Download Print deze pagina

Advertenties

In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
– uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
– de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
– zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
De volgende symbolen kunnen u helpen:
en
Deze zijn zichtbaar op de auto en geven aan dat u de handleiding moet raadplegen voor informatie en/of beperkingen op han-
delingen met betrekking tot de uitrusting van uw auto.
dit duidt overal in het instructieboekje op een risico, een gevaar of een veiligheidsadvies.
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is af-
hankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Deze handleiding kan ook informatie bevatten over onderdelen die pas op een later tijdstip zullen worden toegepast.
De schema's in de gebruikershandleiding dienen enkel als voorbeelden.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de constructeur van de auto.
Welkom aan boord van uw auto
0.1

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Renault Sandero 2021

  • Pagina 1 Welkom aan boord van uw auto In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u: – uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten. –...
  • Pagina 3 Hoofdstuk Ken uw auto  ..............Rijden  ................Comfort  ................ Onderhoud  ..............Praktische tips ............. Technische gegevens  ..........Alfabetische inhoudsopgave  ........
  • Pagina 5: Inhoudsopgave

    Hoofdstuk 1: Ken uw auto Sleutels, afstandsbediening radio: algemene informatie ......... . Vergrendelen, ontgrendelen van de portieren .
  • Pagina 6: Sleutels, Afstandsbediening Radio: Algemene Informatie

    SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENINGEN: algemene informatie (1/3) Sleutel A FM-afstandsbediening B of C 3 Ontgrendelen van alle portieren. 4 Gecodeerde contactsleutel, sleutel van 1 Gecodeerde contactsleutel, en sleutel 2 Vergrendelen van alle portieren. het bestuurdersportier en de tankdop. van de portieren en de tankdopklep. 5 Op afstand starten van de motor.
  • Pagina 7: Afstandsbediening Met Inklapbare Sleutel D Of E

    SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENINGEN: algemene informatie (2/3) Afstandsbediening met inklapbare sleutel D of E 6 Vergrendelen/ontgrendelen van het in- zetstuk van de sleutel. Om het inzetstuk vrij te maken van zijn houder, drukt u op de knop 6, het komt vanzelf naar buiten. Druk op de knop 6 en begeleid het inzet- stuk tot in zijn houder.
  • Pagina 8: Bereik Van De Afstandsbediening

    SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENINGEN: algemene informatie (3/3) Bereik van de afstandsbediening Het bereik wordt beïnvloed door de omge- ving. Let op bij het vasthouden van de af- standsbediening dat u niet per ongeluk op de knoppen drukt waardoor de portieren worden vergrendeld of ontgrendeld. Radiostoringen Vervangen, extra sleutel of afstands- Sommige voorwerpen (metalen voorwerpen,...
  • Pagina 9: Sleutels, Fm-Afstandsbediening

    SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik Portieren vergrendelen Druk op de vergrendelknop 1. Het vergrendelen ziet u aan het twee keer oplichten van de knipperlichten en de zijknipperlichten. Als een portier (of de achterklep) open staat Verantwoordelijkheid van of niet goed is gesloten, worden de portieren de bestuurder tijdens het en de achterklep vergrendeld en snel ont- parkeren of stoppen van de...
  • Pagina 10: Vergrendelen, Ontgrendelen Van De Portieren

    VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/2) Met de hand Van binnenuit Handmatig vergrendelen van de portie- Druk de knop 2 omlaag om te vergrendelen, Van buitenaf trek de knop 2 omhoog om te ontgrendelen. Draai met het portier geopend de hendel 3 U ontgrendelt de portieren door de sleu- (met behulp van het uiteinde van de sleutel) tel in een portierslot 1 te steken en deze te...
  • Pagina 11: Controlelampje Van De Portiervergrendeling

    VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/2) Vergrendelen van de portieren Controlelampje van de en kleppen zonder de FM- portiervergrendeling afstandsbediening Wanneer het contact aan is, geeft het con- trolelampje 4 in de schakelaar aan of de por- Dit is bijvoorbeeld het geval als een batterij- tieren wel of niet vergrendeld zijn: tje leeg is, de FM-afstandsbediening tijdelijk niet werkt ...
  • Pagina 12: Automatische Portiervergrendeling Tijdens Het Rijden

    AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN De werking van het systeem Na het wegrijden, vergrendelen de portieren automatisch als de auto de snelheid van on- geveer 7 km/u heeft bereikt. Bij een storing Als het systeem niet goed werkt (geen auto- matische vergrendeling) moet u eerst con- troleren of alle portieren goed zijn gesloten.
  • Pagina 13: Portieren Openen En Sluiten

    PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2) Waarschuwingssignaal verlichting brandt nog Als bij het openen van het bestuurderspor- tier de lichten nog branden terwijl het con- tact uit is, klinkt een signaal om u hiervoor te waarschuwen. Waarschuwing portier vergeten te sluiten Afhankelijk van de auto wordt deze waar- schuwing voor het bestuurdersportier of alle portieren gegeven.
  • Pagina 14: Veiligheid Van De Kinderen

    PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Veiligheid van de kinderen Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te Een achterportier kan niet van binnenuit...
  • Pagina 15: Hoofdsteunen Voor

    HOOFDSTEUNEN VOOR Hoofdsteun verwijderen Drukt op de knop 1 en trek de hoofdsteun omhoog tot deze vrijkomt (zet de rugleuning indien nodig schuin naar achter). Hoofdsteun terugplaatsen Plaats de poten van de hoofdsteun met de vertanding naar voren gekeerd in de gelei- ders en schuif hem in de gewenste stand.
  • Pagina 16: Voorstoelen

    VOORSTOELEN (1/2) Naar voren of naar achteren Stoelverwarming Voer deze verstellingen uitslui- schuiven Druk met het contact aan, afhankelijk van de tend uit als de auto stilstaat. auto, op de schakelaar 3 of 4. Trek de stang 1 omhoog om te ontgrende- Voor een optimale werking van len.
  • Pagina 17: Rugleuning Verstellen

    VOORSTOELEN (2/2) Rugleuning verstellen Afhankelijk van de auto, beweeg de draai- knop 5 of de hendel 6 en zet de rugleuning in de gewenste stand. Voer deze verstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat. Voor een optimale werking van de autogordels moet u de rugleuningen niet te veel achterover zetten.
  • Pagina 18: Autogordels

    AUTOGORDELS (1/7) Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- Stel, voordat u start de juiste zithouding del. Bovendien dient u zich te houden aan af, en daarna voor alle inzittenden de au- de wetgeving van het land waarin u zich be- togordel om de beste bescherming te vindt krijgen.
  • Pagina 19: Vergrendelen

    AUTOGORDELS (2/7) ™ Waarschuwingslampje van het niet-dragen van autogordel Afhankelijk van de auto, gaat dit branden wanneer de motor wordt gestart als de be- stuurders- en/of passagiersgordel niet vast- gemaakt is. Wanneer de auto rijdt, gaat het branden en kan er ongeveer twee minuten een geluidssignaal klinken zolang de auto- gordel niet vastgemaakt is.
  • Pagina 20 AUTOGORDELS (3/7) Vijfdeurs uitvoering Autogordel midden achter 10 (afhankelijk van auto) Autogordels zijkant achter Haal de gesp 13 uit zijn houder 12. Rol langzaam de gordel 7 uit en klik de Rol langzaam de gordel 10 uit en klik de gesp 9 in de rode grendel 8.
  • Pagina 21: Breakuitvoering

    AUTOGORDELS (4/7) Breakuitvoering Autogordel midden achter (afhankelijk van auto) Autogordels zijkant achter Trek de gordel 19 langzaam uit zijn houder A. Trek de riem langzaam 16 over u heen en druk de gesp 18 in de rode vergrendeling- Klik de gesp 21 vast in de bijbehorende sluiting 17.
  • Pagina 22 AUTOGORDELS (5/7) Vierdeurs uitvoering Autogordel midden achter (afhankelijk van auto) Autogordels zijkant achter Trek de gordel 27 langzaam uit zijn houder B. Trek de riem langzaam 24 over u heen en druk de gesp 26 in de rode vergrendeling- Klik de gesp 29 vast in de bijbehorende sluiting 25.
  • Pagina 23: Uitvoering Vier Zitplaatsen

    AUTOGORDELS (6/7) Uitvoering vier zitplaatsen Deze versie heeft autogordels en hoofdsteu- nen alleen op de achterste zijzitplaatsen. Het label C meldt dat het verboden is voor passagiers om op andere plekken te zitten dan de voorziene stoelen. Voor een doeltreffende bescherming door de autogordels achter moet de achter- bank goed zijn vergrendeld.
  • Pagina 24 AUTOGORDELS (7/7) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
  • Pagina 25 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Krachtbegrenzer – Laat al deze veiligheidsvoor- Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok zieningen controleren na een van de aanrijding komt dit mechanisme in aanrijding. werking om de kracht die de gordel op het li- –...
  • Pagina 26 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Elk airbagsysteem bestaat uit: – een airbag airbag en een gaspatroon in het stuurwiel voor de bestuurder en in het dashboard voor de passagier; – een rekeneenheid die het systeem be- waakt en de elektrische ontsteking van de gaspatroon bestuurt;...
  • Pagina 27 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( In de volgende gevallen kunnen de gor- Bij een frontale botsing met een ander, ge- Bij een botsing tegen de zijkant door een delspanners of airbags in werking treden. lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con- ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met tactzone van meer dan 40% en een snelheid een snelheid van 50 km/u of hoger.
  • Pagina 28 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( In de volgende voorbeelden kunnen de In de volgende voorbeelden treden de – aanrijding tegen de zijkant, aan de voor- gordelspanners en airbags in werking gordelspanners en airbags wellicht niet of achterkant van de auto; treden: in werking: –...
  • Pagina 29 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
  • Pagina 30: Bescherming Zijkant

    BESCHERMING ZIJKANT Zijairbags De zijairbags zijn aan de kant van de portie- ren ondergebracht in de rugleuning van de voorstoelen en komen in werking om de in- zittenden te beschermen bij een zware aan- rijding tegen de zijkant. Waarschuwingen inzake de zijairbag – Stoelhoezen: voor de stoelen met zijairbags zijn speciale stoelhoezen nodig.
  • Pagina 31: Aanvullende Bevestigingsmiddelen

    AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden ge- dragen.
  • Pagina 32: Kinderveiligheid

    KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/3) Vervoer van kinderen Bijzonderheden van Het kind moet, net als een volwassene, altijd uitvoeringen met LPG-motor correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht De LPG-installatie in de auto het traject. U bent verantwoordelijk voor de kan de eigenschappen van de kinderen die u vervoert.
  • Pagina 33 KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/3) Gebruik van een kinderzitje De bescherming die het kinderzitje biedt is afhankelijk van zijn capaciteit om het kind vast te houden en van de installatie ervan. Geef het goede voorbeeld door uw Door een verkeerde installatie komt de be- gordel vast te maken en leer uw kind: scherming van het kind in gevaar bij krachtig –...
  • Pagina 34 KINDERVEILIGHEID: algemeen (3/3) Kinderzitjes “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de een voorwaarts gerichte zitje reizen.
  • Pagina 35: Bevestiging Van Het Kinderzitje

    KINDERVEILIGHEID: bevestiging van het kinderzitje (1/3) Bevestiging met de autogordel Bevestiging met ISOFIX systeem De autogordel moet worden afgesteld om Toegelaten zijn ISOFIX kinderzitjes die zijn goed te kunnen werken bij krachtig remmen goedgekeurd overeenkomstig het reglement of bij een botsing. ECE-R44 in één van de drie gevallen: –...
  • Pagina 36 KINDERVEILIGHEID: bevestiging van het kinderzitje (2/3) Gebruik altijd de verankerin- gen 2 van de bagageruimte om de bovenste riem van het kin- derzitje vast te maken. Het is verboden andere bevestigings- punten te gebruiken om deze riem aan te bevestigen. Vijfdeurs uitvoering De twee ISOFIX-ringen 1 bevinden zich De ISOFIX bevestigingen...
  • Pagina 37 KINDERVEILIGHEID: bevestiging van het kinderzitje (3/3) Gebruik altijd de verankerin- gen 3 van de bagageruimte om de bovenste riem van het kin- derzitje vast te maken. Het is verboden andere bevestigings- punten te gebruiken om deze riem aan te bevestigen. Vierdeurs uitvoering De ISOFIX bevestigingen De derde ring 3 op elke zitplaats van de...
  • Pagina 38 KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (1/2) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- De genoemde types kinderzitjes zijn niet Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit derzitjes bevestigd worden Op het schema overal leverbaar. Controleer voordat u een mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien op de volgende bladzijde ziet u waar u een ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of nodig naar voren (voor de nodige ruimte op...
  • Pagina 39 KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (2/2) Op zitplaats achter aan de zijkant Verwijder in ieder geval de hoofdsteun Op middelste zitplaats achter van de stoel achteraan waarop het kinder- Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- Het monteren van een kinderzitje op deze zitje is geplaatst (raadpleeg de paragraaf stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat- plaats is alleen toegelaten als deze een rol-...
  • Pagina 40 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (1/8) Installatieschema voor vijfzits uitvoering met vijf deuren ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert.
  • Pagina 41 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (2/8) Installatieschema voor vijfzits breakuitvoering ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert. goedgekeurd zitje.
  • Pagina 42 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (3/8) Installatieschema voor vijfzits uitvoering met vier deuren ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert.
  • Pagina 43 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (4/8) Installatieschema voor vierzits uitvoering met vijf deuren ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert.
  • Pagina 44 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (5/8) Installatieschema voor vierzits breakuitvoering ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert. goedgekeurd zitje.
  • Pagina 45 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (6/8) Installatieschema voor vierzits uitvoering met vier deuren ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert.
  • Pagina 46 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (7/8) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de vorige bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Vierdeurs- en vijfdeursuitvoeringen of breakuitvoering Zitplaats voorpassagier Plaatsen achter zonder airbag Type kinderzitjes Gewicht van het kind Zitplaats midden met airbag of met airbag...
  • Pagina 47 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (8/8) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen”, die verkrijgbaar is bij de dealer, om het kinderzitje te kiezen dat voor uw kind geschikt is en aanbevolen wordt voor uw auto. X = Plaats niet geschikt voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel”...
  • Pagina 48: Kinderveiligheid: Bevestiging Met Het Isofix

    KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (1/8) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Vierdeurs- en vijfdeursuitvoeringen of breakuitvoering Zitplaats voorpassagier Plaatsen achter Grootte Gewicht van Type kinderzitjes van zitje Zitplaats midden met airbag...
  • Pagina 49 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (2/8) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen”, die verkrijgbaar is bij de dealer, om het kinderzitje te kiezen dat voor uw kind geschikt is en aanbevolen wordt voor uw auto. X = Plaats niet geschikt voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel”...
  • Pagina 50 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (3/8) Installatieschema voor vijfzits uitvoering met vijf deuren De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt Installatieschema voor vijfzits uitvoering met vijf deuren aangegeven door een letter: – A, B, B1 [F3, F2, F2X]: voor naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg);...
  • Pagina 51 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (4/8) Installatieschema voor vijfzits breakuitvoering De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter: – A, B, B1 [F3, F2, F2X]: voor naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg); –...
  • Pagina 52 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (5/8) Installatieschema voor vijfzits uitvoering met vier deuren De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter: – A, B, B1 [F3, F2, F2X]: voor naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg); –...
  • Pagina 53 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (6/8) Installatieschema voor vierzits uitvoering met vijf deuren De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter: – A, B, B1 [F3, F2, F2X]: voor naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg); –...
  • Pagina 54 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (7/8) Installatieschema voor vierzits breakuitvoering De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter: – A, B, B1 [F3, F2, F2X]: voor naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg); –...
  • Pagina 55 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (8/8) De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt Installatieschema voor vierzits uitvoering met vier deuren aangegeven door een letter: – A, B, B1 [F3, F2, F2X]: voor naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg); –...
  • Pagina 56: Passagiersairbag Voorin Uitschakelen

    KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (1/3) Passagiersairbag voorin Met het contact aan moet u controleren of uitschakelen het controlelampje 2 brandt. (afhankelijk van auto) Dit lampje blijft constant branden om u Voordat u een kinderzitje op de passagiers- eraan te herinneren dat u een kinderzitje stoel voorin installeert: De passagiersairbag voorin...
  • Pagina 57 KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (2/3) De merktekens op het dashboard en de stic- kers A aan elke kant van de zonneklep van de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier- boven), herinneren u aan deze instructies. GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin wordt...
  • Pagina 58: Inschakelen Van De Passagiersairbag Voorin

    KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (3/3) Inschakelen van de Storingen passagiersairbag voorin In geval van een storing aan het systeem (afhankelijk van auto) voor het in- en uitschakelen van de passa- giersairbag, is het verboden een achterste- Zodra u het kinderzitje van de passagiers- voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel stoel hebt verwijderd, moet u de airbag weer...
  • Pagina 59: Spiegels

    SPIEGELS Met de hand verstelbare Elektrisch verstelbare Binnenspiegel buitenspiegels buitenspiegels De binnenspiegel is verstelbaar. Om te voor- komen dat u in het donker verblind wordt De spiegel kan van binnenuit worden ver- Contact aan, bedien de knop 2: door achter u rijdende voertuigen, kan het steld met de hendel 1.
  • Pagina 60 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2) 30 29 28 22 21 1.56...
  • Pagina 61 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2) De aanwezigheid van de uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Zijrooster. 13 Dashboardkastje. 27 Plaats voor asbak of bekerhouder 2 Ontwasemingssleuf aan zijkant. 14 Schakelaar voor de alarmknipperlichten. 28 Versnellingshendel.
  • Pagina 62 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2) 10 11 35 34 18 17 29 28 27 26 1.58...
  • Pagina 63 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2) De aanwezigheid van de uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Zijrooster. 13 Schakelaars voor: 25 Schakelaar voor het in-/uitschakelen van – verstellen van de buitenspiegels, de ECO-modus Stop and Start. 2 Ontwasemingssleuf aan zijkant.
  • Pagina 64: Controleen Waarschuwingslampjes

    CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. á Controlelampje grootlicht Controlelampje dimlicht Als het oranje waarschuwingslampje Ò Controlelampje mistlichten brandt, moet u meteen voor- voor zichtig naar een merkdealer rijden. Als u dit voorschrift negeert, loopt u het risico Controlelampje mistachterlicht dat uw auto beschadigd wordt.
  • Pagina 65 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. Ò Toets met verschillende func- Ô Waarschuwingslampje koel- ties (rood of oranje) vloeistoftemperatuur Als dit blijft branden tijdens het rijden en er Rood waarschuwingslampje een geluidssignaal klinkt, wijst dit op een onmiddellijk stoppen...
  • Pagina 66 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. É Controlelampje voorverwar- Waarschuwingslampje antiblok- ming (dieselmotor) keersysteem Met contact aan, licht het op. Het geeft aan Dit gaat branden bij het aanzetten van het dat voorverwarmingsstiften werken.
  • Pagina 67 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU.  Controlelampje Elektronisch Waarschuwingslampje water in Stabiliteitsprogramma (ESC) en het brandstoffilter tractiecontrole Dit gaat branden bij het aanzetten van het contact, en dooft na enkele secondes.
  • Pagina 68: Displays En Meters

    DISPLAYS EN METERS (1/2) Toerenteller 1 (tr/min x 1000) Snelheidsmeter 2 Display robotversnellingsbak of (km of mijl per uur) automatische versnellingsbak 3 Bepaal uw snelheid alleen volgens de goed- Dit geeft de ingeschakelde versnel- gekeurde snelheidsmeter 2. ling weer. Raadpleeg de paragraaf “Robotversnellingsbak”...
  • Pagina 69: Koelvloeistof Temperatuurmeter

    DISPLAYS EN METERS (2/2) Brandstofpeilmeter 4 of 5 Boordcomputer A of B Koelvloeistof temperatuurmeter 6 Het aantal blokjes dat oplicht geeft het Raadpleeg de paragraaf “Boordcomputer” in (afhankelijk van de auto) brandstofpeil aan. Wanneer het minimale hoofdstuk 1. peil wordt bereikt, gaan de blokjes uit en Bij normaal gebruik lichten vier blokjes op.
  • Pagina 70: Boordcomputer

    BOORDCOMPUTER (1/7) f) geschat bereik met resterende brand- Betekenis van de waarden stof; gedurende de eerste paar g) afgelegde afstand; kilometer na een nulinstelling h) gemiddelde snelheid; i) afstand tot olieverversing; De waarden van gemiddeld verbruik, bereik j) onderhoudsinterval; en gemiddelde snelheid worden stabieler k) de bandenspanning resetten;...
  • Pagina 71 BOORDCOMPUTER (2/7) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B a) Totaalteller. b) Dagteller. – c) Verbruikte brandstof sinds de laatste nulinstelling. d) Gemiddeld verbruik sinds de laatste nulinstelling.
  • Pagina 72 BOORDCOMPUTER (3/7) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B e) Actueel verbruik . De waarde wordt aangegeven zodra de auto sneller rijdt dan 30 km/u. –...
  • Pagina 73 BOORDCOMPUTER (4/7) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B i) Overgebleven afstand tot de volgende olieverversing Overgebleven afstand tot de volgende olieverversing. Afhankelijk van de auto: –...
  • Pagina 74 BOORDCOMPUTER (5/7) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B j) Afstand/tijd tot onderhoud: Ê – Afstand/tijd minder dan 1500 km/1 maand. Het controlelampje verschijnt op het display.
  • Pagina 75 BOORDCOMPUTER (6/7) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B k) De bandenspanning resetten Raadpleeg de paragraaf “Waarschuwing bij verlies van bandenspanning” in hoofdstuk 2.
  • Pagina 76 BOORDCOMPUTER (7/7) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B m) Tijd n) Buitentemperatuur – o) Geschatte tijd/afstand met de resterende reagens. –...
  • Pagina 77: Verlichting En Signalen

    VERLICHTING EN SIGNALEN (1/2) Dimlicht Draai vanuit de stand dimlichten aan het uit- einde van de schakelaar 1 totdat het sym- Draai het einde van de schake- laar 1 tot het symbool zichtbaar wordt bij het bool zichtbaar wordt bij het merkte- merkteken 2.
  • Pagina 78: Mistachterlicht

    VERLICHTING EN SIGNALEN (2/2) Mistachterlicht Uitschakelen van de mistlichten Draai de middelste ring 3 van de schakelaar tot het symbool zichtbaar Draai de middelste ring 3 van de schakelaar wordt bij het merkteken 2. tot het symbool zichtbaar wordt bij het merk- teken 2.
  • Pagina 79: Afstellen Van De Koplampen

    AFSTELLEN VAN DE KOPLAMPEN (1/3) Voorbeelden van de stand van knop A, afhankelijk van de belasting 4 deurs Alle 4-deurs Alle vijfdeurs en Andere 5-deurs en Andere breakuitvoeringen uitvoeringen breakuitvoeringen uitvoeringen Bestuurder alleen of met een passagier voorin Bestuurder met een Met de knop A kan de stand van de koplam- passagier pen aangepast worden aan de belading van...
  • Pagina 80 AFSTELLEN VAN DE KOPLAMPEN (2/3) In geval van handmatige instellingen Voorbeelden van de stand van knop A, afhankelijk van de belasting 4 deurs Alle 4-deurs Alle vijfdeurs en Andere 5-deurs en Andere breakuitvoeringen uitvoeringen breakuitvoeringen uitvoeringen Bestuurder met een passagier voorin, drie –...
  • Pagina 81: Tijdelijke Afstelling

    AFSTELLEN VAN DE KOPLAMPEN (3/3) Tijdelijke afstelling Open de motorkap en zoek de markering B nabij een van de koplampen. Draai voor elke koplamp de schroef 1 met een schroevendraaier een halve slag naar de - om de koplampen te laten zakken. Na de rit de oorspronkelijke stand herstel- len: draai de schroef 1 een halve slag naar het symbool + om de lichtbundel omhoog te...
  • Pagina 82: Stuurwiel/Klokje

    STUURWIEL/KLOKJE Druk lang op de knop 3 om naar de instel- modus van de uren te gaan. Als alleen de uren knipperen, drukt u op de knop 3 om ze in te stellen. Druk lang op de knop 3 om naar de instel- modus van de minuten te gaan.
  • Pagina 83: Claxon En Lichtsignalen

    CLAXON EN LICHTSIGNALEN Claxon Alarmknipperlichten Richtingaanwijzers é U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan Druk op een van de A-locaties. Druk op de schakelaar 2. het stuurwiel en in de richting waarin u dit Deze schakelaar schakelt gelijktijdig de vier gaat draaien.
  • Pagina 84: Ruitenwisser, Ruitensproeier

    RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR Ruitensproeier voor Prestaties ruitenwisserblad Contact aan: trek de schakelaar 1 Let op de staat van de ruitenwisserbladen. naar u toe. Hun levensduur hangt van u af: Door een korte actie komt de ruitensproeier – houd de bladen schoon: reinig de bladen in werking en maakt de ruitenwisser één en de ruit regelmatig met water en zeep;...
  • Pagina 85: Ruitenwisser, Ruitensproeier Achter

    RUITENWISSER, RUITENSPROEIER ACHTER Achterruitsproeier Prestaties ruitenwisserblad Contact aan, draai het einde van Let op de staat van de ruitenwisserbladen. de schakelaar 2 tot het merkteken 1 tegen- Hun levensduur hangt van u af: over het symbool staat. – houd de bladen schoon: reinig de bladen en de ruit regelmatig met water en zeep;...
  • Pagina 86: Brandstoftank (Brandstof Tanken)

    BRANDSTOFTANK (1/6) Alle uitvoeringen Tijdens het tanken kunt u de dop in de De tankdop is van een speci- houder 2 van het klepje plaatsen. Bruikbare inhoud van de tank: ongeveer aal type. Vraag naar ditzelfde Trek, afhankelijk van de auto, aan de 50 liter.
  • Pagina 87 BRANDSTOFTANK (2/6) Soort brandstof Benzinemotor Gebruik uitsluitend ongelode benzine. Het Gebruik brandstof van goede kwaliteit die octaangehalte (RON) moet overeenkomen voldoet aan de regelgeving van het land, en met de indicaties op de sticker C aan de bin- aan de aanwijzingen op de sticker C in de nenkant van de tankdopklep.
  • Pagina 88: Aanhoudende Stank Van Brandstof

    BRANDSTOFTANK (3/6) Tanken van benzine of diesel Benzinemotor Schade die ontstaan is als gevolg van het Wanneer het contact uit is, drukt u met het tanken van loodhoudende benzine wordt vulpistool de klep open en steekt u deze zo niet door de fabrieksgarantie gedekt. ver mogelijk naar binnen voordat u met tanken begint (spatgevaar).
  • Pagina 89 BRANDSTOFTANK (4/6) Vervolgens kunt u de motor weer starten. Neem als na verschillende pogingen, de motor niet weer start, contact op met een merkdealer. Auto’s zonder ontluchtingspompje 4 Zet de contactsleutel in de stand “Contact Wijzig of repareer niet zelf het aan”...
  • Pagina 90: Tanken Van Lpg

    BRANDSTOFTANK (5/6) Bruikbare inhoud van de LPG-tank: on- geveer 32 liter. Tanken van LPG Zet de handrem vast, leg de motor stil, zet het contact uit en doof de lichten. Houd u in ieder geval aan de veiligheidsvoorschriften in de tankstations. Afhankelijk van het land moet u voor het tanken de vuladapter 5 op de LPG-vulpijp vastschroeven.
  • Pagina 91: Tankstations Met Zelfbediening

    BRANDSTOFTANK (6/6) Afhankelijk van het type station, kan het nodig zijn om de stationknop ingedrukt te houden voordat het tanken begint. Wanneer de pomp stopt of trager werkt, be- tekent dit dat het maximale LPG-peil van de tank (80%) is bereikt. Zodra u de knop loslaat, stopt de automaat.
  • Pagina 92: Reagenstank

    REAGENSTANK (1/5) U dient zich te houden aan de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Overtreding van de geldende regelgeving is strafbaar. De werking van de startvergrendeling De reagens bestemd is voor dieselmo- toren voorzien van het SCR (selectieve katalysator)-systeem.
  • Pagina 93: Voorzorgsmaatregelen

    REAGENSTANK (2/5) U kunt de tank bijvullen bij de pomp. Voorzorgsmaatregelen Wanneer het contact uit is, steekt u het vul- Bij het vullen: pistool zo ver mogelijk naar binnen voordat u met tanken begint (spatgevaar). – behandel de reagens voorzichtig. Houd hem in deze stand tijdens het tanken.
  • Pagina 94 REAGENSTANK (3/5) Bij extreem koud weer Als het vriest moet de reagenstank worden  bijgevuld als het bericht “ 1.200 km” verschijnt op het instrumentenpaneel. Bijzondere gevallen De reagensvloeistof bevriest bij temperatu- ren lager dan ongeveer -10°C. Probeer in deze omstandigheden niet om de vloeistof bij te vullen als deze bevroren is.
  • Pagina 95: Onderhoud/Actieradius

    REAGENSTANK (4/5) Onderhoud/actieradius De informatie op het instrumentenpaneel kan worden vergezeld door een geluidssignaal. Controleen Boodschap Wat te doen? waarschuwingslampjes Wanneer het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet, hebt u een actieradius van minder dan 2400 km. – Laat een merkdealer de reagenstank vullen of bijvullen. Wanneer het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet, hebt u een actieradius tussen 1200 km en 800 km.
  • Pagina 96: Systeemstoringen

    REAGENSTANK (5/5) Systeemstoringen  Ò Het waarschuwingslampje en het oranje waarschuwingslampje kunnen worden gecombineerd met een geluidssignaal. Controleen waarschuwingslampjes Boodschap Interpretatie Geeft een storing in het systeem aan. Raadpleeg zo snel mogelijk  Ò de merkdealer. gaan branden. Geeft aan dat er een systeemfout is en dat binnen 800 km de auto niet meer opnieuw kan worden gestart.
  • Pagina 97 Hoofdstuk 2: Het rijden (met tips voor zuinig en milieubewust autorijden) Inrijden, Startschakelaar ..............Starten, Stoppen van de motor .
  • Pagina 98: Inrijden, Startschakelaar

    INRIJDEN, STARTSCHAKELAAR Benzinemotor Stand “Contact aan” M Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan Het contact staat aan. 130 km/uur in de hoogste versnelling en – benzinemotor: u kunt nu starten. laat de motor met niet meer dan 3 000 tot –...
  • Pagina 99: Starten, Stoppen Van De Motor

    STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (1/4) Starten van de motor Benzine-inspuiting LPG-uitvoering – Geef bij het starten geen gas, De motor start altijd op benzine op: æ Als het waarschuwingslampje knip- – Laat de contactsleutel los zodra de motor – geef bij het starten geen gas; pert, moet u afhankelijk van de auto het is aangeslagen.
  • Pagina 100: Auto's Met Automatische Transmissie

    STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (2/4) Auto’s met automatische Stoppen van de motor Verantwoordelijkheid van de transmissie Laat de motor stationair draaien en draai de bestuur- der contactsleutel terug in de stand “Stop” St. Laat nooit, zelfs niet eventjes, Zet voor het starten de hendel in stand P. een kind, een afhankelijke vol- Raadpleeg de paragraaf “Automatische Bijzonderheid...
  • Pagina 101: Op Afstand Starten Van De Motor

    STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (3/4) Opmerking: als de functie actief is, kan deze niet worden uitgeschakeld. Wij raden u aan een merkdealer te raadple- gen. Werkzaamheden Met deze functie kunt u de motor op afstand starten. Stel het peil van de verwarming wanneer nodig in (temperatuur, ontdooien).
  • Pagina 102 STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (4/4) De werking van de afstandsbediening voor Het op afstand starten van de motor werkt Gebruik de functie om de motor starten van de motor wordt beïnvloed door indien: op afstand te starten of te pro- de omgeving, zoals: –...
  • Pagina 103 BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN BENZINEMOTOR Onder bepaalde omstandigheden, zoals: Indien u één van de hiervoor genoemde sto- ringen constateert, dient u uw auto zo spoe- – te lang doorrijden als het waarschuwings- dig mogelijk door een merkdealer te laten lampje brandstofreserve brandt;...
  • Pagina 104: Bijzonderheden Van De Uitvoeringen Met Een Dieselmotor

    BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN DIESELMOTOR Toerental van de dieselmotor Voorzorgen in de winter De dieselmotor heeft een begrenzing die Om problemen bij vorst te voorkomen: er voor zorgt dat het afgestelde motor- – zorg dat de accu steeds goed geladen is. toerental in geen van de versnellingen kan –...
  • Pagina 105: Bijzonderheden Van Uitvoeringen Met Lpg-Motor

    BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (1/3) Auto’s met LPG-motor Controlelampjes voor brandstofpeil A Deze auto’s gebruiken zowel benzine als De controlelampjes A (4 groene controle- LPG. lampjes en 1 rood) geven het lpg-peil weer. Ze zijn uitgerust met twee aparte reservoirs. Het rode controlelampje geeft de brand- stofreserve weer.
  • Pagina 106: Veranderen Van Brandstof Tijdens Het Rijden

    BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (2/3) Automatische overschakeling op benzine Het systeem schakelt automatisch over op de benzinemodus wanneer er geen LPG meer in het reservoir zit. U wordt hiervan op de hoogte gebracht door: – het oplichten van het groene D en gele B controlelampje;...
  • Pagina 107: Bij Rijden In Moeilijke Omstandigheden

    BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (3/3) storingen Bij rijden in moeilijke omstandigheden Bij een storing die de normale werking van de motor verhindert, schakelt het systeem Bij zeer koud weer (temperatuur onder on- automatisch van de LPG-modus op de ben- geveer 10 °C) en afhankelijk van de kwaliteit LPG heeft een zeer specifieke zinemodus over.
  • Pagina 108: Functie Stop And Start

    FUNCTIE STOP AND START (1/4) Dit systeem zorgt voor een lager brandstof- Voor een handgeschakelde versnellings- verbruik en vermindert de uitstoot van broei- bak: kasgassen. – de versnellingshendel in de neutrale Het systeem wordt automatisch ingescha- stand staat (neutraal); keld wanneer de auto begint te rijden. Tijdens het rijden zet het systeem de motor –...
  • Pagina 109: Verhinderen Dat De Motor Op Stand-By Wordt Gezet

    FUNCTIE STOP AND START (2/4) Verhinderen dat de motor op Stand-by uitschakelen stand-by wordt gezet Voor een automatische versnellingsbak of robotversnellingsbak: In bepaalde omstandigheden, zoals bij in- voegen op een kruispunt, is het mogelijk om – het rempedaal is niet ingedrukt en stand bij geactiveerd systeem de motor draaiende D of M is ingeschakeld, of te houden om snel te kunnen starten.
  • Pagina 110: Omstandigheden Waarbij De Motor Niet Op Stand-By Wordt Gezet

    FUNCTIE STOP AND START (3/4) Omstandigheden waarbij de – de helling is te steil voor auto’s met auto- Bijzonderheid van het automatisch weer matische transmissie; starten van de motor motor niet op stand-by wordt gezet – ... Onder bepaalde omstandigheden kan de motor vanzelf weer starten om uw veiligheid ...
  • Pagina 111: Inschakelen, Uitschakelen Van De Functie

    FUNCTIE STOP AND START (4/4) Inschakelen, uitschakelen van Het systeem wordt automatisch weer inge- schakeld bij elke vrijwillige start van de auto de functie (raadpleeg de paragraaf “Starten, stoppen Druk de schakelaar 1 in om de functie uit te van de motor” in hoofdstuk 2). schakelen.
  • Pagina 112: Versnellingshendel

    VERSNELLINGSHENDEL Inschakelen achteruitversnelling (bij stilstaande auto) Auto’s met handgeschakelde versnel- lingsbak: volg de tekening op knop 1. Auto’s met een robotversnellingsbak of Bij het manoeuvreren kan de een automatische versnellingsbak: raad- auto aan de onderkant ergens pleeg de paragraaf “Robotversnellingsbak” tegenaan rijden (bijvoorbeeld: of “Automatische versnellingsbak”...
  • Pagina 113: Tips Voor Het Rijden, Zuinig Rijden

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/4) Het brandstofverbruik is goedgekeurd over- eenkomstig een voorgeschreven standaard- methode. Deze methode is voor alle auto- fabrikanten hetzelfde en maakt het mogelijk om auto’s met elkaar te vergelijken. Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de ge- bruiksomstandigheden van de auto, de uit- rustingen en de rijstijl.
  • Pagina 114 TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/4) Uitschakelen van de functie Druk op de schakelaar 3.  Het controlelampje 2 op het instru- mentenpaneel gaat uit om de uitschakeling te bevestigen. Werkstand ECO Activeren van de functie Druk op de schakelaar 3. De ECO-modus is een functie die het brand- stofverbruik zo laag mogelijk houdt.
  • Pagina 115: Tips Voor Het Rijden En Zuinig Rijden

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/4) – Rijd bij een stoplicht kalm weg. – Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel- heid van de auto met het gaspedaal door voor een obstakel of een bocht tijdig gas terug te nemen. –...
  • Pagina 116 TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (4/4) – Voor auto’s met airconditioning is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) als de airconditioning aanstaat. Voor auto’s met een aircondi- tioning zonder automatische werkstand, zet het systeem uit, als u het niet meer nodig hebt.
  • Pagina 117: Tips Voor Onderhoud En Minder Luchtverontreiniging

    TIPS VOOR ONDERHOUD EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING Uw auto voldoet aan de eisen voor recycling Voor een goede werking van het uitlaatsys- – Luchtfilter, brandstoffilter: een vervuild aan het einde van de gebruiksduur, die van teem en het handhaven van de emissie- filterelement vermindert het rendement.
  • Pagina 118: Milieu

    MILIEU Uw auto is ontwikkeld met een zo groot Emissies – De auto moet aan het eind van zijn be- mogelijke aandacht voor het milieu gedu- staan door een gespecialiseerd bedrijf Voor de gebruiksfase van de auto, is hij zo rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica- worden gesloopt om te worden gerecy- ontworpen dat hij minder broeikasgassen...
  • Pagina 119: Waarschuwing Bij Verlies Van Bandenspanning

    WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/7) Identificatie van het systeem Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar- schuwt dit systeem voor verlies van span- Er bestaan twee systemen die waarschu- ning in een of meerdere banden. wen bij verlies van bandenspanning: –...
  • Pagina 120 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/7) Werkingsvoorwaarden – monteren van maar één nieuwe band – gebruik van banden die niet door de Het systeem moet gereset worden met de- merkdealer goedgekeurd zijn zelfde bandenspanning als de bandenspan- – ... ning die op het etiket vermeld staat; zo niet is het waarschuwingssysteem niet betrouw- baar in geval van een groot spanningsver- lies.
  • Pagina 121 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/7) SYSTEEM A (vervolg) Het resetten is afgerond na enkele minuten rijden. De referentiewaarde voor de banden- N.B. spanning opnieuw instellen de referentiewaarde mag niet lager zijn dan Deze gebeurt: de aanbevolen waarde die op de zijkant van –...
  • Pagina 122 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (4/7) SYSTEEM A (vervolg) Resetten van de bandenspanning starten Corrigeren van de bandenspanning  De bandenspanning moet koud worden Display Het controlelampje knippert meer- gecorrigeerd (raadpleeg de sticker op de dere seconden en blijft dan branden. zijkant van het bestuurdersportier).
  • Pagina 123 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (5/7) SYSTEEM A (vervolg) De referentiewaarde voor de banden- spanning opnieuw instellen Elke keer dat een wiel/band wordt verwis- Dit gebeurt: seld, moet de bandenspanning worden ge- – wanneer de referentiespanning in de corrigeerd en moet de referentiewaarde banden moet worden gewijzigd om aan- voor de bandenspanning opnieuw worden gepast te zijn aan de gebruiksomstandig-...
  • Pagina 124 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (6/7) Wanneer het bericht SEt tP of, afhankelijk Display van de auto, =0= eerst ongeveer vijf se- Bandenspanning corrigeren conden knippert en daarna blijft branden,  is het verzoek om de referentiewaarde Het controlelampje blijft branden. voor de bandenspanning opnieuw in te stellen verwerkt.
  • Pagina 125 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (7/7) SYSTEEM B (vervolg) Drukzender banden controleren Vervangen van wielen/banden Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen  nodig (wielen, sierdoppen enz.). Raadpleeg Lekke band Het controlelampje knippert meer- de paragraaf “Banden” in hoofdstuk 5. dere seconden en blijft dan branden, verge- ...
  • Pagina 126: Handrem

    HANDREM/STUURBEKRACHTIGING Vastzetten Stuurbekrachtiging Trek de handgreep 1 omhoog en controleer Laat bij draaiende motor het stuurwiel niet te of de auto goed blijft stilstaan. lang in een uiterste stand gedraaid staan om beschadiging van de stuurbekrachtigings- pomp te voorkomen. Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge- laden is.
  • Pagina 127: Hulpen Correctiesystemen Tijdens Het Rijden

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/4) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- ABS (antiblokkeersysteem van Storingen staan uit: de wielen)   – Als tijdens het rijden het waarschu- – het ABS (antiblokkeersysteem van de Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS wielen);...
  • Pagina 128 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/4) Elektronisch Onderstuurcontrole Bij een storing Als het systeem een storing ontdekt, blijft het stabiliteitsprogramma ESC Dit verbetert de werking van het ESC bij  met onderstuurcontrole en sterk onderstuur van de auto (als de voor- controlelampje op het instrumenten- wielen hun grip verliezen).
  • Pagina 129: Noodstopbekrachtiging

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/4) Omdat de tractiecontrole extra veiligheid Oplichten van de alarmknipperlichten geeft, raden wij u af te rijden met deze func- Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij tie uitgeschakeld. Herstel de werking van krachtig afremmen gaan branden. deze functie zo snel mogelijk door weer op Bij een storing schakelaar 1 te drukken.
  • Pagina 130: Hulp Bij Wegrijden Op Een Helling

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/4) Hulp bij wegrijden op een helling Het systeem van de hulp bij het Afhankelijk van de helling van de weg helpt wegrijden op een helling kan dit systeem de bestuurder bij het wegrijden niet in alle gevallen totaal ver- op een helling.
  • Pagina 131: Snelheidsbegrenzer

    SNELHEIDSBEGRENZER (1/3) Bediening Inschakelen De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen maximum- 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.  Druk op de schakelaar 1, aan de kant snelheid niet te overschrijden. Het oranje controlelampje 6 licht op en af- 2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en hankelijk van de auto verschijnt de bood- verhogen van de maximumsnelheid (+).
  • Pagina 132: Het Rijden

    SNELHEIDSBEGRENZER (2/3) Verandering van de ingestelde Overschrijden van de ingestelde maximumsnelheid snelheid U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver- Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- anderen door een aantal keren te drukken mum snelheid te overschrijden door: zo snel en diep mogelijk het gaspedaal in te druk- ken (voorbij het “zware punt”) –...
  • Pagina 133: Opnieuw Inschakelen Van De Maximumsnelheid

    SNELHEIDSBEGRENZER (3/3) Opnieuw inschakelen van de maximumsnelheid Als een snelheid in het geheugen is opgeno- men, is het mogelijk deze op te roepen door op de schakelaar 4 (RES) te drukken. Onderbreken van de functie Uitschakelen van de functie De werking van de snelheidsbegrenzer De werking van de snelheidsbegrenzer wordt opgeschort als u drukt op de schake- wordt onderbroken als u drukt op de schake-...
  • Pagina 134: Snelheidsregelaar

    SNELHEIDSREGELAAR (1/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie neemt niet de taak van de be- stuurder over. U moet zich ten allen tijde houden aan de voorgeschreven snelheid en blijven Bediening De snelheidsregelaar is een functie die u opletten (u moet altijd klaar zijn om te helpt de door u gekozen rijsnelheid op een 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
  • Pagina 135: Instellen Van De Snelheid

    SNELHEIDSREGELAAR (2/4) Inschakelen Instellen van de snelheid Het rijden Rijdend met een constante snelheid (vanaf Als een snelheid in het geheugen is vastge-  Druk op de schakelaar 1 aan de kant ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake- legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u Het groene controlelampje 6 licht op en af- laar 2 (+): de functie wordt ingeschakeld en...
  • Pagina 136: Veranderen Van De Ingestelde Snelheid

    SNELHEIDSREGELAAR (3/4) Overschrijden van de ingestelde snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel om u te waarschuwen. Laat daarna het gaspedaal los: na enkele seconden gaat de auto automatisch weer met de oorspronkelijk ingestelde snelheid...
  • Pagina 137 SNELHEIDSREGELAAR (4/4) Opnieuw inschakelen van de gekozen snelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kan deze worden opgeroepen, als de omstandigheden dat toelaten (verkeers- drukte, staat van het wegdek, weersomstan- digheden, enz.). Druk op de schakelaar 4 (RES) als de rijsnelheid van de auto hoger is dan 30 km/u.
  • Pagina 138: Parkeerhulp

    PARKEERHULP (1/2) De werking van het systeem Ultrasoondetectoren zijn aangebracht in de achterbumper van de auto en meten de af- stand tussen de auto en een obstakel tijdens het achteruitrijden. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt wanneer het obstakel ongeveer 40 cm van de auto verwijderd is.
  • Pagina 139: Bij Een Storing

    PARKEERHULP (2/2) Bij een storing Als het systeem een storing ontdekt, klinkt gedurende ongeveer drie seconden een geluidssignaal om u te waarschuwen. Raadpleeg een merkdealer. Uitschakelen van het systeem Het systeem kan worden uitgeschakeld door de schakelaar 1 in te drukken. Het lampje in de schakelaar brandt perma- nent.
  • Pagina 140: Achteruitrijcamera

    ACHTERUITRIJCAMERA (1/2) Werking Deze functie is een extra hulp- – zorg ervoor dat de achteruitrijcamera niet Bij het inschakelen van de achteruitversnel- middel. De bestuurder moet is afgedekt (door vuil, modder, sneeuw, ling (en tot ongeveer 2 seconden na het altijd opletten en blijft verant- enz.).
  • Pagina 141 ACHTERUITRIJCAMERA (2/2) Vaste tekening 3 De vaste tekening 3 bestaat uit gekleurde merktekens A, B en C die de afstand achter Het scherm geeft een omgekeerd beeld. de auto aangeven: De tekeningen zijn een op een horizon- – A (rood) op ongeveer 30 centimeter van tale ondergrond geprojecteerde weer- de auto;...
  • Pagina 142 NOODOPROEP (1/3) Als de auto hiermee is uitgerust, worden de hulpdiensten via het noodoproepsysteem automatisch of handmatig verwittigd bij een ongeval of ziekte, zodat ze zo snel mogelijk kunnen komen. Als u de functie voor noodoproep gebruikt om te melden dat u een ongeval hebt gezien, houdt dit in dat u stopt zodra de ver- keersomstandigheden dit toestaan, zodat de hulpdiensten uw auto kunnen vinden en...
  • Pagina 143 NOODOPROEP (2/3) Handmatige modus Testmodus (afhankelijk van lokale wetgeving) De noodoproep wordt uitgevoerd door: De testmodus is gereserveerd voor goed- – de 3-knop in te drukken en ten minste gekeurde dealers, om te controleren of de 3 seconden ingedrukt te houden; noodoproepfunctie goed werkt.
  • Pagina 144: Noodoproep

    NOODOPROEP (3/3) Het systeem werkt met een speciale accu. De accu gaat ongeveer 4 jaar mee (het controlelampje 1 wordt rood om u te informeren). Raadpleeg een merkdealer. Zonder de functie noodoproep is het sys- Voor uw veiligheid en een teem niet te volgen en zal niet constant goede werking van het sys- worden bewaakt.
  • Pagina 145: Automatische Transmissie

    AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/4) Stand automatisch Zet de hendel 1 in stand D. U hoeft de selecteurhendel niet meer te ver- plaatsen. Er wordt automatisch geschakeld in overeenstemming met de belasting van de auto, de hoeveelheid gas die u geeft en de helling van de weg.
  • Pagina 146 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/4) Bijzondere gevallen Bijzondere omstandigheden Onder bepaalde omstandigheden (bijvoor- – Als door de helling van de weg of in beeld ter bescherming van de motor, bij bochten de automatische werking niet werking van het elektronisch stabiliteitspro- gehandhaafd kan worden (bijv. in de gramma ESCenz.) kiest de versnellingsbak bergen) is het raadzaam om op hand- tijdens het rijden toch zelf de juiste versnel-...
  • Pagina 147: Parkeren Van De Auto

    AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/4) Onderhoudsintervallen Raadpleeg het onderhoudsdocument voor uw auto of een geautoriseerde dealer om na te gaan of periodiek onderhoud noodzake- lijk is voor de automatische transmissie. Als de transmissie geen onderhoud nodig heeft, hoeft geen olie te worden bijgevuld. Parkeren van de auto Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal ingedrukt en zet u de selecteurhendel in...
  • Pagina 148: Slepen Van Een Auto Met Een

    AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (4/4) Slepen van een auto met een automatische transmissie Wanneer de motor niet draait, wordt de auto- matische transmissie niet meer gesmeerd; u kunt dan ook de auto het beste laten slepen met beide voorwielen van de grond (en niet de achterwielen) of op een plateau vervoe- ren.
  • Pagina 149: Robotversnellingsbak

    ROBOTVERSNELLINGSBAK (1/6) Selecteurhendel 1 Schakelpatroon Display – Hiermee kunt u de versnelling voor het (raadpleeg de tekening op de hendel) 2 : automatische werking vooruit rijden, de achteruitversnelling en +: Handmatig een hogere versnelling in- 3 : waarschuwingslampje rempedaal indruk- de neutrale stand selecteren, en met de schakelen hand schakelen.
  • Pagina 150 ROBOTVERSNELLINGSBAK (2/6) Starten Achteruitversnelling (vanuit neutraalstand, stilstaande auto) Zet het contact aan. Het display op het instrumentenpaneel licht Met uw voet op de rempedaal, plaatst u de selecteurhendel in de positie R. De letter R Als de neutraalstand N wordt aangegeven, verschijnt op het display.
  • Pagina 151 ROBOTVERSNELLINGSBAK (3/6) Stand handgeschakeld Het systeem heeft een ingebouwde bevei- De auto kan weer wegrijden: liging tegen te hoge of te lage toerentallen – ofwel langzaam, (bijvoorbeeld in een file) Deze werking kan op ieder moment tijdens van de motor. door het rempedaal los te laten zonder het rijden worden ingeschakeld door de Om in één keer twee versnellingen hoger te...
  • Pagina 152: Accelereren En Inhalen

    ROBOTVERSNELLINGSBAK (4/6) Stand automatisch De auto kan weer wegrijden: Accelereren en inhalen – ofwel langzaam (bijvoorbeeld in een file), Telkens wanneer het contact wordt aange- – voor een geleidelijke acceleratie van de door alleen het rempedaal los te laten zet, kan vanuit de neutraalstand de automa- auto, drukt u het gaspedaal langzaam in.
  • Pagina 153 ROBOTVERSNELLINGSBAK (5/6) Parkeren Geluidssignaal Bijzondere omstandigheden Wanneer de auto stilstaat Verlaat nooit de auto als de motor nog draait – Als door de helling van de weg of in en een versnelling ingeschakeld is. bochten de automatische werking niet – op een vlakke ondergrond, moet de gehandhaafd kan worden (bijv.
  • Pagina 154: Het Slepen Van Een Auto Met Gerobotiseerde Versnellingsbak

    ROBOTVERSNELLINGSBAK (6/6) Het slepen van een auto met gerobotiseerde versnellingsbak Als de versnellingsbak in een versnelling vastzit: – zet het contact aan, – schakel in neutraal, – controleer of de versnellingsbak wel de- gelijk in neutraalstand staat, – zet het contact uit. Als het niet lukt de versnellingsbak in neu- traal te zetten, moet de auto weggesleept worden met beide voorwielen van de grond.
  • Pagina 155 Hoofdstuk 3: uw comfort Ventilatieroosters ............... . Verwarming, Ventilatie, Airconditioning .
  • Pagina 156: Ventilatieroosters, Luchtuitgangen

    VENTILATIEROOSTERS, luchtuitgangen (1/3) 1 Ventilatierooster links 5 Ontwasemingssleuf rechterzijruit 2 Ontwasemingssleuf linker zijruit 6 Ventilatierooster rechts 3 Ontwasemingssleuven onder de voor- 7 Ventilatierooster bij de voetenruimte ruit voor 4 Centrale ventilatieroosters 8 Bedieningspaneel...
  • Pagina 157: Hoeveelheid Lucht

    VENTILATIEROOSTERS, luchtuitgangen (2/3) Hoeveelheid lucht Richting Ventilatieroosters 9 Ventilatieroosters 9 Druk om te openen op het ventilatierooster Draai het ventilatierooster 9. (bij punt 10) tot de gewenste opening bereikt Gebruik, in geval van stankoverlast in de Ventilatieroosters 11 auto, alleen speciaal hiervoor bestemde Draai de knop 12 of 13 in de gewenste middelen.
  • Pagina 158: Plaatsen Achter

    VENTILATIEROOSTERS, luchtuitgangen (3/3) Plaatsen achter (afhankelijk van de auto) Ventilatieroosters voeten 13. Stop niets in het ventilatiecir- cuit van de auto (bijvoorbeeld in geval van stank, enz.). Risico van schade of brand.
  • Pagina 159: Verwarming, Ventilatie, Airconditioning

    VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING (1/3) Regelen van de temperatuur Draai de knop 5 afhankelijk van de ge- wenste temperatuur. Hoe verder de aanwij- zer in het rode gedeelte staat, hoe hoger de temperatuur. Regeling van de ventilatiesnelheid. Draai de knop 3 van 0 naar 4. Hoe verder u de knop naar rechts draait, hoe meer lucht er wordt verplaatst.
  • Pagina 160: Snel Ontwaseming

    VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING (2/3) Snel ontwaseming Zet de knoppen 1, 3 en 6 in de standen – buitenlucht; – maximale ventilatie; – ontwaseming. Het gebruik van de airconditioning versnelt het ontwasemen. Elektrische V voorruitverwarming/ achterruitverwarming Inschakeling van de De kringloopstand kan gebruikt worden: Druk bij draaiende motor op de toets 4 (het afsluiting van de buitenlucht / –...
  • Pagina 161: Verdeling Van De Lucht In Het Interieur

    VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING (3/3) In- en uitschakelen van de airconditioning De toets 2 zorgt voor het inschakelen (con- trolelampje brandt) of het uitschakelen (con- trolelampje is uit) van de airconditioning. Het systeem werkt niet als knop 3 in stand 0 staat. Door het inschakelen van de airconditioning: –...
  • Pagina 162: Thermostatische Airconditioning

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/4) Wijzigen van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen of verlagen door aan de knop 6te draaien. Regeling van de temperatuur Draai de knop 2 afhankelijk van de ge- wenste temperatuur.
  • Pagina 163: Achterruitverwarming

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/4) Functie “helder zicht” Druk op de toets 3, het ingebouwde contro- lelampje brandt. Met deze functie worden de voorruit, de zijruiten voor, de achterruit en de buiten- spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af- hankelijk van de auto). Hierdoor worden automatisch de airconditioning en de achter- ruitverwarming ingeschakeld.
  • Pagina 164 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/4) Wijzigen van de verdeling van Ø De lucht wordt hoofdzakelijk naar alle roosters van de zijruiten voorin de lucht in het interieur en naar de ontwasemingssleuven gevoerd. Druk op een van de toetsen 4. het contro- ½ De lucht wordt hoofdzakelijk naar lelampje in de toets waarop u hebt gedrukt, de ontwasemingsroosters in het...
  • Pagina 165: Luchtkringloop (Afsluiten Van De Buitenlucht) K

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/4) Handbediening Druk op de toets 7, het ingebouwde contro- lelampje brandt. Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto, door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin- ken.
  • Pagina 166: Airconditioning

    AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/2) Tips voor het gebruik Onderhoud Storingen In sommige gevallen, (airconditioning uit, Raadpleeg voor de controle-intervallen het Raadpleeg bij een storing altijd een merk- luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid onderhoudsdocument van uw auto. dealer. nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de –...
  • Pagina 167 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/2) Ñ Type airconditioningsvloeistof  Type olie in de slangen van de airconditioning  Ontvlambaar product  Raadpleeg het instructieboekje  Onderhoud Hoeveelheid airconditio- ningsvloeistof aanwezig x,xxx kg in de auto. Global Warming Potential Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige o f t e w e l a a r d o p w a r - componenten hermetisch zijn afgesloten)
  • Pagina 168: Elektrische Ruitbediening

    ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (1/4) Handbediende ruiten Draai indien gewenst de handgreep 1 of 2 om de ruit omlaag of omhoog te brengen. Leg nooit iets op de bovenkant van een halfgeopende ruit: risico van beschadi- ging van de ruitbediening. 3.14...
  • Pagina 169: Elektrische Ruitbediening Voor

    ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (2/4) Elektrische ruitbediening voor Vanaf de passagiersplaats voor Gebruik schakelaar 5. De elektrische ruitbediening werkt met het contact aan. Vanaf de bestuurdersplaats Schakelaars op portier A Druk of trek aan de schakelaar van een ruit om hem omhoog of omlaag te zetten tot de gewenste hoogte.
  • Pagina 170: Elektrische Ruitbediening Met Sneltoets

    ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (3/4) Elektrische ruitbediening met sneltoets Als de auto hiermee uitgerust is, is de snel- toets een aanvulling op de werking van de elektrische ruitbediening, zoals hiervoor be- schreven. Deze is alleen aanwezig bij de bestuurders- ruit. – Druk de betreffende schakelaar kort en helemaal in: de ruit gaat in één keer geheel omlaag.
  • Pagina 171: Vergrendeling En Ontgrendeling Van De Ruitbediening Achter

    ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (4/4) Veiligheid inzittenden achter De bestuurder kan de werking van de ruitbediening achter uit- schakelen door schakelaar 9 in te drukken. Verantwoordelijkheid van de bestuurder Laat uw voertuig nooit achter met de binnenin, en laat nooit een kind, een niet-autonome volwassene of een dier achter, zelfs niet eventjes.
  • Pagina 172: Binnenverlichting

    BINNENVERLICHTING (1/2) Binnenlichten Leesspots (afhankelijk van de auto) Afhankelijk van de auto drukt u op de scha- kelaar 2 voor: Druk op de schakelaar 1 voor de bestuur- der, 3 voor de passagier. – een constant brandende verlichting; Druk op de schakelaar 4 of 5 voor de pas- –...
  • Pagina 173: Verlichting Dashboardkastje

    BINNENVERLICHTING (2/2) Verlichting dashboardkastje 6 Verlichting bagageruimte 7 of 8 (afhankelijk van de auto) Deze gaat branden als de achterklep of een Het lampje 6 gaat branden bij het openen portier wordt geopend. van de klep. Het ontgrendelen en het openen van de portieren en de achterklep zorgen voor het tijdelijk branden van de binnenlich- ten.
  • Pagina 174: Zonneklep, Handgreep

    ZONNEKLEP, HANDGREEP Zonneklep voor Opbergruimte zonneklep 4 Handgreep 5 (afhankelijk van de auto) Zet de zonneklep 1 of 3 omlaag tegen de Hiermee kunt u tolkaartjes bewaren. voorruit of maak deze los en draai deze Hieraan kan men zich vasthouden tijdens tegen de zijruit.
  • Pagina 175: Opbergruimtes, Indeling Interieur

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/5) Dashboardkastje Opbergvak in de Opbergruimte in portier 3 middenconsole 2 Om deze te openen, trekt u aan de hand- (of plaats voor autoradio) greep 1. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open” bergruimtes ge- plaatst zijn, zodat zij tegen de inzittenden geslingerd kunnen worden bij het rijden door een bocht, bij plotse-...
  • Pagina 176: Bovenste Opbergruimte Van Dashboard

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/5) Bovenste opbergruimte van Opbergruimte 5 dashboard 4 Plaats voor asbak 6 Laat geen spullen op de vloer (bij de bestuurder) liggen. In geval van plotseling remmen zouden deze onder de peda- len terecht kunnen komen, waardoor de bestuurder deze niet meer goed kan be- dienen.
  • Pagina 177: Armsteun Voor

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/5) Armsteun voor 7 Armsteun in het midden 8 Opbergruimte in armsteun A Let op dat er geen harde, Laat geen spullen op de vloer zware of scherpe voorwerpen (bij de bestuurder) liggen. In in de “open” bergruimtes ge- geval van plotseling remmen plaatst zijn, zodat zij tegen de zouden deze onder de peda-...
  • Pagina 178 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/5) Opbergvakken in voorstoelen 9 Plaats voor beker 10 Tassenhaken 11 Maximum gewicht per haak: 5 kg. 3.24...
  • Pagina 179 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (5/5) Opbergruimte mobiele Opbergruimte bij de telefoon 12 passagier 13 3.25...
  • Pagina 180: Asbakken, Aansteker, Accessoireaansluiting

    ASBAK, AANSTEKER, ACCESSOIREAANSLUITING Asbak 1 Aansteker 3 Deze kan zich bevinden op een van de Als het contact aan staat, drukt u de aanste- plaatsen 2 of 4. ker 3 in. Zodra hij heet is komt hij met een klikje terug. Trek hem los. Plaats hem na ge- Openen: trek het deksel omhoog.
  • Pagina 181: Hoofdsteun Achter

    HOOFDSTEUNEN ACHTER (1/2) Uitvoering vijf zitplaatsen Hoofdsteun terugzetten A Plaats de poten van de hoofdsteun in de ge- Gebruiksstand van de hoofdsteun A leiders, druk op de knop 1 en laat de hoofd- steun zakken hij goed vastzit. Trek de hoofdsteun zoveel mogelijk omhoog en druk hem daarna naar beneden tot hij Opbergstand van de hoofdsteun A blokkeert.
  • Pagina 182: Uitvoering Vier Zitplaatsen

    HOOFDSTEUNEN ACHTER (2/2) Uitvoering vier zitplaatsen Deze versie heeft autogordels en hoofdsteu- nen alleen op de achterste zijzitplaatsen. Het label B meldt dat het voor passa- giers verboden is om op andere plaatsen te zitten dan op de aanwezige stoelen. De hoofdsteun is een veilig- heidsorgaan.
  • Pagina 183: Achterbank: Gebruiksmogelijkheden

    ACHTERBANK gebruiksmogelijkheden (1/2) Uitvoering vijf zitplaatsen De rugleuning B of C neerklappen De rugleuning B of C terugzetten – Steek de gesp van de achtergordel in de – Zet de rugleuning omhoog; Afhankelijk van de auto, kunnen de zitting en houder 1;...
  • Pagina 184 ACHTERBANK gebruiksmogelijkheden (2/2) Controleer na het terugkan- telen van de rugleuning of deze weer goed is vergrendeld. Let op bij het gebruik van een stoelhoes, dat deze de vergrende- ling van de rugleuning niet belemmert. Uitvoering vier zitplaatsen Let op de juiste stand van de autogor- dels.
  • Pagina 185: Bagageruimte

    BAGAGERUIMTE (1/2) Openen Met de hand Van binnenuit Druk op de knop 2 en trek de achterklep Van buitenaf Elektrische bediening omhoog. Steek de sleutel in het slot van de bagage- Druk met ontgrendelde portieren op de ruimte, draai hem om (of, afhankelijk van de knop 1 en trek de achterklep omhoog.
  • Pagina 186 BAGAGERUIMTE (2/2) Sluiten Trek de achterklep omlaag, waarbij u ge- bruik kunt maken van de handgreep 3 in de klep, indien de auto ermee is uitgerust. Het aansluiten van een drager (fietsdrager, bagagekoffer, enz.) die rust op de achterklep is verboden. Om een drager te installeren op uw auto, neemt u contact op met een merkdealer.
  • Pagina 187: Opbergruimtes, Indeling Bagageruimte

    OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE Bevestigingshaken In elke hoek van de bagageruimte kan de zwaarste voorwerpen lading aan de bevestigingshaken 1 vastge- plaatst u zo laag mogelijk op de sjord worden. laadvloer. Zet de lading indien mogelijk vast aan de beves- tigingshaken (indien aanwezig) op de vloer van de laadruimte.
  • Pagina 188: Vervoer Van Bagage

    VERVOER VAN BAGAGE Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – de rugleuningen van de achterbank bij normale ladingen (voorbeeld A); – de voorstoelen wanneer de rugleunin- gen van de achterstoelen zijn neer- geklapt.
  • Pagina 189: Vervoer Van Voorwerpen: Trekken, Trekhaak

    VERVOER VAN VOORWERPEN: trekken, trekhaak Kogeldruk, maximaal toegelaten mas- sa’s van geremde en ongeremde aan- hangwagens: raadpleeg hoofdstuk 6, paragraaf “Massa’s”. Keuze en monteren van een trekhaak Maximale massa van de trekhaak: – alle uitvoeringen behalve break: 18 kg; – breakuitvoering: 20 kg. Vierdeursuitvoering: Montage moet gebeuren volgens de A = 1027 mm maximum...
  • Pagina 190 HOEDENPLANK Vijfdeurs uitvoering Vierdeurs uitvoering Til vervolgens de hoedenplank 2 iets op en trek hem naar u toe. Verwijderen Bij het terugplaatsen gaat u in omgekeerde volgorde te werk. Maak de twee koordjes 1 los (aan de kant van de achterklep). Zet geen bagage en vooral geen zware of harde voorwer- pen op de plaat 2 of 3.
  • Pagina 191: Bagageafdekplaat: Break Uitvoeringen

    BAGAGEAFDEKPLAAT : Breakuitvoering Verwijderen van de Deze bestaat uit een star deel (plaat A) en een soepel deel B. bagageafdekplaat Om het soepele deel op te rollenB Met het soepele deel B opgerold, tilt u de plaat A lichtjes op en trekt u deze naar u toe. Trek lichtjes aan de handgreep 1 van de ba- gageafdekplaat om deze vrij te maken van Bij het monteren gaat u in omgekeerde volg-...
  • Pagina 192: Breakuitvoering

    VERVOER VAN VOORWERPEN: Scheidingsnet (1/2) Breakuitvoering Aanbrengen van het scheidingsnet – druk de uitsnijding 2 van de vloerbekle- achter de voorstoelen ding weg om bij de onderste bevesti- ging 6 van het net te kunnen komen; Scheidingsnet A Aan beide kanten in de auto: –...
  • Pagina 193 VERVOER VAN VOORWERPEN: Scheidingsnet (2/2) Aanbrengen van het scheidingsnet A – bevestig de twee haken 10 van de achter de achterbank banden 9 van het net aan de verankerin- gen 11; Aan beide kanten in de auto: – stel de band 9 van het net zo af, dat het –...
  • Pagina 194: Dakdragers In Lengterichting

    DAKDRAGERS IN LENGTERICHTING Indien de auto ermee is uitgerust kunt u bagage of extra uitrusting (fietsdrager, ski- drager ...) vervoeren: – op een dakimperiaal; – op dwarse dakdragers die op de over- Raadpleeg uw merkdealer voor het langse dakdragers 1 zijn bevestigd; kiezen van de uitrusting die aangepast –...
  • Pagina 195: Multimedia-Uitrusting

    MULTIMEDIA UITRUSTING Geïntegreerde bediening van De aanwezigheid en de plaats van deze uit- rustingen zijn afhankelijk van de multimedia handsfree telefoon uitrusting van de auto. Gebruik de microfoon 3 en de bediening bij 1 Radio of navigatiesysteem; het stuurwiel 2 als de auto deze heeft. 2 Bediening bij het stuurwiel;...
  • Pagina 196 3.42...
  • Pagina 197 Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Oliepeil van de motor: algemeen .
  • Pagina 198: Motorkap

    MOTORKAP (1/2) Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn. Bovendien kan de ventilateurmotor on- verwacht gaan draaien. Het waarschu-  wingslampje in de motorruimte herinnert u hieraan. Verwondingsgevaar Motorkap openen Trek aan de handgreep 1 om hem te openen. Zet de motorkap met de hand omhoog, deze Controleer bij werkzaamheden wordt ondersteund met behulp van een gas-...
  • Pagina 199 MOTORKAP (2/2) Activeer de motorstartfunc- tie op afstand nooit en pro- grammeer deze functie nooit voordat u de motorkap opent of als de motorkap geopend is. Risico op brandwonden of ernstige verwondingen. Controleer de vergrendeling Schakel altijd de functie Stop van de kap.
  • Pagina 200: Oliepeil Van De Motor: Algemeen

    OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (1/2) Iedere motor verbruikt wat olie voor het smeren en koelen van de bewegende delen in de motor. Het is daarom normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten olie moet bijvullen. Indien u na de inrijperiode echter meer dan 0,5 liter olie per 1000 km moet bijvullen, dient u dit aan een merkdealer te melden.
  • Pagina 201: Aflezen Van Het Oliepeil

    OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (2/2) – haal de peilstaaf eruit en veeg hem af met een droge en niet pluizende doek; – steek de peilstaaf weer zo diep mogelijk in zijn houder, (als de motor een “peil- dop” C heeft, draait u deze geheel vast); –...
  • Pagina 202 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (1/4) (Bij)vullen – Draai de dop 1 los; – vul bij (afhankelijk van de motor is het De auto moet horizontaal staan en de motor verschil tussen het hoogste en het laag- moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s ste peil op de peilstaaf 2 ongeveer 1,5 tot morgens wegrijdt).
  • Pagina 203 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (2/4) Overschrijding van het maximumpeil van de motorolie Het maximumpeil mag nooit worden overschreden: dit kan leiden tot schade aan de motor en het antilucht- verontreinigingssysteem. Als het peil boven het maximum is, start Voordat u in de motorruimte de motor dan niet en roep de hulp in werkzaamheden kunt uitvoe- van een merkdealer.
  • Pagina 204 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (3/4) (Bij)vullen – Draai de dop 1 los; – vul bij (afhankelijk van de motor is het De auto moet horizontaal staan en de motor verschil tussen het hoogste en het laag- moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s ste peil op de peilstaaf 2 ongeveer 1,5 tot morgens wegrijdt).
  • Pagina 205: Oliepeil Van De Motor: (Bij)Vullen

    OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (4/4) Motorolie verversen Overschrijding van het Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu- maximumpeil van de ment van uw auto. motorolie Het maximumpeil mag nooit worden overschreden: dit kan leiden tot Inhoud bij verversen schade aan de motor en het antilucht- Raadpleeg het onderhoudsdocument van verontreinigingssysteem.
  • Pagina 206: Peilen

    PEILEN (1/4) Peil Bijvullen Na werkzaamheden aan het hydraulische Het peil daalt normaal tegelijk met de slijtage circuit moet de remvloeistof worden vervan- van de remvoeringen maar mag nooit onder gen door een deskundige. het merkteken “MINI“ komen dat op het Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech- remvloeistofreservoir 1 aangegeven is.
  • Pagina 207: Koelvloeistof

    PEILEN (2/4) Regelmatige controle van het peil Controleer regelmatig het peil van de koelvloeistof. De motor kan ernstig be- schadigd worden door een gebrek aan koel- vloeistof. Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor: –...
  • Pagina 208 PEILEN (3/4) Schakel altijd de functie Stop and Start uit voordat u werk- zaamheden in de motorruimte uitvoert. Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn. Bovendien kan de ventilateurmotor on- verwacht gaan draaien. Het waarschu- ...
  • Pagina 209: Stuurbekrachtigingsvloeistof

    PEIL (4/4) FILTERS Filters Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte- rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van het onderhoudsprogramma van uw auto. Interval voor het vervangen van de fil- ters: raadpleeg het onderhoudsdocument van uw auto. Schakel altijd de functie Stop and Start uit voordat u werk- zaamheden in de motorruimte ...
  • Pagina 210: Accu

    ACCU (1/2) De capaciteit van uw accu kan verminderen, Vervangen van de accu vooral als u uw auto gebruikt: – voor korte ritten; Teneinde uw veiligheid en een – in stadsverkeer; goede werking van de elektri- – als de temperatuur daalt; sche uitrustingen van de auto –...
  • Pagina 211 ACCU (2/2) Sticker A Houd u aan de indicaties op de accu: – 2 Open vuur en roken verboden; – 3 Oogbescherming verplicht; – 4 Op afstand van kinderen houden; – 5 Explosieve stoffen; – 6 Raadpleeg het instructieboekje; – 7 Corrosieve stoffen. Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn.
  • Pagina 212: Bandenspanningen

    BANDENSPANNINGEN (1/2) Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning In geval van te lage bandenspanning (lekke band, te lage bandenspanning, ...) gaat het  controlelampje op het instrumenten- paneel branden. Raadpleeg de paragraaf “Waarschuwing bij verlies van bandenspan- ning” in hoofdstuk 2. Sticker A B: bandenmaat van uw auto.
  • Pagina 213 BANDENSPANNINGEN (2/2) Veiligheid van de banden en monteren van sneeuwkettingen Raadpleeg de paragraaf “Banden” in hoofd- stuk 5 voor het onderhoud en de mogelijk- heid voor het gebruik van sneeuwkettingen (afhankelijk van de uitvoering). Voor uw veiligheid en voor de naleving van de geldende we- tgeving.
  • Pagina 214: Onderhoud Van De Carrosserie

    ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3) Een goed onderhouden auto gaat langer Wat u moet doen Houd rekening met lokale voorschriften mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- inzake het wassen van een auto (bv. niet op Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- de openbare weg).
  • Pagina 215 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3) Wat u niet moet doen Ontvetten of reinigen met De auto wassen in felle zon of als het vriest. behulp van een hoge- drukreiniger of sproeipro- Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder ducten die niet door onze ze eerst met water los te weken.
  • Pagina 216: Bijzonderheid Van Auto's Met Matte Lak

    ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3) Bijzonderheid van auto’s met Rijden door een wasstraat Reinigen van de koplampen, matte lak de opname-elementen en de Zet de schakelaar van de ruitenwissers in de camera’s stand Uit (raadpleeg hiervoor de paragraaf Voor dit type lak moeten bepaalde voor- “ruitenwisser, ruitensproeier voor”...
  • Pagina 217: Onderhoud Van De Binnenbekleding

    ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Een goed onderhouden auto gaat langer Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- mometer, enz.) Stofzuig het textiel regelmatig. den.
  • Pagina 218 ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Plaats geen voorwerpen zoals deodorant, aangebrachte afneembare parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze uitrusting kunnen de bekleding van het dashboard aantasten. Als u afneembare uitrusting moet verwijde- ren om het interieur schoon te maken (bij- voorbeeld matten), moet u altijd zorgen dat u ze correct en aan de goede kant terug-...
  • Pagina 219 Hoofdstuk 5: Praktische tips Lekke band, reservewiel ..............Pompset voor de banden .
  • Pagina 220: Lekke Band, Reservewiel

    LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/2) Reservewiel Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning Het reservewiel bevindt zich in de bagage- In geval van te lage bandenspanning (lekke ruimte. band, te lage bandenspanning, ...) gaat het Om erbij te kunnen komen:  –...
  • Pagina 221 LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/2) Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd kan het door veroudering onbruikbaar worden. Auto met een reservewiel dat afwijkt van de andere vier wielen: – Monteer nooit meer dan één reservewiel op een auto. –...
  • Pagina 222: Pompset Voor De Banden

    POMPSET VOOR DE BANDEN (1/3) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
  • Pagina 223 POMPSET VOOR DE BANDEN (2/3) Auto met waarschuwing bij verlies van Opmerking: terwijl de fles leegloopt (on- bandenspanning geveer 30 seconden), geeft de manome- In geval van te lage bandenspanning (lekke ter 1 kort een druk tot 6 bar aan, daarna band, te lage bandenspanning ...) gaat het daalt de spanning.
  • Pagina 224: Voorzorgsmaatregel Bij Het Gebruik Van De Set

    POMPSET VOOR DE BANDEN (3/3) – Plak het etiket met de rijvoorschriften De fles moet na het eerste gebruik worden (onderaan op de fles) op een voor de vervangen, ook al zit er nog vloeistof in. bestuurder zichtbare plaats op het dash- board.
  • Pagina 225: Gereedschap

    GEREEDSCHAP (1/2) Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet Toegang tot het gereedschap remmen. Let op dat het gereed- De aanwezigheid van gereedschappen is af- schap na gebruik in hun houders wordt hankelijk van de auto.
  • Pagina 226 GEREEDSCHAP (2/2) Wieldopsleutel 2 Sleepoog 3 Wielmoersleutel 4 Voor het verwijderen van de wieldoppen. Raadpleeg de paragraaf “Slepen: storing” in Voor het vastzetten/los zetten van de wiel- hoofdstuk 5. bouten. Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is gevaarlijk als u plotseling moet remmen.
  • Pagina 227: Wieldoppen - Velgen

    WIELDOPPEN - VELGEN Centrale wieldop met zichtbare Centrale wieldop met Wieldop met onzichtbare wielbouten onzichtbare wielbouten wielbouten (wieldop model 1) (wieldop model 4) (wieldop model 6) Verwijder deze met behulp van wieldopsleu- De bouten zijn rechtstreeks toegankelijk. Verwijder deze met behulp van de wieldop- tel 2, door de sleutel in de uitsparing van het sleutel 2, door de sleutel in de hiervoor be- ventiel 5 te plaatsen.
  • Pagina 228: Verwisselen Van Een Wiel

    VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2) Auto met krik en wielmoersleutel Plaats de krik 5 horizontaal; de kop van de krik 2 moet in lijn liggen met de dorpel 1 die Verwijder de wieldop (indien van toepas- het dichtst bij het betreffende wiel zit en, af- sing).
  • Pagina 229 VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2) Draai de wielbouten geheel los en neem het Auto met waarschuwing bij verlies van wiel van de naaf. bandenspanning Plaats het reservewiel op de naaf en draai In geval van te lage bandenspanning (lekke het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten band, te lage bandenspanning ...) gaat het samenvallen.
  • Pagina 230: Banden (Veiligheid, Wielen, Wintergebruik)

    BANDEN (1/3) Veiligheid van de banden - Deze slijtagecontrolestiften zijn op regel- matige afstanden over de omtrek van het wielen loopvlak verdeeld. Als het loopvlak van De banden vormen de enige verbinding een band tot aan deze stiften is wegge- tussen de auto en het wegdek, het is daarom sleten, zoals bij 2, moet u deze band laten van het grootste belang dat zij in goede staat...
  • Pagina 231: Bandenspanning

    BANDEN (2/3) Bandenspanning Controleer de spanning bij koude banden, Auto met waarschuwing bij verlies van houd geen rekening met een hogere waarde bandenspanning Houd u aan de bandenspanningen (inclusief bij warm weer of na een snel gereden rit. In geval van te lage bandenspanning (lekke het reservewiel), controleer de bandenspan- Indien u de bandenspanning niet bij koude band, te lage bandenspanning, ...) gaat het...
  • Pagina 232: Vervangen Van De Banden

    BANDEN (3/3) Vervangen van de banden De banden in de winter Winterbanden Indien u speciale “winterbanden” laat mon- teren, raden wij u aan deze banden op alle Sneeuwkettingen vier wielen te monteren. Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond Let op: deze banden hebben soms een de voorwielen worden gelegd.
  • Pagina 233: Koplampen

    KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (1/2) Noteer vóór de demontage de juiste stand van de lamp, om het weer correct te kunnen monteren. Vergeet niet, na het vervangen van de lamp, de kap terug te plaatsen. Richtingaanwijzer Draai de lamphouder 2 een kwart slag om bij de lamp te komen.
  • Pagina 234: Led-Dagrijverlichting En Markeringslichten

    KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (2/2) LED-dagrijverlichting en Extra lampen markeringslichten 4 Vraag uw merkdealer om advies als u mist- lichten op uw auto wilt monteren. Raadpleeg een merkdealer. Mistlichten voor 5 Wijzig niet zelf de bedrading Raadpleeg een merkdealer. van de auto want door een ver- Lamptype: H16LL.
  • Pagina 235: Achterlichten En Markeringslichten

    ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: (lampen vervangen) (1/8) Vierdeurs uitvoering Maak de lamphouder los door de lipjes 3 los 4 Markerings- en remlicht te maken. Lamptype 4: P21/5W. Markerings-/remlicht en knipperlicht 5 Richtingaanwijzer (afhankelijk van de auto) Lamptype 5: PY21W. Noteer vóór de demontage de stand van de kabelbundels 1, om ze correct weer te 6 Achteruitrijlicht kunnen monteren.
  • Pagina 236: Vierdeursuitvoering (Vervolg)

    ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: (lampen vervangen) (2/8) Vierdeursuitvoering (vervolg) Maak de lamphouder los door de lipjes 3 los 7 Markerings- en remlicht te maken. Lamptype 7: P21/5W. Markerings-/remlicht, richtingaanwijzer 8 Richtingaanwijzer en mistachterlicht (afhankelijk van de auto) Lamptype 8: PY21W. Noteer vóór de demontage de stand van 9 Achteruitrijlicht de kabelbundels 1, om ze correct weer te Lamptype 9: P21W.
  • Pagina 237: Derde Remlicht

    ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: (lampen vervangen) (3/8) Derde remlicht 12 Mistachterlicht 11 Omdat verwijderen van de De lamp 13 van het derde remlicht 12 is toe- gankelijk via de bagageruimte. achterbumper nodig is: raadpleeg een Lamptype 13: W16W. merkdealer. Lamptype 11: P21W. De lampen staan onder druk en kunnen openbarsten bij het vervangen.
  • Pagina 238 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: (lampen vervangen) (4/8) Vijfdeurs uitvoering 17 Markerings- en remlicht Lamptype 17: P21/5W. Markerings-/remlicht en knipperlicht 18 Richtingaanwijzer (afhankelijk van de auto) Lamptype 18: PY21W. Noteer vóór de demontage de stand van de kabelbundels 14, om ze correct weer te 19 Achteruitrijlicht kunnen monteren.
  • Pagina 239: Vijfdeursuitvoering (Vervolg)

    ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: (lampen vervangen) (5/8) Vijfdeursuitvoering (vervolg) Maak de lamphouder los door de lipjes 23 24 Markerings- en remlicht los te maken. Lamptype 24: P21/5W. Markerings-/remlicht, richtingaanwijzer 25 Richtingaanwijzer en mistachterlicht (afhankelijk van de auto) Lamptype 25: PY21W. Noteer vóór de demontage de stand van 26 Achteruitrijlicht de kabelbundels 21, om ze correct weer te Lamptype 26: P21W.
  • Pagina 240: Breakuitvoering

    ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: (lampen vervangen) (6/8) Breakuitvoering Maak de lamphouder los door de lipjes 32 33 Markerings- en remlicht los te maken. Lamptype 33: P21/5W. Markerings-/remlicht, richtingaanwijzer 34 Richtingaanwijzer en mistachterlicht Lamptype 34: PY21W. Til de mat 28 omhoog. Noteer vóór de de- montage de juiste plaats van de kabels 29, 35 Achteruitrijlicht om ze weer correct te kunnen monteren.
  • Pagina 241 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: (lampen vervangen) (7/8) Vijfdeurs- en breakuitvoering Vierdeurs en vijfdeurs Vervang de lamp 39. (vervolg) uitvoeringen Breng de afdekking 37 weer aan en draai de bouten 38 vast. Derde remlicht Kentekenverlichting 40 Lamptype 39: W16W. De lamp 39 van het derde remlicht is toegan- Maak het lamphuis 40 los door het lipje 41 kelijk via de bagageruimte.
  • Pagina 242 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: (lampen vervangen) (8/8) Breakuitvoering Zijknipperlichten 43 Zijknipperlichten 45 Maak het zijknipperlicht 43 los (met een Wip het zijknipperlicht los 45 met behulp Maak het lamphuis 42 los door het lipje met platte schroevendraaier). van een platte schroevendraaier bij A om behulp van een platte schroevendraaier in het zijknipperlicht van achteren naar voren te drukken.
  • Pagina 243: Interieurlicht

    INTERIEURLICHT: lampen vervangen (1/3) Binnenlicht voor Binnenlicht achter A of B (afhankelijk van de auto) Maak de lichtkap met een kleine schroeven- draaier los. Maak de lichtkap met een kleine schroeven- draaier los. Maak de betreffende lamp vrij. Maak de betreffende lamp vrij. Lamptype: 1 : W5W Lamptype 2 of 3: W5W of W6W (afhankelijk van de auto).
  • Pagina 244 INTERIEURLICHT: lampen vervangen (2/3) Verlichting dashboardkastje Vijfdeurs uitvoering Ga naar de lamp 5. (afhankelijk van de auto) Lamptype 5: W5W. Verlichting bagageruimte Maak de lamp 4 los door op het lipje te druk- Maak de lamp 6 los door het lipje met behulp ken (met een platte schroevendraaier of iets van een platte schroevendraaier in te druk- dergelijks) om de lamp naar de binnenkant...
  • Pagina 245 INTERIEURLICHT: lampen vervangen (3/3) Vierdeurs uitvoering Maak de stekker van het lamphuis 7 los. Druk tegen het lipje 8 zodat de lens 10 vrij- komt en u het lampje 9 kunt vervangen. Verlichting bagageruimte Lamptype 9: W5W. Maak de lamp 7 los door op het lipje te druk- ken (met een platte schroevendraaier of iets dergelijks) om de lamp naar de binnenkant van de bagageruimte te kantelen.
  • Pagina 246: Zekeringen

    ZEKERINGEN (1/5) Zekeringen in het interieur A Tangetje 2 Controleer de staat van de zekeringen als Trek de zekering los met behulp van het tan- een elektrisch apparaat niet werkt. getje 2, dat zich op de achterkant van de Maak de klep A los met behulp van de uit- klep A bevindt.
  • Pagina 247 ZEKERINGEN (2/5) Controleer de betreffende ze- kering en vervang hem, indien nodig, door een zekering met hetzelfde amperage als de oorspronkelijke zekering. Door een te sterke zekering kan de be- drading te heet worden en kan brand ontstaan als een elektrisch orgaan door een storing te veel stroom verbruikt.
  • Pagina 248: Bestemming Van De Zekeringen In Het Interieur

    ZEKERINGEN (3/5) Bestemming van de zekeringen in het interieur (aanwezigheid en locatie van de zekeringen is AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING) 5.30...
  • Pagina 249 ZEKERINGEN (4/5) Nummer Bestemming Nummer Bestemming Nummer Bestemming Binnenlicht, airconditioning, Stroomonderbreking LPG- Markeringslichten links, verlichting bagageruimte motor of stroomonderbreking markeringslichten achter LPG-motor en benzinebrandstof Snelheidsregelaar/-begrenzer, Elektrische ruitbediening Markeringslichten rechts, voorruitverwarming, bestuurdersportier markeringslichten voor parkeerhulp, achterruit, waarschuwing autogordel Accessoireaansluiting achteraan Elektrische ruitbediening Achteruitversnelling, achter ruitenwisser...
  • Pagina 250 ZEKERINGEN (5/5) Nummer Bestemming Nummer Bestemming Inspuitsysteem, instrumentenpaneel, Instrumentenpaneel robotversnellingsbak Radio, accessoireaansluiting Airbag achter Aansteker Automatische transmissie Diagnoseaansluiting en radio Stuurbekrachtiging Verwarmde Plaats gereserveerd voor achteruitkijkspiegel 23 en 28 aanvullende uitrustingen Elektrische spiegels Verlichting in de opbergruimte, portier, Startmotor achterklep, airconditioning, binnenlicht Ruitenwisser ECU (Noodoproep)
  • Pagina 251: Fm-Afstandsbediening: Batterijtjes

    FM-AFSTANDSBEDIENING: batterijtjes (1/2) Vervangen van het batterijtje N.B.: raak bij het vervangen van het batte- rijtje niet de elektronische printplaat in de Open het deksel via gleuf 1 met behulp van sleutel aan. een platte schroevendraaier en vervang de Controleer bij het monteren, of het deksel batterij 2;...
  • Pagina 252 FM-AFSTANDSBEDIENING: batterijtjes (2/2) Bij een storing Voorzorgen met betrekking tot Als het batterijtje te zwak is om goed te batterijen: kunnen werken, kunt u de auto nog wel star- – Houd (nieuwe of oude) batterijen ten en vergrendelen/ontgrendelen (raad- buiten het bereik van kinderen. pleeg de informatie in “Vergrendelen en ont- grendelen van de portieren”...
  • Pagina 253: Accu: Storing

    ACCU: storing (1/2) Om vonkvorming te voorkomen: Aansluiting van een acculader – Controleer of alle stroomverbruikers (bin- De acculader moet geschikt zijn voor een nenlichten, enz.) zijn uitgeschakeld voor- accu met een nominale spanning van dat u de accuklemmen losmaakt of aan- 12 volt.
  • Pagina 254: Starten Met Starthulpkabels

    ACCU: storing (2/2) Starten met starthulpkabels Als u voor het starten de accu van een andere auto moet gebruiken, koop dan de startkabels (met groot oppervlak) bij een merkdealer of controleer, als u reeds start- kabels heeft, of deze in goede staat verke- ren.
  • Pagina 255: Ruitenwissers: Bladen Vervangen

    RUITENWISSERS: bladen vervangen Let op de staat van de ruitenwisserbla- den. Hun levensduur hangt van u af: – reinig de bladen, de voorruit en de achterruit regelmatig met water met zeep; – gebruik ze niet als de voorruit of ach- terruit droog zijn;...
  • Pagina 256: Slepen: Pech

    SLEPEN: pech (1/2) Het stuurwiel mag niet op het stuurslot – Gebruik een starre sleep- staan en de contactsleutel moet in de stang. Indien u een touw of stand “M” (contact aan) staan, zodat de kabel gebruikt bij het slepen remlichten en de alarmknipperlichten (als dit wettelijk toegestaan is), kunnen werken.
  • Pagina 257: Toegang Tot De Sleeppunten

    SLEPEN: pech (2/2) Toegang tot de sleeppunten Gebruik uitsluitend de sleepogen voor 1 Auto’s met automatische versnellings- en achter 5. Maak het kapje 3 of 4 los door een plat ge- Deze sleeppunten mogen alleen gebruikt Indien voor het wegrijden de hendel niet uit reedschap onder het kapje te steken.
  • Pagina 258: Radio Inbouwen

    RADIO INBOUWEN Plaats voor luidspreker voor 2 Als uw auto geen radio heeft, is deze wel hiervoor voorbereid met plaatsen voor: of achter 3 – de radio 1; Maak het kapje 2 of 3 los met een platte schroevendraaier. – luidsprekers in de portieren 2. Raadpleeg een merkdealer voor het instal- leren van een uitrusting.
  • Pagina 259 ACCESSOIRES Elektrische en elektronische accessoires Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maximaal 120 watt. Risico van brand. Als verschillende accessoireaansluitin- gen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aangesloten accessoires niet meer zijn dan 180 watt.
  • Pagina 260: Storingen

    STORINGEN (1/7) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. Gebruik van de afstandsbediening MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De afstandsbediening werkt niet voor het Batterij van de afstandsbediening leeg.
  • Pagina 261 STORINGEN (2/7) De volgende tips helpen u de storing snel en tijdelijk te verhelpen; raadpleeg voor de veiligheid zo snel mogelijk een merkdealer. U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De controlelampjes gaan zwakker of niet Accuklemmen niet goed vastgezet, los Zet ze los, sluit ze weer aan of reinig ze als ze branden, de startmotor draait niet.
  • Pagina 262 STORINGEN (3/7) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit Controleer de spanning van de banden; als dit niet de oor- balans. zaak is, laat hun staat dan door een merkdealer controleren. De vloeistof in het expansievat Mechanische storing: koppakking be- Zet de motor stil.
  • Pagina 263 STORINGEN (4/7) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Abnormale witte rook uit de uitlaat. Mechanische storing: koppakking opge- Zet de motor stil. blazen Roep de hulp in van een merkdealer. Dit is meestal geen defect. De rook Raadpleeg de paragraaf “Bijzonderheid van de ontstaat door de regeneratie van het dieselmotor”...
  • Pagina 264 STORINGEN (5/7) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Fluiten. Dakantenne niet goed geplaatst. Draai de antenne. De motor wordt te warm. Het waarschu- Koelventilateur defect. Zet de motor af en roep de hulp in van een merk- wingslampje van de temperatuur van de dealer.
  • Pagina 265 STORINGEN (6/7) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen; raadpleeg het hoofdstuk “Zekeringen”. De ruitenwisser stopt niet.
  • Pagina 266 STORINGEN (7/7) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De koplampen schakelen niet in of niet uit. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer. Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen; raadpleeg het hoofdstuk “Zekeringen”. Condens in de koplampen of achterlich- Condens is een normaal verschijnsel dat ten.
  • Pagina 267 Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatjes auto ..............Identificatie van de motor .
  • Pagina 268: Identificatieplaatjes Auto

    IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 4 MMAC (max. toegelaten totaalmassa). moeten bij eventuele klachten en bij het 5 Max. toegelaten treinmassa: auto met bestellen van onderdelen altijd worden aanhanger. vermeld. 6 MMTA (max. toegelaten massa) geme- ten onder de vooras. De aanwezigheid en de plaats van de in- 7 Max.
  • Pagina 269: Motoridentificatie

    MOTORIDENTIFICATIE (1/2) De motoridentificatiegegevens in zone A moeten bij correspondentie en bij het be- stellen van onderdelen altijd worden ver- meld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Serienummer van de motor.
  • Pagina 270 MOTORIDENTIFICATIE (2/2) De motoridentificatiegegevens in zone A moeten bij correspondentie en bij het be- stellen van onderdelen altijd worden ver- meld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Serienummer van de motor.
  • Pagina 271: Motorgegevens

    MOTORGEGEVENS (1/2) Uitvoeringen 0.9 TCe 1.0 12V 1.0 TCe 1.2 16V 1.6 16V 1.6 16V 1.5 dCi Type van de motor H4Dt K9K Turbo (zie motorplaatje) Turbo Cilinderinhoud (cm³) 1149 1598 1 461 Dieselolie Benzine De sticker in de tankdopklep geeft aan Soort brandstof Ongelode benzine met het voorgeschreven octaangetal zoals aan- welke brandstoffen toegestaan zijn.
  • Pagina 272 MOTORGEGEVENS (2/2) Uitvoeringen 0.9 TCe 1.0 12V 1.0 TCe 1.2 16V 1,6 16V 1,6 16V 1.5 dCi Type van de motor H4Dt (zie motorplaatje) turbo Cilinderinhoud (cm³) 1149 1598 1 461 Dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN 590 bevat tot 7% methylesther vetzuur. Loodvrije benzine die voldoet aan de norm EN 228 bevat tot 5% ethanol.
  • Pagina 273: Afmetingen

    AFMETINGEN (in meter) (1/3) 1,496 0,827 2,634 0,896 1,486 (1) 0,830 (1) 2,633 (1) 0,904 (1) 4,357 1,994 4,367 (1) 1,517 (*) 1,576 (1) 1,486 1,481 (1) (*) Onbelast (1) afhankelijk van de auto...
  • Pagina 274 AFMETINGEN (in meter) (2/3) 1,496 0,827 2,589 0,653 1,489 (1) 0,846 (1) 2,590 (1) 0,654 (1) 1,994 4,069 4,089 (1) 1,519 (2) 1,615 (3) 1,486 1, 492 (1) (1) afhankelijk van de auto (2) onbelast, zonder dakdragers (3) onbelast, met dakdragers...
  • Pagina 275 AFMETINGEN (in meter) (3/3) 0,827 2,634 1,040 1,497 1,493 (1) 0,845 (1) 2,635 (1) 1,047 (1) 4,501 1,994 4,528 (1) 1,590 (1) 1,521 (2) 1,552 (3) 1,486 1491 (1) (1) afhankelijk van de auto (2) onbelast, zonder dakdragers (3) onbelast, met dakdragers...
  • Pagina 276: Massa's (In Kg)

    MASSA’S (in kg) (1/3) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zij variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg een merkdealer. Vierdeurs uitvoeringen Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) De massa’s staan op het constructeursplaatje (raadpleeg Max. toegelaten massa (MMTA) de paragaaf “Identificatieplaatjes”...
  • Pagina 277 MASSA’S (in kg) (2/3) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zij variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg een merkdealer. Vijfdeurs uitvoeringen Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) De massa’s staan op het constructeursplaatje (raadpleeg Max. toegelaten massa (MMTA) de paragaaf “Identificatieplaatjes”...
  • Pagina 278 MASSA’S (in kg) (3/3) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zij variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg een merkdealer. Break Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) De massa’s staan op het constructeursplaatje (raadpleeg Max. toegelaten massa (MMTA) de paragaaf “Identificatieplaatjes”...
  • Pagina 279: Onderdelen En Reparaties

    ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
  • Pagina 280: Onderhoudscoupons

    ONDERHOUDSCOUPONS (1/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 281 ONDERHOUDSCOUPONS (2/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 282 ONDERHOUDSCOUPONS (3/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 283 ONDERHOUDSCOUPONS (4/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 284 ONDERHOUDSCOUPONS (5/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 285 ONDERHOUDSCOUPONS (6/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 286: Plaatwerkcontrole

    PLAATWERKCONTROLE (1/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.20...
  • Pagina 287 PLAATWERKCONTROLE (2/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.21...
  • Pagina 288 PLAATWERKCONTROLE (3/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.22...
  • Pagina 289 PLAATWERKCONTROLE (4/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.23...
  • Pagina 290 PLAATWERKCONTROLE (5/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.24...
  • Pagina 291 PLAATWERKCONTROLE (6/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.25...
  • Pagina 292 6.26...
  • Pagina 293 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/5) automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ....... 1.8 aanhangwagen ..............6.10 → 6.12 automatische transmissie (gebruik) ........2.49 → 2.52 aansteker ..................3.26 aanvullende bevestigingsmiddelen..........1.27 bagageafdekplaat ................3.37 aanvullende bevestigingsmiddelen bij de gordels .....1.21 → 1.27 bagageruimte..............3.31 → 3.33 aanvullende veiligheidsvoorzieningen voorin ....1.21 →...
  • Pagina 294 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/5) inhoud mechanische organen ............4.4 dakdragers..................3.40 inhoud van reagenstank ............1.88 → 1.92 dashboard................1.56 – 1.57 inrichting ................3.21 → 3.25 dashboardkastje ................3.21 inrijden ..................... 2.2 display ................1.64 – 1.65 instrumentenpaneel ..........1.60 → 1.74, 1.78 dop van reagenstank ............1.88 →...
  • Pagina 295 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/5) remlichten ..............5.17 – 5.18 ontdooien richtingaanwijzers ........1.79, 5.15 – 5.16, 5.16 achterruit ................. 1.81 lichtsignaal ..................1.79 ontdooien/ontwasemen voorruit .......... 3.8 → 3.11 LPG ....1.28, 1.86 – 1.87, 2.3 → 2.6, 2.9 → 2.11, 5.29 → 5.32, ontwaseming 6.11 –...
  • Pagina 296 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/5) robotversnellingsbak............2.53 → 2.58 stuurbekrachtigingspomp .............. 4.13 ruitbediening..............3.14 → 3.17 stuurwiel ruiten..................3.14 → 3.17 verstellen ................. 1.78 ruitensproeier.................1.80, 4.11 ruitensproeiers ................1.81 tank ruitenwisser koelvloeistof ................4.11 bladen ..................5.37 remvloeistof ................4.10 ruitenwisser ............... 1.80 – 1.81, 5.37 tankdop ..................
  • Pagina 297 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/5) vervoer van voorwerpen in de bagageruimte ..............3.34 verwarming ................3.2 → 3.13 verwisselen van een wiel .............5.10 – 5.11 voorruitverwarming .............. 3.8 → 3.11 voorstoelen verstellen ..............1.12 – 1.13 voorstoelen ................. 1.12 – 1.13 wassen ................4.18 → 4.20 wieldoppen ..................

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Logan 2021