep- ...
  • Pagina 86 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (5/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.  ß Waarschuwingslampje snel- Waarschuwingslampjes van het heidsafhankelijke stuurbekrach- niet dragen van de autogordels tiging ➥ 1.36 ¹ Dit gaat branden bij het aanzetten van het Controlelampje passagiersair- voorin uitgeschakeld...
  • Pagina 87: Displays En Meters

    DISPLAYS EN METERS Bereik met overgebleven brandstof 7 De resterende kilometerstand verschijnt niet meer wanneer het oplaadniveau lager is dan Reservedrempel Wanneer deze drempel is bereikt, gaat het  waarschuwingslampje branden en klinkt er een geluidssignaal. Laad de auto zo snel mogelijk op. De actieradius optimaliseren ➥...
  • Pagina 88: Keuzetoetsen Display 2 En

    BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2) f) De bandenspanning resetten; g) snelheidsinstelling van de snelheidsrege- laar/-begrenzer; h) Tijd; i) temperatuur. Boordcomputer 1 Keuzetoetsen display 2 en 3 Deze omvat de volgende functies: Druk herhaaldelijk op een toets (om- hoog-toets 2/ omlaag-toets 3) om door de –...
  • Pagina 89: Nulinstelling Van De Dagteller

    BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2) Betekenis van de waarden Automatische nulinstelling van gedurende de eerste paar de gegevens van de reis kilometer na een nulinstelling De nulinstelling gebeurt automatisch als één van de gegevens zijn maximale waarde be- Hoe groter de afgelegde afstand sinds de reikt.
  • Pagina 90 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding 101778 km a) Totaalteller 112,4 km b) Kilometerdagteller. c) Gemiddeld energieverbruik sinds de laatste reset.
  • Pagina 91 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding d) Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling. 522 km Deze waarde verschijnt zodra het voertuig een snelheid van 30 km/u bereikt.
  • Pagina 92 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt. Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (in kilo- meters).
  • Pagina 93 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding f) reset van de bandenspanning  ➥ 2.15 g) Snelheidsinstelling van de snelheidsregelaar/-begrenzer.
  • Pagina 94 KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2) 12:00 Display A Na enkele seconden wachten, knipperen de minuten: druk een aantal keren kort of een Om bij de weergave 2 van de afstelling van keer lang op de knop 3 of 4 om ze in te stel- de tijd te komen, drukt u op knop 3 of 4 van len.
  • Pagina 95 KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2) Buitentemperatuurmeter Bijzonderheid: Als de elektrische voeding onderbroken wanneer de buitentemperatuur tussen -3 °C is geweest (losgenomen accukabel, ze- en +3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar- kering doorgebrand, enz.) moet u het schuwing voor kans op ijzel). klokje weer gelijk zetten.
  • Pagina 96: Verlichting En Signalen

    VERLICHTING EN SIGNALEN (1/4) š zijlichten Functie verlichting overdag (alleen koplampen) Draai de ring 2 op de schakelaar 1 Als de ring 2 in de stand AUTO staat, scha- tot het symbool bij markering 3 staat. kelen de lichten automatisch in bij het star- Op het instrumentenpaneel gaat een contro- ten van de motor of, afhankelijk van de auto, lelampje branden.
  • Pagina 97 VERLICHTING EN SIGNALEN (2/4) Functie “uitschakelvertraging” Met deze functie blijven de dimlichten korte tijd branden (voor het verlichten van het openen een hek, enz.). Met de motor en de verlichting uitgescha- keld en de ring 2 in de stand AUTO, trekt u de lichtschakelaar 1 naar u toe: de dimlich- ten gaan ongeveer dertig seconden bran- den.
  • Pagina 98: Grootlicht

    VERLICHTING EN SIGNALEN (3/4) Uitschakelen van de lichten Mistlichten voor Als de ring 2 in de stand AUTO staat, Draai de centrale ring 4 van de worden de lichten automatisch uitgescha- schakelaar 1 tot het symbool tegenover het keld. De lichten doven nadat de motor is uit- merkteken 5 staat, laat daarna los.
  • Pagina 99: Uitschakelen Van De Mistlichten

    VERLICHTING EN SIGNALEN (4/4) Uitschakelen van de mistlichten Er zijn twee mogelijkheden: – draai de middelste ring 4, afhankelijk van de auto, opnieuw tot de markering 5 te- genover het pictogram van het mistlicht staat dat u wilt uitschakelen; – de lichten gaan automatisch uit na het stoppen van de motor, bij het vergrende- len van de auto en, voor de mistachter- lichten, bij het openen van het bestuur-...
  • Pagina 100: Claxon En Lichtsignalen

    CLAXON EN LICHTSIGNALEN Richtingaanwijzers U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan het stuurwiel en in de richting waarin u dit gaat draaien. Werking van de sneltoets Verschuif de hendel 1 even omhoog of omlaag, waarbij u het weerstandspunt niet overschrijdt, en laat hem dan weer los: de hendel keert terug naar zijn oorspronkelijke stand en het betreffende richtingaanwijzer- lampje knippert drie keer.
  • Pagina 101: Voetgangersclaxon

    VOETGANGERSCLAXON Werking van het systeem Het systeem wordt automatisch ingescha- keld wanneer de motor gestart wordt. Het geluidssignaal klinkt als de auto tussen 1 en 30 km/u rijdt; Het schakelt automatisch naar stand-by als de snelheid hoger is dan ongeveer 30 km/u en wordt automatisch geactiveerd als de snelheid lager is dan ongeveer 30 km/u.
  • Pagina 102: Koplampen Afstellen

    KOPLAMPEN AFSTELLEN (1/2) Voorbeelden van de stand van de schakelaar A, afhankelijk van de belading Bestuurder alleen of met een passagier voorin Alle stoelen bezet Alle stoelen bezet en volle bagageruimte Met de knop A kan de stand van de koplam- pen aangepast worden aan de belading van de auto.
  • Pagina 103: Tijdelijke Afstelling

    KOPLAMPEN AFSTELLEN (2/2) Controleer na het afstellen of de motorkap goed teruggeplaatst en goed vergrendeld is. Wanneer u links rijdt met een auto met de bestuurdersstoel aan de linkerkant (of andersom), bent u verplicht om tij- dens uw verblijf de koplampen opnieuw af te stellen.
  • Pagina 104: Ruitenwisser, Ruitensproeier Voor

    RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/3) N.B.: bij mist of sneeuwval werkt de ruiten- wisser niet automatisch en blijft de functie onder controle van de bestuurder: – bij temperaturen onder nul wordt automa- tisch wissen niet ingeschakeld wanneer de auto wordt gestart. Deze functie wordt automatisch ingeschakeld wanneer de auto sneller rijdt dan een bepaalde snel- heid (ongeveer 8 km/uur);...
  • Pagina 105 RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/3) Bijzonderheid Tijdens het rijden gaat de wisser langza- mer werken als de auto stopt. Voorbeeld: van snel continu wissen gaat u naar lang- zaam continu wissen. Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen de wissers weer met de oorspronkelijk inge- stelde snelheid te werken.
  • Pagina 106: De Werking Van Een Ruitenwisserblad

    RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (3/3) De werking van een ruitenwisserblad Probeer niet de ruitenwisserbladen Let op de staat van de ruitenwisserbla- omhoog te zetten. Zij kunnen niet los van den. Hun levensduur hangt van u af: de voorruit omhoog blijven staan. Voor –...
  • Pagina 107: Achterruitwisser Met Interval Afhankelijk Van De Snelheid

    ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (1/2) Ruitenwisser/-sproeier Bijzonderheid achter Als de ruitenwisser van de voorruit in wer- Contact aan, draai het einde van de scha- king is of in de automatische stand staat, kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het gaat de achterruitwisser wissen met inter- symbool staat.
  • Pagina 108 ACHTERRUITSPROEIER,-WISSER (2/2) De werking van een ruitenwisserblad Let op de staat van de ruitenwisserbla- den. Hun levensduur hangt van u af: – houd de bladen schoon: reinig de bladen en de ruit regelmatig met water en zeep; – gebruik ze niet op een droge ruit; –...
  • Pagina 109 Hoofdstuk 2: Het rijden (met tips voor zuinig en milieubewust autorijden) Starten, stoppen van de motor ............. Versnellingsschakelaar .
  • Pagina 110: Starten, Stoppen Van De Motor

    STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR Stand “Contact aan” M Het contact staat aan. Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het Stand D: “Starten” parkeren of stoppen van de auto Starten van de motor Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier –...
  • Pagina 111: Versnellingsschakelaar

    VERSNELLINGSSCHAKELAAR (1/4) Selecteurhendel 1 Starten Zet alleen de versnellingshefboom 1 in stand D of R wanneer het voertuig stil- parkeren Start met de versnellingshefboom 1 in staat, met uw voet op de rem en het gas- stand P de motor en het READY 3 bericht pedaal losgelaten.
  • Pagina 112: Automatische Modus D

    VERSNELLINGSSCHAKELAAR (2/4) Automatische modus D Regeneratiemodus B Zet de hefboom in stand D. In de meeste Bij loslaten van het gaspedaal gebruikt het verkeerssituaties hoeft u de selectiehendel voertuig regeneratief remmen om het voer- niet meer te verplaatsen. tuig af te remmen. Zo genereert de elektro- motor stroom om de tractieaccu weer op te laden.
  • Pagina 113: Parkeren Van De Auto

    VERSNELLINGSSCHAKELAAR (3/4) Parkeren van de auto Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal ingedrukt en zet u de selecteurhendel in stand P (parkeren): de transmissie staat in neutraal en de voorwielen zijn mechanisch geblokkeerd. Zet de handrem vast. Bij het manoeuvreren kan de auto aan de onderkant ergens tegenaan rijden (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een...
  • Pagina 114: Voertuigreparaties

    VERSNELLINGSSCHAKELAAR (4/4) Om dit te doen, verwijder de 6 vloerbedek- king in de opbergruimte om bij de ontgren- delingshendel 7 te kunnen. Haal daarna de hendel 7 omhoog en druk tegelijk op de ont- grendelknop 2 die zich op de hendel bevindt. Voertuigreparaties ➥...
  • Pagina 115: Handrem

    HANDREM Vastzetten Trek de handgreep 2 omhoog. Controleer of de auto blijft stilstaan. Het controlelampje op het instrumentenpaneel licht op. De auto kan alleen gestart worden als het laadsnoer losgekoppeld is. Bij het manoeuvreren kan de auto aan de onderkant ergens tegenaan rijden (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) waar-...
  • Pagina 116: Tips Voor Het Rijden, Zuinig Rijden

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/4) Gebruikszone A “energieterugwinning” Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden en de uitrustingen Wanneer u tijdens het rijden uw voet optilt van de auto en de rijstijl van de bestuurder. van het gaspedaal of wanneer u op het rem- Raadpleeg voor een optimaal brandstofver- pedaal drukt, genereert de motor tijdens het bruik onderstaande aanbevelingen.
  • Pagina 117: Trajectbalans

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/4) Een algemene melding van 0 tot 100 geeft u de mogelijkheid om uw prestaties als zui- nige bestuurder in te schatten. Hoe hoger de melding, hoe beter uw prestaties als zuinige bestuurder. De tips voor zuinig rijden worden u gegeven om uw prestaties te verbeteren.
  • Pagina 118: Tips Voor Het Rijden En Ecorijden

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/4) – geef op een helling geen gas bij; acce- lereer niet meer dan op een vlakke weg. Houd het gaspedaal bij voorkeur in de- zelfde stand; – slecht weer, diepe plassen op de weg. Rijd niet door als het water op de weg hoger staat dan de onderrand van de velgen.
  • Pagina 119 TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (4/4) – bij voertuigen met airconditioning is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) wanneer de air- conditioning wordt gebruikt. Tips voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging: – Open bij zeer warm weer of als het voer- tuig in de hitte of in de zon heeft gestaan enkele minuten de portieren voordat u start, zodat de hete lucht uit het voertuig...
  • Pagina 120: Actieradius Van De Auto

    ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (1/2) In werkelijkheid kan de actieradius van de elektrische auto variëren afhankelijk van verschillende factoren die u kunt beheren, deels met het oog op een niet te verwaar- lozen winst van bereik. Deze factoren zijn: –...
  • Pagina 121: Beladen Van De Auto

    ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (2/2) Beladen van de auto Belaad de auto bij voorkeur niet met nutte- loze lading. Het thermische comfort De banden Het gebruik van de verwarming of de aircon- Door een te lage bandenspanning neemt ditioning vermindert de actieradius van de de rolweerstand en dus ook het energiever- auto.
  • Pagina 122: Milieu

    MILIEU Denk zelf ook aan het milieu Recycling Uw auto is ontwikkeld met een zo groot mogelijke aandacht voor het milieu gedu- – Gebruikte en vervangen onderdelen na Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabricage, een door u zelf uitgevoerde onderhouds- 95% herbruikbaar.
  • Pagina 123: Waarschuwing Bij Verlies Van Bandenspanning

    WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/4) Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar- Het systeem is hiermee uitgerust als er een De werking van het systeem schuwt dit systeem voor verlies van span- sticker A in de auto is geplaatst. Dit systeem detecteert een verlies van span- ning in een of meerdere banden.
  • Pagina 124 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/4) Werkingsvoorwaarden De referentiewaarde voor de banden- – rijden met sneeuwkettingen spanning opnieuw instellen – monteren van maar één nieuwe band Het systeem moet worden gereset met een – gebruik van banden die niet door de bandenspanning die gelijk is aan de ban- Dit moet worden uitgevoerd terwijl de auto merkdealer goedgekeurd zijn;...
  • Pagina 125 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/4) Corrigeren van de bandenspanning – druk lang (ongeveer 3 seconden) op een van de knoppen 2 of 3 om het resetten De bandenspanning moet worden ge- te starten. Als het waarschuwingslampje  corrigeerd wanneer de banden koud zijn (raadpleeg de sticker A op de zijkant van het voor “SET ”...
  • Pagina 126 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (4/4) Spuitbussen voor bandenreparatie en  pompset Het controlelampje 1 gaat uit nadat Gebruik alleen apparatuur die is goedge- de reset van de referentiewaarde voor de keurd door de merkdealer, anders bestaat bandenspanning is gestart. het risico van vertraagde of onjuiste werking van het systeem ➥...
  • Pagina 127: Bandenspanning-Controlesysteem

    BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (1/4) Reset van de referentiewaarde voor bandenspanning Deze gebeurt: – wanneer de referentiespanning in de banden moet worden gewijzigd om aan- gepast te zijn aan de gebruiksomstan- digheden (onbelast, belast, rijden op de autosnelweg ...); – na het verwisselen van een wiel. Deze test moet altijd gebeuren na controle van de bandenspanning in de vier banden als deze koud zijn.
  • Pagina 128: Aanduiding

    BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (2/4) Aanduiding N.B.: de waarde van de bandenspanning mag niet lager zijn dan de aanbevolen span- ning die staat vermeld op de rand van het Bandenspanning aanpassen  bestuurdersportier of, afhankelijk van het Het controlelampje blijft branden. Dit voertuig, onderaan op het bestuurderspor- betekent dat minstens een van de banden tier.
  • Pagina 129: Corrigeren Van De Bandenspanning

    BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (3/4) Corrigeren van de Vervangen van wielen/banden Lekke band  bandenspanning Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen -waarschuwingslampje wordt nodig (wielen, sierdoppen, enz.). De bandenspanning moet koud worden continu weergegeven in combinatie met het ® gecorrigeerd (raadpleeg de sticker op de Neem contact op met een merkdealer om -waarschuwingslampje en een weer- zijkant van het bestuurdersportier).
  • Pagina 130 BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (4/4) De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band). ® Waarschuwingslampje dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Controleen Boodschappen Interpretatie waarschuwingslampjes  Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning is gedetecteerd. Controleer en Bandenspanning aanpassen stel de spanning van de vier banden in en reset het systeem.
  • Pagina 131: Hulpen Correctiesystemen Tijdens Het Rijden

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/4) Antiblokkeersysteem van de Storingen Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- staan uit: wielen (ABS) © – het antiblokkeersysteem van de – branden op het in- Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS wielen (ABS); strumentenpaneel: de ABS, de ESC en het blokkeren van de wielen, waardoor de –...
  • Pagina 132 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/4) Elektronisch Onderstuurcontrole Het systeem reageert ook door het toeren- tal van de motor aan te passen aan de hoe- stabiliteitsprogramma (ESC) Dit verbetert de werking van het ESC bij veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk met onderstuurcontrole, sterk onderstuur van de auto (als de voor- van de mate waarin het gaspedaal wordt in-...
  • Pagina 133: Noodstopbekrachtiging

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/4) Noodstopbekrachtiging Oplichten van de alarmknipperlichten Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat krachtig afremmen gaan branden. zorgt voor het verminderen van de remweg van de auto. Remanticipatie Dit systeem registreert of er sprake is van Afhankelijk van de auto anticipeert het sys-...
  • Pagina 134: Hulp Bij Wegrijden Op Een Helling

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/4) Hulp bij wegrijden op een helling Afhankelijk van de helling van de weg helpt dit systeem de bestuurder bij het wegrijden op een helling. Het voorkomt dat de auto, naargelang de helling, achteruit rolt door automatisch de remmen vast te zetten als Het systeem van de hulp bij het de bestuurder het rempedaal loslaat om het...
  • Pagina 135: Waarschuwing Bij Verlaten Van Rijstrook

    WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/3) Deze waarschuwingsfunctie voor het verla- ten van de rijstrook waarschuwt de bestuur- der bij onopzettelijke overschrijding van een doorgetrokken of onderbroken streep. Deze functie gebruikt een camera die zich achter de achteruitkijkspiegel op de voorruit bevindt.
  • Pagina 136: Inschakelen

    WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/3) Uitschakelen Wanneer een streep wordt overschreden zonder dat de richtingaanwijzers worden Gebruik schakelaar 1. Het geïntegreerd con- aangezet, waarschuwt de functie de be- trolelampje 2 in de schakelaar 1 brandt. stuurder door het waarschuwingslampje ...
  • Pagina 137 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/3) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem –...
  • Pagina 138: Snelheidsbegrenzer

    SNELHEIDSBEGRENZER (1/3) Bediening Inschakelen De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen maximum-  1 Hoofdschakelaar Aan/Uit. Druk op de schakelaar 1 aan de kant snelheid niet te overschrijden. Het controlelampje 6 gaat branden en de 2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en boodschap “LIMIT”...
  • Pagina 139: Het Rijden

    SNELHEIDSBEGRENZER (2/3) Verandering van de ingestelde Overschrijden van de ingestelde maximumsnelheid snelheid U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver- Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- anderen door een aantal keren te drukken mum snelheid te overschrijden door: zo snel en diep mogelijk het gaspedaal in te druk- ken (voorbij het “zware punt”) –...
  • Pagina 140: Opnieuw Inschakelen Van De Maximumsnelheid

    SNELHEIDSBEGRENZER (3/3) Opnieuw inschakelen van de maximumsnelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, is het mogelijk deze op te roepen door op de schakelaar 4 (R) te drukken. Onderbreken van de functie Uitschakelen van de functie De werking van de snelheidsbegrenzer De werking van de snelheidsbegrenzer wordt opgeschort als u drukt op de scha- wordt onderbroken als u drukt op de schake-...
  • Pagina 141: Snelheidsregelaar

    SNELHEIDSREGELAAR (1/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Ook met deze extra rijhulp is de Bediening De snelheidsregelaar is een functie die u bestuurder altijd verplicht om helpt de door u gekozen rijsnelheid op een 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit. zich aan de snelheidslimieten te houden constante waarde vast te houden, dit wordt en alert te blijven.
  • Pagina 142: Instellen Van De Snelheid

    SNELHEIDSREGELAAR (2/4) Inschakelen Instellen van de snelheid Het rijden  Druk bij een constante snelheid (meer dan Als een snelheid in het geheugen is vastge- Druk op de schakelaar 1 aan de kant ongeveer 30 km/u) op de schakelaar 2 (+): legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u Het groene controlelampje 7 licht op en de de functie wordt ingeschakeld en de actuele...
  • Pagina 143: Veranderen Van De Ingestelde Snelheid

    SNELHEIDSREGELAAR (3/4) Overschrijden van de ingestelde snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel om u te waarschuwen. Laat daarna het gaspedaal los: na enkele seconden gaat de auto automatisch weer met de oorspronkelijk ingestelde snelheid...
  • Pagina 144: Opnieuw Inschakelen Van De Gekozen Snelheid

    SNELHEIDSREGELAAR (4/4) Opnieuw inschakelen van de gekozen snelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kan deze in de juiste omstandighe- den (verkeersdrukte, staat van het wegdek, weersomstandigheden, enz.) worden opge- roepen. Druk op de schakelaar 4 (R) als de snelheid van de auto hoger is dan 30 km/u.
  • Pagina 145: Parkeerhulp

    PARKEERHULP (1/2) De werking van het systeem Ultrasoondetectoren die in de bumper van de auto ingebouwd zijn, “meten” de afstand tussen de auto en een obstakel. Het parkeerhulpsysteem wordt ingescha- keld wanneer u de auto in de achteruitver- snelling schakelt. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een...
  • Pagina 146 PARKEERHULP (2/2) Storingen Als het systeem een bedrijfsstoring detec- teert, klinkt er een pieptoon van 3 seconden wanneer de achteruitversnelling wordt inge- schakeld. Ga naar een merkdealer. Bij het manoeuvreren kan de auto aan de onderkant ergens tegenaan rijden (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) en daar- Inschakelen/uitschakelen...
  • Pagina 147: Achteruitrijcamera

    ACHTERUITRIJCAMERA (1/4) Werking Deze functie is een extra hulp- – zorg ervoor dat de achteruitrijcamera niet Nadat de auto in de achteruitversnelling is middel. De bestuurder moet bedekt is (vuil, modder, sneeuw, ...); geschakeld (en tot vijf seconden nadat u altijd opletten en blijft verant- een andere versnelling hebt geselecteerd), woordelijk.
  • Pagina 148 ACHTERUITRIJCAMERA (2/4) Deze functie is een extra hulp- middel. De bestuurder moet altijd opletten en blijft verant- woordelijk. De bestuurder moet altijd op zijn hoede blijven voor plotselinge gebeurtenissen die tijdens het rijden zich kunnen voor- doen: let dus altijd op of er een bewe- gend obstakel is (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets) of een te klein of smal obstakel is (grote steen, dun paal-...
  • Pagina 149 ACHTERUITRIJCAMERA (3/4) Storingen Als de achteruitversnelling is ingeschakeld en het systeem een bedieningsfout detec- teert, wordt het multimediascherm tijdelijk zwart 2. Dit kan veroorzaakt zijn door een storing die van invloed is op de camera of het scherm (helderheid, vast beeld, vertraagde commu- nicatie, enz.).
  • Pagina 150: Het Verschil Tussen De Geschatte Afstand En De Werkelijke Afstand

    ACHTERUITRIJCAMERA (4/4) H J K Het verschil tussen de geschatte Achteruit een steile helling afrijden Achteruitrijden richting een uitsteeksel afstand en de werkelijke afstand De vaste richtlijnen 4 tonen de afstanden Positie H lijkt verder weg dan de positie J op verder weg dan ze werkelijk zijn.
  • Pagina 151 Hoofdstuk 3: Uw comfort Ventilatieroosters ............... . Automatische airconditioning.
  • Pagina 152: Ventilatieroosters

    VENTILATIEROOSTERS (1/2) 1 Ontwasemingssleuf linker zijruit. 5 Ventilatierooster rechts. 2 Ventilatierooster links. 6 Ontwasemingssleuf rechter zijruit. 3 Ontwasemingssleuven onder de 7 Ventilatieroosters voeten. voorruit. 8 Bedieningspaneel. 4 Centrale ventilatieroosters.
  • Pagina 153: Centrale Ventilatieroosters

    VENTILATIEROOSTERS (2/2) Centrale ventilatieroosters Linker en rechter ventilatieroosters Richting Hoeveelheid lucht Beweeg de knoppen 9 in de gewenste stand. Open het ventilatierooster 10 door op het ventilatierooster (bij punt 11) te drukken tot de gewenste opening bereikt is. Richting Richt de luchtstroom door het ventilatieroos- ter aan de zijkant 10 te draaien.
  • Pagina 154: Verwarming, Airconditioning

    VERWARMING, AIRCONDITIONING (1/4) Wijzigen van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen of verlagen door aan de knop 6te draaien. Regeling van de temperatuur Draai de knop 2 afhankelijk van de ge- wenste temperatuur.
  • Pagina 155 VERWARMING, AIRCONDITIONING (2/4) Functie “helder zicht” Druk op de toets 3, het ingebouwde contro- lelampje brandt. Met deze functie worden de voorruit, de zijruiten voor, de achterruit en de buitenspie- gels snel ontdooid en ontwasemd (afhanke- lijk van de auto). Deze activeert automatisch de airconditioning (afhankelijk van het voer- tuig) en de ontdooifuncties op de achterruit.
  • Pagina 156: Achterruitverwarming

    VERWARMING, AIRCONDITIONING (3/4) Achterruitverwarming In- en uitschakelen van de airconditioning Druk op de knop 8: het ingebouwde contro- (afhankelijk van de auto) lelampje gaat branden. De achterruit wordt nu snel ontwasemd en de elektrische buiten- Normaal schakelt het systeem automatisch spiegels worden verwarmd (afhankelijk van de airconditioning in of uit, afhankelijk van de uitvoering).
  • Pagina 157: Luchtkringloop (Afsluiten Van De 1 Buitenlucht)

    VERWARMING, AIRCONDITIONING (4/4) Luchtkringloop (afsluiten van de buitenlucht) Deze functie wordt automatisch geregeld, maar u kunt deze ook handmatig inschake- len. In dat geval wordt de inschakeling be- vestigd door het waarschuwingslampje in de toets 7. – in de recirculatiestand wordt de lucht aan- gevoerd vanuit het voertuig en zonder bij- menging van buitenlucht teruggevoerd in het interieur van het voertuig;...
  • Pagina 158: Airconditioning

    AIRCONDITIONING: programmeren (1/2) EV-programm. Comfortprogramma’s Comfortprogramma 1 06:00 AM L M M J V S D Klaar Programma om te Bewerken Comfortprogramma 2 Klaar 09:00 AM L M M J V S D L M M J V S D om te L M M J V S D Comfortprogramma 3...
  • Pagina 159: Uitschakelen Van De Airconditioning

    AIRCONDITIONING: programmeren (2/2) Activering van de Met draaiende motor en stilstaand voer- tuig, op het multimediascherm 1 selecteert “Programmatie” u Instellingen > Voertuig > EV-programm. > De functie wordt twee uur voor het gepro- Airco 3. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing grammeerde tijdstip geactiveerd om een van het multimediasysteem voor meer infor- comfortabele temperatuur te bereiken, als: matie.
  • Pagina 160: Onderhoud

    AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/3) Tips voor het gebruik Verbruik Storingen In sommige gevallen, (airconditioning uit, Het is normaal dat het brandstofverbruik Raadpleeg bij een storing altijd een merk- luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid hoger wordt (vooral in stadsverkeer) wan- dealer. nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de neer u de airconditioning gebruikt.
  • Pagina 161 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/3) Ñ Type airconditioningsvloeistof Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige componenten hermetisch zijn afgesloten)  bevat fluorhoudende broeikasgassen. (XXX) Type olie in het aircocir- cuit  Koelvloeistof R-134a Raadpleeg het instructieboekje Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol- ...
  • Pagina 162 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (3/3) Ñ Koelvloeistof R-1234yf Type airconditioningsvloeistof Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-  (XXX) Type olie in het aircocir- gende informatie vinden op sticker B in de cuit motorruimte.  Ontvlambaar product De aanwezigheid en de plaats van de in- formatie op sticker B zijn afhankelijk van de ...
  • Pagina 163: Ruitbediening

    RUITBEDIENING (1/3) Deze systemen werken wanneer het con- tact is ingeschakeld (“Aan”-positie M) of nadat het contact is uitgeschakeld totdat het bestuurdersportier wordt geopend (beperkt tot ongeveer 3 minuten). Het sluiten van de ruiten kan ernstige verwondingen veroor- zaken. Verantwoordelijkheid van de bestuurder Laat de sleutel of de afstands- bediening nooit achter in de...
  • Pagina 164 RUITBEDIENING (2/3) Storingen De elektrische ruitbediening werkt niet. Elektrische ruitbediening De elektrische ruitbediening met één druk Als het sluiten van de ruit niet goed werkt, op de knop heeft een thermische beveili- schakelt het systeem over op werking ging: Als u de ruitschakelaar meer dan zonder sneltoets: u kunt in dit geval de wer- zestien keer achter elkaar indrukt, schakelt king herstellen door de schakelaar van de...
  • Pagina 165: Handbediende Ruiten

    RUITBEDIENING (3/3) Handbediende ruiten Achterruiten Draai aan de slinger 4 om de ruit tot de ge- Om de ruit op een kier te zetten, beweegt wenste hoogte omlaag of omhoog te laten u handgreep 5 (beweging A) en blokkeert gaan. u de handgreep door deze naar rechts te duwen.
  • Pagina 166: Open Dak

    OPEN DAK Voorzorgsmaatregelen voor het Storingen gebruik Als het dak niet wil sluiten, raadpleeg dan een merkdealer. – Controleer of het schuifdak goed is ge- sloten wanneer u uw voertuig verlaat; – reinig het afdichtrubber eens per drie maanden met een door onze technische diensten goedgekeurd product;...
  • Pagina 167: Binnenverlichting

    BINNENVERLICHTING Binnenlicht Verlichting bagageruimte 2 Met de schakelaar 1, kunt u kiezen voor: Deze gaat branden bij het openen van de bagageruimte. – een constant brandende verlichting; – een verlichting die gaat branden als de auto wordt ontgrendeld of een van de portieren wordt geopend.
  • Pagina 168: Opbergruimte, Indeling Interieur

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/4) Opbergruimte in voorportieren 1 Dashboardkastje Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen Hierin past een fles van 1,5 liter. Open het dashboardkastje door de hand- in de “open” bergruimtes ge- greep 2 omhoog te trekken. plaatst zijn, zodat zij tegen de De klep is uitgerust met opbergruimtes.
  • Pagina 169 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/4) Inductielaadzone 3 (afhankelijk van de auto) Raadpleeg voor meer informatie over de op- laadprocedure de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open” bergruimtes ge- plaatst zijn, zodat zij tegen de inzittenden geslingerd kunnen worden bij het rijden door een bocht of bij plotse- ling remmen.
  • Pagina 170: Opbergruimte Van Het Achterportier

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/4) Opbergruimte van het Blikjeshouder 5 Opbergruimte onder achterportier 4 achterbank 6 Hierin passen de losse asbak, blikjes, enz. (afhankelijk van de auto) (afhankelijk van de auto) In de opbergruimte past een fles van 1,5 liter. Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de inhoud van de beker of het blikje niet over de rand stroomt.
  • Pagina 171: Zonneklep Voor

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/4) Handgreep passagier 7 Opbergruimte zonneklep 8 Zonneklep voor (afhankelijk van de auto) (afhankelijk van de auto) Laat de zonneklep 9 zakken. Hieraan kan men zich vasthouden tijdens Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een het rijden. Gebruik deze niet om u aan vast tolweg) bevestigen.
  • Pagina 172: Accessoireaansluiting

    ACCESSOIREAANSLUITING Accessoireaansluiting 1 Deze is bedoeld voor aansluiting van acces- soires die zijn goedgekeurd door onze tech- nische dienst. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maxi- maal 120 watt (12 V). Als verschillende accessoire- aansluitingen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aan- gesloten accessoires niet meer zijn dan 180 watt.
  • Pagina 173: Hoofdsteun Achter

    HOOFDSTEUN ACHTER Gebruiksstand Verwijderen van de hoofdsteun Til de hoofdsteun helemaal omhoog tot deze Zet de hoofdsteun geheel omhoog, druk blokkeert. Controleer de vergrendeling. daarna op de knop A en verwijder de hoofd- steun. Kantel de rugleuning zo nodig naar voren Opbergstand om de hoofdsteun te verwijderen.
  • Pagina 174: Achterbank

    ACHTERBANK Voer deze verstellingen uitslui- tend uit als de auto stilstaat. Zorg dat tijdens het bewegen van de achterstoelen, er niets het verankeren kan hinderen (lichaamsdeel, dier, steentje, Rugleuning neerklappen Het volume van de bagageruimte vergro- doek, speelgoed, enz.). ten (afhankelijk van het voertuig) Schuif de voorstoelen voldoende naar voren.
  • Pagina 175: Bagageruimte

    BAGAGERUIMTE Met de hand openen van binnenuit Bij een elektrische storing kunt u de achter- klep met de hand van binnenuit openen: – kantel de rugleuningen van de achter- bank naar voren, zodat u in de bagage- ruimte kan komen. –...
  • Pagina 176: Tafeltje

    TAFELTJE Tafeltje 2 De hoedenplank komt automatisch omhoog als de achterklep geopend wordt. Verwijderen – Maak de twee koordjes los 1; – trek de hoedenplank naar u toe. Terugplaatsen Monteer de hoedenplank in omgekeerde volgorde van losmaken. Leg geen zware of harde voor- werpen op de bagage-afdek- king.
  • Pagina 177: Indeling Bagageruimte

    INDELING BAGAGERUIMTE Bevestigingshaken Bevestigingspunten 1. Als uw auto geen bevestigingshaken De motor bevindt zich onder de baga- heeft, kunt u deze bij uw merkdealer geruimte, schuif niets of berg niets op kopen. onder de mat van de bagageruimte. 3.27...
  • Pagina 178: Vervoer Van Bagage

    VERVOER VAN BAGAGE Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – de rugleuning van de achterbank bij de normale belading (voorbeeld A); – de rugleuningen van de voorstoelen met de rugleuningen van de achterstoelen neergeklapt als u grote voorwerpen moet vervoeren (geval B).
  • Pagina 179: Dakdragers, Spoiler

    DAKDRAGERS, SPOILER Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Gebruik van de achterklep Voordat u de achterklep opent, controleert u de objecten en/of accessoires (fietsenrek, dakkoffer enzovoort) die zijn bevestigd op de dakdragers: deze moeten juist zijn ge- plaatst en vastgemaakt en mogen er niet voor zorgen dat de achterklep niet helemaal open kan.
  • Pagina 180: Multimedia-Uitrusting

    MULTIMEDIA-UITRUSTING De aanwezigheid en de plaats van deze uit- 4 Multimedia-aansluitingen; 6 Microfoon; rustingen zijn afhankelijk van de auto. 5 Draadloze lader; 7 Telefoonhouder; 8 Multimedia-aansluitingen. 1 Multimediascherm; 2 Bediening bij het stuurwiel; 3 Spraakcommando; Gebruik van de telefoon Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van dit appa- raat.
  • Pagina 181 Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Peilen.
  • Pagina 182: Motorkap

    MOTORKAP (1/2) Veiligheidshaak van de Motorkap openen Trek de lipjes (3) tot de aanslag om de mo- torkap te ontgrendelen. motorkap – Trek door de motorkap naar voren te schuiven (beweging A) tot de aanslag; Verwijder het deksel van het slot 1. –...
  • Pagina 183: Sluiten Van De Motorkap

    MOTORKAP (2/2) Sluiten van de motorkap Vergrendeling van de motorkap Steek de autosleutel in het slot 2. Controleer of de motorkap goed is vergrendeld. Schuif de motorkap naar achteren tot hij sluit Druk de lipjes 3 zo ver mogelijk in: de rode Plaats het deksel van het slot 1 in de juiste (beweging C).
  • Pagina 184: Peilen, Filters

    PEILEN, FILTERS (1/3) Regelmatige controle van het peil Interval voor het vervangen Controleer regelmatig het peil van de Raadpleeg het onderhoudsdocument van koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha- uw auto. digen door een gebrek aan koelvloeistof). Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor: –...
  • Pagina 185 PEILEN, FILTERS (2/3) Peil 2 Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt met het slijten van de remblokken maar het mag nooit beneden de waarschuwingslijn “MINI” komen. Als u zelf de slijtage van de schijf en trom- mel wilt controleren, vraagt u de brochure met uitleg over de controlemethode op bij het netwerk of de website van de fabrikant.
  • Pagina 186: Ruitensproeierreservoir

    PEILEN, FILTERS (3/3) Filters Het vervangen van de filters (cabinefilter, enz.) maakt deel uit van het onderhoudspro- gramma van uw voertuig. Interval voor het vervangen van de fil- ters: raadpleeg het onderhoudsdocument van uw auto. Voordat u iets doet onder de motorkap, moet u het contact afzetten.
  • Pagina 187: 12 V-Hulpaccu

    12 V-HULPACCU (1/2) De accu vervangen 1 Omdat dit een ingewikkelde ingreep is, ad- viseren wij dit over te laten aan een merk- dealer. Voor uw veiligheid en de goede werking van de elektri- sche uitrusting van het voer- tuig (verlichting, ruitenwissers, rembekrachtiging, enz.), moeten alle werkzaamheden aan de 12V-hulpaccu Deze bevindt zich onder de motorkap en...
  • Pagina 188 12 V-HULPACCU (2/2) Om uw auto niet te beschadigen, is het Gebruik uw elektrische auto niet om verboden om de 12 V-hulpaccu op te de 12 V-accu van een andere auto op laden met behulp van: te laden. Het vermogen van 12 volt van –...
  • Pagina 189: Bandenspanning

    BANDENSPANNING (1/2) Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning Bij een te lage bandenspanning (lekken, te lage bandenspanning enz.) verschijnt het  waarschuwingslampje op het instru- mentenpaneel. ➥ 2.15. Na elke aanpassing van de bandenspanning op een band, moet u de referentiewaarde voor de bandenspanning resetten.
  • Pagina 190: Bandenspanningen

    BANDENSPANNINGEN (2/2) De veiligheid van de banden en de mon- tagevoorschriften van de ketting: voor in- formatie over het onderhoud en, afhankelijk van de uitvoering van de auto, het gebruik van sneeuwkettingen. ➥ 5.6. Voor uw veiligheid en voor de naleving van de geldende we- tgeving.
  • Pagina 191: Motorruimte

    MOTORRUIMTE Motorruimte Neem voor elke werkhandeling in de motor- Het elektrisch systeem van het ruimte onder het tapijt A contact op met een voertuig werkt op 400 volt. erkende dealer. Elke interventie of wijziging aan het elektrische systeem van 400 volt van de auto (componen- ten, kabels, connectoren, tractiebatterij) is vanwege de veiligheidsrisico’s streng verboden.
  • Pagina 192: Onderhoud Van De Carrosserie

    ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3) Wat u moet doen Een goed onderhouden auto gaat langer Houd rekening met lokale voorschriften mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- inzake het wassen van een auto (bv. niet op Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- de openbare weg).
  • Pagina 193 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3) Wat u niet moet doen Bijzonderheid van auto’s met Ontvetten of reinigen met matte lak behulp van een hoge- De auto wassen in felle zon of als het vriest. drukreiniger of sproeipro- Voor dit type lak moeten bepaalde voor- Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder ducten die niet door onze zorgsmaatregelen worden genomen.
  • Pagina 194: Rijden Door Een Wasstraat

    ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3) Rijden door een wasstraat Reinigen van de koplampen, Reinigen van stickers, de opname-elementen en de decoratiefolie, enz. Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug camera’s in de ruststand. ➥ 1.90. Controleer de be- Wat u moet doen vestiging van de uitrusting aan de buiten- Veeg deze schoon met een zachte doek of kant, extra lampen, achteruitkijkspiegels en...
  • Pagina 195: Onderhoud Van De Binnenbekleding

    ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- mometer, enz.) Stofzuig het textiel regelmatig. den.
  • Pagina 196 ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Het wordt met kracht ontraden om voorwer- aangebrachte afneembare pen met deodorant, parfum enz., bij de ven- uitrusting tilatieroosters te plaatsen omdat deze de bekleding van het dashboard kunnen aan- Als u afneembare uitrusting moet verwijde- tasten.
  • Pagina 197 Hoofdstuk 5: Praktische tips Pompset voor de banden ..............Banden (veiligheid, wielen, wintergebruik) .
  • Pagina 198: Pompset Voor De Banden

    POMPSET VOOR DE BANDEN (1/4) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
  • Pagina 199 POMPSET VOOR DE BANDEN (2/4) – Stop het pompen na maximaal 15 minu- ten en controleer de spanning (op de ma- nometer 3). Let op: tijdens het leeglopen van de fles (ongeveer 30 seconden), geeft de mano- meter 3 kort een spanning van 6 bar aan, daarna daalt deze spanning.
  • Pagina 200 POMPSET VOOR DE BANDEN (3/4) Als de band correct is opgepompt, verwijdert – pas de spanning aan als deze hoger is u de set: schroef de pompaansluiting van de dan 1,3 bar maar lager dan de voorge- pompset voor de fles 5 om spatten te voor- schreven spanning (raadpleeg de sticker komen, en bewaar de fles in een plastic ver- op de rand van het bestuurdersportier).
  • Pagina 201: Voorzorgsmaatregel Bij Het Gebruik Van De Set

    POMPSET VOOR DE BANDEN (4/4) Voorzorgsmaatregel bij het gebruik van de set De set mag niet langer dan 15 minuten aan- eengesloten gebruikt worden. De fles moet na het eerste gebruik worden vervangen, ook al zit er nog vloeistof in. Na een reparatie met behulp van de set, mag u niet meer dan 200 km rijden.
  • Pagina 202: Banden (Veiligheid, Wielen, Wintergebruik)

    BANDEN (1/3) Veiligheid van de banden wielen Als het loopvlak van een band tot aan deze stiften is weggesleten, worden de De banden vormen de enige verbinding stiften zichtbaar 2: het is dan nodig om tussen de auto en het wegdek, het is daarom deze band te vervangen omdat er dan nog van het grootste belang dat zij in goede staat slechts 1,6 mm profiel overblijft waardoor...
  • Pagina 203: Het Kruisen Van De Wielen

    BANDEN (2/3) Bandenspanning Auto met waarschuwing bij verlies van Als de bandenspanning niet kan worden ge- controleerd wanneer de banden koud zijn, bandenspanning Houd u aan de bandenspanningen, contro- moet u de druk verhogen van 0,2 naar Bij een te lage bandenspanning (lekken, te leer de bandenspanningen ten minste een- 0,3 bar (of 3 PSI).
  • Pagina 204: De Banden In De Winter

    BANDEN (3/3) De banden in de winter Winterbanden Met het oog op de veiligheid (kwaliteit van de autotractie) moet u de vier wielen van de Sneeuwkettingen auto allemaal hiervan voorzien. Monteer, uit veiligheidsoverwegingen, sneeuwkettingen uitsluitend op de ach- Let op: deze banden hebben soms een pijl teras.
  • Pagina 205: Koplampen: Vervangen Van Een Lamp

    KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (1/2) Dimlicht / grootlicht Vervangen van de lamp: – verwijder de kap A; – maak de bedrading 1 los; – maak de veer 2 los en trek de lamp eruit. De lampen staan onder druk Lamptype: H4.
  • Pagina 206: Led-Dagrijverlichting, Markeringslichten En Richtingaanwijzers

    KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (2/2) Extra lampen Vraag uw merkdealer om advies als u mist- lichten op uw auto wilt monteren. LED-dagrijverlichting, markeringslichten en richtingaanwijzers 3 Raadpleeg een merkdealer. Mistlichten voor 4 Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een ver- –...
  • Pagina 207: Lampen Achter En Zijkant

    LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (1/3) Remlichten en – demonteer de lamphouders door de vier klemmetjes 3 te ontgrendelen; richtingaanwijzers – vervang de lamp; – Open vanuit de bagageruimte de afdek- kap 1; – plaats de lamphouder terug en duw tegen de lampmodule totdat deze vergrendelt;...
  • Pagina 208: Led-Markeringslicht

    LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (2/3) Led-markeringslicht 8 Derde led-remlicht 9 4 Remlichten Lamptype: P21/5W. Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. 5 Richtingaanwijzer Lamptype: PY21W. 6 Achteruitrijlicht Lamptype: P21W. 7 Mistlicht Lamptype: P21W. NB: afhankelijk van de auto is de plaats van de achteruitrijlichten en de mistlichten om- gekeerd.
  • Pagina 209: Kentekenverlichting

    LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (3/3) Kentekenverlichting Zijknipperlichten – Druk tegen het lipje 11 en maak het lamp- Maak de richtingaanwijzer 12 los met een huis 10 los. platte of vergelijkbare schroevendraaier. – verwijder het kapje van het lamphuis om Draai de lamphouder een kwartslag en haal bij de lamp te kunnen komen.
  • Pagina 210: Binnenverlichting: Vervangen Van Een Lamp

    BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp Binnenlicht Verlichting bagageruimte Druk tegen het lipje 3 zodat de lamphouder vrijkomt en u de lamp 4 kunt vervangen. Maak de lichtkap met een kleine schroeven- Maak met een platte schroevendraaier Lamptype: buislampje C5W. draaier los. het lamphuis 2 los door de twee lipjes aan weerskanten van het lamphuis in te drukken.
  • Pagina 211: Radiovoorbereiding

    RADIOVOORBEREIDING – Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor- schriften van de uitrusting op. Inbouwplaats voor de radio 1 Luidsprekers in portieren 2 – De benodigde steunen en verbin- dingskabels die de merkdealer u kan Maak het afdekplaatje los. De aansluitingen: Raadpleeg een merkdealer voor het instal- leveren, verschillen per type voertuig (+ antenne) en (–...
  • Pagina 212: Fm-Afstandsbediening

    FM-AFSTANDSBEDIENING: accu (1/2) storingen Als de accu om een juiste werking te kunnen garanderen, kunt u nog steeds de auto star- ten en vergrendelen/ontgrendelen ➥ 1.29. Vervangen van het batterijtje Open de eenheid A of B via de gleuf 1 met De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een behulp van een platte schroevendraaier of merkdealer, de levensduur is ongeveer...
  • Pagina 213 FM-AFSTANDSBEDIENING: accu (2/2) Voorzorgen met betrekking tot batterijen: – Houd (nieuwe of oude) bat- terijen buiten het bereik van kinderen. – batterijen niet inslikken; Risico van chemische brandwon- den die dodelijk kunnen zijn. – Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in het lichaam ingebracht, moet zo snel mogelijk een arts worden geraad- pleegd.
  • Pagina 214: Installatie En Gebruik Van Accessoires: Belangrijke Adviezen

    INSTALLATIE EN GEBRUIK VAN ACCESSOIRES: belangrijke adviezen Elektrische en elektronische accessoires Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Voordat u een accessoire op een stopcontact aansluit, moet u controleren of u het maximaal toegestane vermogen voor het stopcon- tact niet overschrijdt ➥...
  • Pagina 215: Zekeringen

    ZEKERINGEN (1/3) Zekeringen in het interieur A Zekeringen in de motorruimte B Bepaalde functies worden beschermd door Controleer de staat van de zekeringen als zekeringen in de motorruimte in huis B. een elektrisch apparaat niet werkt. Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi- Maak het klepje A los.
  • Pagina 216 ZEKERINGEN (2/3) Bestemming van de zekeringen (De aanwezigheid en locatie van de zekeringen is afhankelijk van de uitvoering) 5.20...
  • Pagina 217 ZEKERINGEN (3/3) Nummer Bestemming Nummer Bestemming Nummer Bestemming Huis met hulporganen interieur Niet in gebruik ECU ABS/ESP Remlichtschakelaar Elektrische ruitbediening Geluidssignaal Transponderschakelaar Schakelaar voor Verlichting buitenkant Afstellen van de spiegel Energiebeheer ECU Energiebeheer ECU Huis met hulporganen interieur Verlichting buitenkant Diagnoseaansluiting Remlichtschakelaar Energiebeheer ECU...
  • Pagina 218: Ruitenwisser (Vervangen Van Een Ruitenwisserblad)

    RUITENWISSERBLADEN (1/2) Bij het monteren Ga in omgekeerde volgorde te werk. Controleer of het blad goed is vergrendeld. Vervangen van de ruitenwisserbladen voor 1 – Controleer als het vriest, Contact uit: voordat u wegrijdt, of de ruiten- wisserbladen niet aan de ruit –...
  • Pagina 219: Ruitenwisserblad Achter

    RUITENWISSERBLADEN (2/2) Bij het monteren Ga in omgekeerde volgorde te werk. Controleer of het blad goed is vergrendeld. Ruitenwisserblad achter 5 Contact uit: – til de ruitenwisserarm 5 op; – maak blad 6 vrij door eraan te trekken. 5.23...
  • Pagina 220: Slepen: Pech

    SLEPEN: pech (1/4) Soorten pechverhelping Ontgrendel vóór het bergen de stuurkolom: zet de versnellingshefboom in stand N. Bij energiepech Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen inzake pechverhelping. In geval van een volledig ontladen tractiebat- terij is iedere vorm van slepen toegestaan: slepen op een laadplateau of slepen op de weg met behulp van het sleepoog (zie de volgende pagina’s).
  • Pagina 221: Slepen Op Een Laadplateau

    SLEPEN: pech (2/4) Slepen op een laadplateau Bij energiepech: slepen Pechverhelping dient uitsluitend op een Bij volledige ontlading van de tractiebatterij:  laadplateau te gebeuren in alle gevallen be- – het controlelampje 2 knippert; halve bij energiepech (volledige ontlading – het indicatielampje 1 geeft een lege bat- van de tractiebatterij).
  • Pagina 222: Toegang Tot De Sleeppunten

    SLEPEN: pech (3/4) Ontgrendel de stuurkolom; de contact- sleutel moet in stand “M” (contact aan) staan, zodat de remlichten, alarmknip- perlichten enz. kunnen werken. ‘s Nachts moet de auto zijn verlicht. Zet de parkeerrem los. Wanneer de motor niet draait, wordt de auto- matische transmissie niet meer gesmeerd;...
  • Pagina 223 SLEPEN: pech (4/4) – Gebruik een starre sleep- Laat nooit gereedschap in de stang. Indien u een touw of auto rondslingeren. Dit is ge- kabel gebruikt bij het slepen vaarlijk als u plotseling moet (als dit wettelijk toegestaan is), remmen. Berg na gebruik het moet de auto die gesleept wordt nog sleepoog correct op in zijn houder: kans kunnen remmen.
  • Pagina 224: Storingen

    STORINGEN (1/5) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. TIJDENS HET OPLADEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De tractiebatterij kan niet worden opgela- De buitentemperatuur is minder dan Laad uw auto weer op een gematigde plek op.
  • Pagina 225 STORINGEN (2/5) STORINGEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De afstandsbediening werkt niet voor het Batterij van de afstandsbediening leeg. Gebruik de sleutel. ontgrendelen of vergrendelen van de por- tieren. Gebruik van apparaten die op dezelfde frequen- Gebruik deze apparaten niet of gebruik de sleu- tie als de afstandsbediening werken (mobiele te- tel.
  • Pagina 226 STORINGEN (3/5) ONDERWEG MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed is, laat dan de banden door een merkdealer na- kijken. Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen te draaien.
  • Pagina 227 STORINGEN (4/5) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwissers werken niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen. ➥ 5.19. De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect.
  • Pagina 228 STORINGEN (5/5) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Condens in de verlichting en koplampen. Condens is een normaal verschijnsel dat door variaties in temperatuur en vochtig- heid kan worden veroorzaakt. In dat geval verdwijnen de sporen geleide- lijk aan als de lichten branden. Het waarschuwingslampje van het niet Een voorwerp tussen de vloer en de stoel Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voor-...
  • Pagina 229 Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatjes auto ..............Technische informatie voor de hulpdiensten .
  • Pagina 230: Identificatieplaatjes Auto

    IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa) moeten bij eventuele klachten en bij het 5 MTR (max. treinmassa). bestellen van onderdelen altijd worden 6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme- vermeld. ten onder de vooras 7 MMTA achteras De aanwezigheid en de plaats van de in- 8 Gereserveerd voor zakelijke of aanvul- formatie zijn afhankelijk van de auto.
  • Pagina 231: Technische Informatie Voor De Hulpdiensten

    TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN De QR-code op het label A geeft hulpverle- ners via een tablet of smartphone direct toe- gang tot de technische voertuiginformatie die ze nodig hebben bij een ongeval. Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht- baar is, zowel op de voorruit als de achter- ruit.
  • Pagina 232 MOTOR-ID Motorkenmerk De motoridentificatiegegevens in zone A moeten bij correspondentie en bij het be- Type motor. 5AGEN3 stellen van onderdelen altijd worden ver- meld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Serienummer van de motor.
  • Pagina 233: Afmetingen

    AFMETINGEN (in meters) 1,454 (1) 0,630 2,492 0,495 1,430 (2) 3,617 1,557* 1,426 1,875 (1) Voertuig met 15” velgen (2) Voertuig met 16” velgen * Onbelast...
  • Pagina 234: Massa's

    MASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de merkdealer. Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) Max. toegelaten massa (MMTA) Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje ➥ 6.2. Max. toegelaten treinmassa (MTR) Aanhangwagenmassa geremd* Verboden Aanhangwagenmassa ongeremd*...
  • Pagina 235: Onderdelen En Reparaties

    ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
  • Pagina 236: Onderhoudscoupons

    ONDERHOUDSCOUPONS (1/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 237 ONDERHOUDSCOUPONS (2/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 238 ONDERHOUDSCOUPONS (3/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 239 ONDERHOUDSCOUPONS (4/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 240 ONDERHOUDSCOUPONS (5/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 241 ONDERHOUDSCOUPONS (6/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 242: Plaatwerkcontrole

    PLAATWERKCONTROLE (1/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.14...
  • Pagina 243 PLAATWERKCONTROLE (2/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.15...
  • Pagina 244 PLAATWERKCONTROLE (3/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.16...
  • Pagina 245 PLAATWERKCONTROLE (4/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.17...
  • Pagina 246 PLAATWERKCONTROLE (5/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.18...
  • Pagina 247 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/5) antiblokkeersysteem: ABS ..........2.23 → 2.26 aangesloten services ............... 1.3 anticorrosiebescherming ............... 4.12 aanhangwagen ................6.6 autogordels ......0.6, 1.36 → 1.46, 1.49, 1.60 → 1.62, 1.72 aansteker ..................3.22 automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ..... 1.31 aanvullende bevestigingsmiddelen bij de autogordels achterin ............
  • Pagina 248 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/5) draadloze lader laadzone .................. 3.19 identificatie van de auto ..............0.7 dynamische rijcontrole: ESC ..........2.23 → 2.26 identificatieplaatjes auto ..............0.7 imperiaal dakdragers ................3.29 ECO-modus ..................2.9 inrichting ................3.18 → 3.21 ECO-rijden ................2.8 → 2.11 instrumentenpaneel ............0.4, 1.68 →...
  • Pagina 249 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/5) regeling ................ 1.88 – 1.89 oplaadstopcontact ..........1.2 → 1.6, 1.8 → 1.19 remlichten ................5.12 opslag/organisatie ................0.3 richtingaanwijzers ......... 1.69, 1.86, 5.9 – 5.10 luidsprekers parkeerhulp................. 2.37 – 2.38 plaats ..................5.15 pechhulp ..................0.9 peilen massa’s ...................
  • Pagina 250 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/5) ruitenwisser remvloeistof ................4.5 bladen ................5.22 – 5.23 technische gegevens .............6.5 → 6.7 ruitenwisser ...............1.90 → 1.94 telefoon ..................3.30 ruitenwisserbladen............0.9, 5.22 – 5.23 temperatuurregeling ........3.4 → 3.7, 3.10 → 3.12 tijd ..................1.80 – 1.81 toegang schakelen ................2.3 →...
  • Pagina 251 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/5) wassen ................4.12 → 4.14 weergave van elektrische auto belangrijke aanbevelingen ............1.7 wielen (veiligheid) ..............5.6 → 5.8 zekeringen ..............0.9, 5.19 → 5.21 zijwindassistentie ................2.24...
  • Pagina 254 à999105937Sò ï ë ä HE RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 122-122 BIS, AVENUE DU GENERAL LECLERC 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / renaultgroup.com...