Pagina 2
De smeermiddelen van ELF vormen een belangrijke bijdrage aan de prestaties van uw auto. RENAULT adviseert de smeermiddelen van ELF die zijn goedgekeurd voor het bijvullen en verversen. Raadpleeg uw RENAULT-dealer of kijk op de website www.lubrifiants.elf.com Een merk van...
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast. Overal waar in het instructieboekje sprake is van een merkdealer, wordt daarmee een RENAULT-dealer bedoeld. Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Pagina 5
Hoofdstuk Ken uw auto ..............Rijden ................Comfort ................ Onderhoud ..............Praktische tips ............. Technische gegevens ..........Alfabetische inhoudsopgave ........
Let op bij het vasthouden van (raadpleeg de volgende bladzijdes); de RENAULT card dat u niet per ongeluk – de verlichting inschakelen op afstand van op de knoppen drukt waardoor de portieren de auto (raadpleeg de volgende bladzij- worden vergrendeld of ontgrendeld.
RENAULT card, kunt u deze uit- ïntegreerde sleutel, plaats u deze terug sluitend bestellen bij een merkdealer. in zijn houder in de RENAULT card en Het vervangen van een RENAULT card steekt u de RENAULT card in de kaartle- moet altijd bij een merkdealer gebeuren.
Als een portier (of de vergrendelen van de achterklep. achterklep) geopend of niet goed gesloten is, of als een RENAULT card in de lezer is Alarm van niet detecteren van achtergebleven, worden de portieren snel vergrendeld en weer ontgrendeld en knippe- de RENAULT card ren de knipperlichten niet.
(1/3) Gebruik Ontgrendelen van de auto Voor de auto’s die hiermee zijn uitgerust, Met de RENAULT card in zone 1, steekt u kan hiermee, naast de gebruiksmogelijkhe- uw hand achter portierhandgreep 2: de auto den van de RENAULT card afstandsbedie-...
Als een portier of de bagageruimte open of Loop met de RENAULT card bij u, als de niet goed gesloten is, of als een card aan- portieren en de bagageruimte dicht zijn, weg...
Pagina 13
RENAULT CARD “HANDSFREE” AFSTANDSBEDIENING: gebruik (3/3) Draaiende motor, als na het openen en sluiten van een portier de card niet langer in het interieur is, waarschuwt de boodschap “Kaart niet gedetecteerd” (in combinatie met een geluidssignaal als de auto sneller dan een bepaalde snelheid rijdt) u dat de card niet langer in de auto is.
RENAULT CARD: extra portiervergrendeling Deactiveren van de extra portiervergrendeling Ontgrendel de auto met behulp van de knop 1 van de RENAULT card. Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op- lichten van de knipperlichten. Activeren van de extra Als de auto extra portiervergrendeling heeft,...
RENAULT CARD “SERVICE” Deactiveren van de “SERVICE” werking Er zijn twee mogelijkheden: – druk op een knop van de RENAULT card (niet de RENAULT card “SERVICE”); – start de motor met een RENAULT card (niet de RENAULT card “SERVICE”). Card in de lezer 3, druk op de knop 1.
Bijzonderheid Als de portieren ontgrendeld zijn of met de Trek aan de portierhandgreep 2. handsfree RENAULT card bij u, trekt u por- Na het stoppen van de motor, blijven de lich- tierhandgreep 1 naar u toe. ten en de accessoires (radio, enz.) die in Waarschuwingssignaal werking waren, ingeschakeld.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2 Veiligheid inzittenden achter De bestuurder kan de werking van de achterportieren en af- hankelijk van de auto, van de ruitbediening toestaan door op de scha- kelaar 3 aan de kant van de tekening te drukken. Afhankelijk van de auto, bij een defect: –...
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/2) Vergrendelen/Ontgrendelen van de portieren van buitenaf Dit gebeurt met de RENAULT card: zie de paragrafen “RENAULT card” in hoofdstuk 1. In sommige gevallen werkt de RENAULT card niet: – batterij van de RENAULT card leeg, accu ontladen, enz.
De auto kan van buitenaf alleen ontgrendeld worden als de RENAULT card zich in de toegangszone van de auto bevindt, of met behulp van de in de RENAULT card geïnte- greerde sleutel.
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN Inschakelen/Uitschakelen van Bij een storing de functie Als u een storing constateert (geen automa- Inschakelen: druk, bij stilstaande auto met tische vergrendeling, het lampje in de knop 1 draaiende motor, op de schakelaar 1 tot u licht niet op bij het vergrendelen van de por- een geluidssignaal hoort.
HOOFDSTEUNEN VOOR Afstellen van de zijbevestigingen B Afhankelijk van de auto, kunt u de delen B onafhankelijk van elkaar afstellen tot het ge- wenste comfort bereikt is. Verwijderen van de hoofdsteun Zet deze in de hoogste stand (zet de rug- leuning indien nodig schuin naar achteren).
VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING (1/2 Vooruit of achteruit schuiven Rugleuning verstellen van de stoel Draai de knop 3 tot de gewenste stand. Trek de handgreep 1 omhoog om te ont- Om veiligheidsredenen mogen grendelen. In de gewenste stand laat u de Lendensteun van de deze afstellingen alleen uitge- handgreep los.
VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING (2/2 Stand “tafelblad” Stoelverwarming Bij de tafelblad stand van de (afhankelijk van auto) Afhankelijk van de auto kan de rugleuning rugleuning van de voorstoel aan passagierskant neergeklapt worden op Draaiende motor, draai de knop 6 in één van moet u altijd de passagiers- airbag voorin uitschakelen het zitkussen en zo als tafelblad gebruikt...
Pagina 24
BESTUURDERSSTOEL MET ELEKTRISCHE BEDIENING De schakelaar 4 dient voor de verstelling van de zitting en de schakelaar 3 dient voor de verstelling van de rugleuning. De knop- pen 2, als de auto hiermee is uitgerust, slaan de gekozen stand op in het geheugen (raadpleeg de volgende bladzijde).
Tijdens het rijden, is het niet mogelijk de geheugenpositie op te roepen. – “handsfree” card gedetecteerd of, afhan- kelijk van de auto, RENAULT card in de kaartlezer; – bij het openen van het bestuurderspor- tier.
AUTOGORDELS (1/3) Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- Stel, voordat u start de juiste zithouding del. Bovendien dient u zich te houden aan af, en daarna voor alle inzittenden de au- de wetgeving van het land waarin u zich be- togordel om de beste bescherming te vindt.
AUTOGORDELS (2/3) ß Waarschuwingslampje autogor- del van de bestuurder vergeten en, afhankelijk van de auto, van de voor- passagier Het licht op het instrumentenpaneel op bij het starten van de motor en daarna, als de gordel van de bestuurder of passagier voorin (als de stoel bezet is) niet vastgemaakt is en de auto ongeveer 20 km/uur bereikt, knip- pert het en een geluidssignaal klinkt gedu-...
Pagina 28
AUTOGORDELS (3/3) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg een merkdealer voor het monteren van bv. een kinderzitje. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
AUTOGORDELS ACHTER Achterstoel midden tweede rij Trek de gordel 2 langzaam uit zijn houder. Voor auto’s die hiermee uitgerust zijn en voor uw comfort, kunt u de gordel door de gordelgeleider 3 laten lopen. Klik de gesp 4 vast in de zwarte sluiting 5. Klik de laatste verschuifbare gesp 6 in de rode sluiting 7.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – gordelspanners van het oprolmecha- aanrijding. nisme van de autogordel; – Het is streng verboden zelf –...
Pagina 31
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Krachtbegrenzer Airbag bestuurder en passagier Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok Deze bevindt zich bij de linker en rechter van de aanrijding komt dit mechanisme in voorstoel. werking om de kracht die de gordel op het li- Het opschrift “airbag”...
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Werking Bijzonderheid van de frontale airbag Het systeem werkt alleen als het contact aanstaat. Afhankelijk van de hevigheid van de botsing, heeft deze twee ontplooiingsvolumes en een Bij een zware frontale aanrijding, worden de ingebouwd ventilatiesysteem: airbags, die de klap opvangen van het hoofd en de borstkas van de bestuurder tegen het...
Pagina 33
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen inzake de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
Pagina 34
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN Krachtbegrenzer Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in werking om de kracht die de gordel op het li- chaam uitoefent te begrenzen tot een draag- lijk niveau. – Laat al deze veiligheids- voorzieningen controleren na een aanrijding.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT Zijairbags De zijairbag is aan de kant van het portier ondergebracht in de rugleuning van de voor- stoelen en komt in werking om de inzitten- den te beschermen bij een zware aanrijding tegen de zijkant. Zijruitairbags Dit is een airbag die zich aan de zijkant boven bevindt en die zich ontplooit langs de zijruiten voor en achter om de inzittenden bij een hevige botsing tegen de zijkant te be-...
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag Storingen of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. å Dit controlelampje licht op bij het starten van de motor en dooft na ongeveer De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. drie secondes.
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert. Een kind is geen volwassene in miniatuur- formaat. Het staat bloot aan specifieke let- selrisico’s doordat de spieren en botten nog Verantwoordelijkheid van de in de groei zijn.
Pagina 38
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje De bescherming die het kinderzitje biedt is afhankelijk van zijn capaciteit om het kind vast te houden en van de installatie ervan. Geef het goede voorbeeld door uw Door een verkeerde installatie komt de be- gordel vast te maken en leer uw kind: scherming van het kind in gevaar bij krachtig –...
Pagina 39
KINDERVEILIGHEID: Keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Het hoofd en de buik van een kind zijn de Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de lichaamsdelen die het meest beschermd een zittingverhoger waarmee de autogordel nek is zeer kwetsbaar.
Pagina 40
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (1/2) Er zijn twee bevestigingssystemen voor Bevestiging met ISOFIX systeem Voordat u een ISOFIX kinder- kinderzitjes: met de autogordel of met het Toegelaten zijn ISOFIX kinderzitjes die zijn zitje installeert dat u hebt ge- ISOFIX systeem.
Pagina 41
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (2/2) De ringen bevinden zich op de vloer en zijn te herkennen aan een markering op de mat van de bagageruimte. Om bij deze veranke- ringen te komen, zet u de achterbank naar voren en zet u de kap omhoog, indien nodig.
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (1/9) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- Op zitplaats voorin derzitjes bevestigd worden Op het schema Het vervoer van een kind op de plaats van op de volgende bladzijde ziet u waar u een de voorpassagier is niet in alle landen toe- kinderzitje mag bevestigen.
Pagina 43
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (2/9) Zitplaats achterin Op de middelste zitplaats achterin Controleer bij monteren van Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- Sommige kinderzitjes zijn te breed om bij een kinderzitje (verhoging stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat- de sluitingen van de autogordel te kunnen Groep 2 of 3), of de autogordel sen in beslag.
Pagina 44
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (3/9) Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX-bevestiging ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is toegelaten. ± De zitplaatsen achterin zijn voorzien van een verankering voor de bevestiging van een universeel ISOFIX-kinderzitje voor- uit. De verankeringen zijn zichtbaar op de vloer achter de betreffende stoel of onder de mat en zijn te herkennen aan een markering.
Pagina 45
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (4/9) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Grootte van het zitje Gewicht van Zitplaats passagier Zitplaatsen Zitplaats Type kinderzitje het kind voor (1) (5) zijkant achter midden achter...
Pagina 46
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (5/9) Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX-bevestiging ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is toegelaten. ± De zitplaatsen achterin zijn voorzien van een verankering voor de bevestiging van een universeel ISOFIX-kinderzitje voor- uit. De verankeringen zijn zichtbaar op de vloer achter de betreffende stoel of onder de mat en zijn te herkennen aan een markering.
Pagina 47
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (6/9) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Grootte van het zitje Gewicht van Zitplaats passagier Zitplaatsen Zitplaats Type kinderzitje het kind voor (1) (5) zijkant achter midden achter...
Pagina 48
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (7/9) Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX-bevestiging ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is toegelaten. ± De zitplaatsen achterin zijn voorzien van een verankering voor de bevestiging van een universeel ISOFIX-kinderzitje voor- uit. De verankeringen bevinden zich op de vloer achter het betreffende zitje en te her- kennen aan een merkteken.
Pagina 49
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (8/9) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Grootte van Zitplaats Zitplaatsen Gewicht van Zitplaats midden Zitplaatsen achter het zitje Type kinderzitje passagier zijkant achter het kind...
Pagina 50
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (9/9) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het gemonteerd kan worden.
Pagina 52
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen-inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3) Deze voorschriften staan op de markerin- gen op het dashboard en op de stickers A op elke kant van de zonneklep van de pas- sagier 3 (zie het voorbeeld van de sticker hierboven). GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin in wer-...
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen-inschakelen van de passagiersairbag voorin (3/3) Storingen In geval van een storing aan het systeem voor het in- en uitschakelen van de passa- giersairbag, is het VERBODEN een achter- stevoren geplaatst kinderzitje op de voor- stoel te gebruiken. Het gebruik van de voorstoel door een pas- sagier wordt ook afgeraden als de twee con- ›...
Pagina 55
10 Schakelaar voor de elektrische portier- 19 Versnellingshendel. 3 Schakelaar voor: vergrendeling. 20 RENAULT kaartlezer. – richtingaanwijzers; 11 Inbouwplaats voor radio, navigatiesys- 21 H o o f d s c h a k e l a a r v a n –...
Pagina 56
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2 14 15 1.50...
Pagina 57
– Functiekeuzetoets van de boordcom- controlelampje uitschakelen passa- puter en van het menu voor het perso- giersairbag 22 RENAULT cardlezer. naliseren van de instellingen van de 6 Inbouwplaats voor radio, navigatiesys- 23 Versnellingshendel. auto. teem, enz.
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (1/5) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. Φ Controlelampjes snel- heidsregelaar en snel- heidsbegrenzer R a a d p l e e g p a r a g r a - f e n “...
Pagina 59
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (2/5) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. Ä Waarschuwingslampje luchtver- ontreiniging Dit gaat branden bij het aanzetten van het contact, en dooft na het starten van de motor.
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (3/5) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. ç Waarschuwingslampje vergeten Waarschuwing achtergordel niet vastge- å Waarschuwingslampje airbag autogordel van de bestuurder maakt (afhankelijk van de auto) Het licht op bij het starten van de en, afhankelijk van de auto, van de voor- motor en dooft na ongeveer drie secondes.
Pagina 61
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (4/5) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. Het dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Stop de motor en start deze niet opnieuw.
Pagina 62
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (5/5) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. De volgende controlelampjes lichten op À Waarschuwingslampje oliedruk ® met het controlelampje Dit gaat branden als u het contact aan zet en dooft na ongeveer drie secon- Waarschuwingslampje storing des.
DISPLAYS EN METERS (1/4) Toerenteller (tr/min × 1 000) Deze geeft weer volgens de gekozen instel- ling op het instrumentenpaneel. Snelheidsmeter (geeft aan in km/u of mph) Brandstofpeilmeter Het peil van de overgebleven brandstof wordt in geel aangegeven. Als het minimumpeil is bereikt, knippert het waarschuwingslampje in de meter en klinkt een piep.
Pagina 64
DISPLAYS EN METERS (2/4) Instrumentenpaneel in mijlen Geluidssignaal snelheidsverklikker (mogelijkheid om over te gaan op km/u) Afhankelijk van de uitvoering van de auto en – Contact uit, druk op een van de knop- van het land, klinkt er iedere 40 secondes pen 3 of 4 en op de startknop 5.
Pagina 65
DISPLAYS EN METERS (3/4) Auto zonder instrumentenpaneel Brandstofpeilmeter 6 Geluidssignaal snelheidsverklikker Als het minimumpeil is bereikt, licht het “TFT Display” Afhankelijk van de uitvoering van de auto en van het land, klinkt er iedere 40 secondes Instrumentenpaneel B waarschuwingslampje op in de meter een geluidssignaal gedurende 10 secondes en klinkt een piep.
Pagina 66
DISPLAYS EN METERS (4/4) Instrumentenpaneel in mijlen Waarschuwing minimumpeil motorolie (mogelijkheid om over te gaan op km/u) Bij het starten van de motor, waarschuwt het – Contact uit, druk op een van de knop- display op het instrumentenpaneel u als het pen 3 of 4 en op de startknop 5.
BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2) c) overgebleven afstand tot de volgende on- derhoudsbeurt; d) controlesysteem bandenspanning; e) S n e l h e i d s i n s t e l l i n g v a n snelheidsregelaar/-begrenzer (uitsluitend voor auto’s zonder “TFT Display” instru- mentenpaneel;...
Pagina 68
BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2) Betekenis van de waarden Automatische nulinstelling van gedurende de eerste paar de gegevens van de reis kilometer na een nulinstelling De nulinstelling gebeurt automatisch als één van de gegevens zijn maximale waarde be- De waarden van gemiddeld verbruik en reikt.
Pagina 69
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding a) Totaalteller en dagteller Brandstof verbr. b) Gegevens van de reis. Verbruikte brandstof.
Pagina 70
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Actieradius Het bereik met de overgebleven brandstof. Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben. 541km Afstand Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling.
Pagina 71
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding c) Afstand onderhoudsbeurt. Onderhoud over Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilometers en in maanden); daarna, als de termijn van de overgebleven afstand bijna verstreken is, doen verschillende gevallen 1936 km/2 mnd.
Pagina 72
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding d) Controlesysteem bandenspanning Raadpleeg de paragraaf “Systeem voor het controleren van de bandenspanning” in hoofd- stuk 2.
Pagina 73
“Parkeerrem aangetrokken” Geeft aan dat de parkeerrem is vastgezet. “Kaart verwijderen a.u.b.” Verzoek om de RENAULT card uit de lezer te verwijderen als u de auto verlaat. “Test systemen” Wordt weergegeven, contact aan, als de auto zichzelf controleert. “Tractiecontrole uit”...
Pagina 75
BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen ® Zij verschijnen met het controlelampje en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. N.B.: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als er meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE INSTELLINGEN VAN DE AUTO Selectie van de instellingen Druk, als u de functie geselecteerd heeft, op de knop 2 om de functie te activeren of de- Druk, afhankelijk van de uitrusting van de activeren: auto op knop 3 of 4 om de functie te selecte- ren, die veranderd moet worden: functie ingeschakeld...
STUURWIEL/STUURBEKRACHTIGING Stuurbekrachtiging Storingen Tijdens het rijden of als het stuurwiel her- Snelheidsafhankelijke haaldelijk is bewogen, kan de besturing stug stuurbekrachtiging worden. Dit komt doordat de bekrachtiging te warm is geworden. Laat deze in dat geval De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging afkoelen. past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
KLOKJE EN BUITENTHERMOMETER Buitentemperatuurmeter Bijzonderheid: Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en +3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar- schuwing voor kans op gladheid). Klokje 1 op tijd zetten Auto’s met knop 3 – Druk op de knop 2 gedurende ongeveer Selecteer “tijd”...
SPIEGELS Inklapbare buitenspiegels De spiegels klappen automatisch in bij het vergrendelen van de auto (schakelaar 2 in stand D). In dit geval klappen zij uit bij het weer aanzetten van het contact. U kunt altijd het inklappen (schakelaar 2 in stand E) of het uitklappen (schakelaar 2 in stand C) van de spiegel regelen.
CLAXON EN LICHTSIGNALEN Richtingaanwijzers U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan het stuurwiel en in de richting waarin u dit gaat draaien. Bij het veranderen van rijstrook op een snel- weg wordt het stuurwiel slechts weinig ge- draaid, waardoor de schakelaar niet vanzelf terugkomt in de ruststand 0.
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/3) Grootlicht á Met dimlichten aan, trekt u de licht- schakelaar 1 naar u toe. Dit controlelampje op het instrumentenpaneel licht op. Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 op- nieuw naar u toe.
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/3) Bijzonderheden N.B.: als de mistlichten branden, dooft de verlichting niet automatisch. – Voor auto’s met automatische werking van de verlichting, blijven de draaibare koplampen vast staan als de dimlichten Functie “uitschakelvertraging” handmatig ingeschakeld zijn en er vol- Met deze functie blijven de dimlichten korte doende licht is;...
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/3) Mistlichten voor Lichten uit Draai de middelste ring 5 van Draai de ring 5 opnieuw om het merkteken 4 de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het tegenover het symbool van het mistlicht te merkteken 4 staat en laat dan los. plaatsen dat u wilt uitschakelen.
KOPLAMPEN ELEKTRISCH VERSTELLEN In geval van handmatige instellingen Voorbeelden van de stand van de schakelaar A, afhankelijk van de belading Bestuurder alleen of met een passagier voorin Bestuurder met een passagier voorin en een passagier achterin Bij de auto’s die ermee uitgerust zijn, kan de knop A de stand van de koplampen aanpas- sen aan de belasting.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR ( Auto voorzien van ruitenwisser voor met regensensor A uit B automatisch wissen In deze stand signaleert het systeem water op de voorruit en schakelt het wissen in met een aangepaste wis- snelheid. De inschakeldrempel van het wissen en de duur van het interval is te regelen door de ring 2 te verdraaien: –...
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR ( Koplampsproeiers Koplampen branden De koplampsproeiers, als de auto hiermee is uitgerust, komen tegelijk met de ruiten- Probeer niet de ruitenwisserbladen sproeiers in werking als u de schakelaar 1 omhoog te zetten. Zij kunnen niet los van ongeveer 1 seconde naar u toe getrokken de voorruit omhoog blijven staan.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER ACHTER Inschakelen/uitschakelen van de achter- ruitwisser (afhankelijk van de auto) Als uw auto uitgerust is met een menu voor het personaliseren van de instellingen van de auto, wordt het wissen van de achterruit ingeschakeld bij het inschakelen van de ach- teruitversnelling (als de ruitenwisser van de voorruit werken).
Pagina 88
BRANDSTOFTANK (1/3) Soort brandstof Auto die werkt op brandstof op basis van ethanol Gebruik brandstof van goede kwaliteit die overeenkomt met de normen die in elk Gebruik altijd loodvrije benzine of een brand- land zijn vastgelegd en beslist overeenkomt stof met maximum 85 % ethanol (E85). met de indicaties op de sticker op klepje B.
BRANDSTOFTANK (2/3) Tanken van brandstof Druk met het vulpistool de klep A open en steek het zo ver mogelijk naar binnen voor- dat u met tanken begint (spatgevaar). Houd tijdens het tanken het vulpistool in deze stand tot u klaar bent met tanken. Als het vulpistool automatisch is afgeslagen, mag u het nog maximaal twee keer gebrui- ken, om voldoende ruimte in de tank over te...
Pagina 90
BRANDSTOFTANK (3/3) Tank leeggereden bij dieselmotor Als de auto stilgevallen is door brandstofge- brek, moet u het brandstofcircuit ontluchten voordat u probeert de motor weer te star- ten. Wijzig of repareer niet zelf het Vul het reservoir met minimum 8 liter diesel- brandstofsysteem (rekeneen- brandstof.
Pagina 91
Hoofdstuk 2: Het rijden (met tips voor zuinig en milieubewust autorijden) Inrijden ................Starten –...
INRIJDEN Benzinemotor Dieselmotor Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan Laat de motor de eerste 1 500 km niet snel- 130 km/u in de hoogste versnelling en laat ler draaien dan 2 500 tr/min. Daarna kunt de motor met niet meer dan 3 000 tot 3 500 u sneller rijden maar pas na 6 000 km zult tr/min draaien.
“Handsfree” RENAULT card achterklep open afstandsbediening De RENAULT card moet zich in de kaartle- In dat geval mag de RENAULT card zich niet zer 2 of binnen de detectiezone 3 bevinden. Als u bent ingestapt, steekt u de RENAULT in bagageruimte bevinden.
In sommige gevallen werkt de “handsfree” standsbediening, steek de card in de RENAULT card niet: lezer 2; – batterij van de RENAULT card leeg, accu – auto’s met een “handsfree” RENAULT ontladen, enz. card met de card in het interieur of in de –...
Bijzonderheid Controleer, als u de auto verlaat Als de card niet in de lezer zit als u de motor en vooral als u de RENAULT wilt stoppen, verschijnt de boodschap “Kaart card bij u heeft, of de motor afwezig ingedrukt houden” op het instru- echt gestopt is.
FUNCTIE STOP AND START (1/3) Dit systeem zorgt voor een lager brandstof- De boodschap “Autostop” op het instrumen- Bijzonderheid van het automatisch weer verbruik en vermindert de uitstoot van broei- tenpaneel waarschuwt u dat de motor op starten van de motor kasgassen.
FUNCTIE STOP AND START (2/3) Omstandigheden waarbij de – de functie “helder zicht” is ingeschakeld Bijzondere gevallen (raadpleeg de paragraaf “thermostati- motor niet op stand-by wordt – Als de bestuurder, terwijl het systeem in sche airconditioning” in hoofdstuk 3); gezet werking is en de motor is afgezet (ver- –...
FUNCTIE STOP AND START (3/3) Het systeem wordt automatisch weer in- Storingen geschakeld bij elke vrijwillige start van het Wanneer de boodschap “Stop & start contro- voertuig door het indrukken van de startknop leren” op het instrumentenpaneel verschijnt (raadpleeg de paragraaf “Starten, stoppen en tegelijkertijd het controlelampje 2 in de van de motor”).
Pagina 99
BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN BENZINEMOTOR Onder bepaalde omstandigheden, zoals: Indien u één van de hiervoor genoemde sto- ringen constateert, dient u uw auto zo spoe- – te lang doorrijden als het waarschuwings- dig mogelijk door een merkdealer te laten lampje brandstofreserve brandt;...
BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN DIESELMOTOR Toerental van de dieselmotor Voorzorgen in de winter De inspuitpomp van de dieselmotor heeft Om problemen bij vorst te voorkomen: een mechanische begrenzing die er voor – zorg dat de accu steeds goed geladen is, zorgt dat het afgestelde motortoerental –...
VERSNELLINGSHENDEL/HANDREM Handrem Vrijzetten Trek de handgreep 2 iets omhoog waarna u de knop 3 indrukt en de handgreep omlaag duwt. Vastzetten Trek de handgreep 2 naar boven en contro- leer of de auto goed blijft stilstaan. Tijdens het rijden moet de Inschakelen achteruitversnelling handrem helemaal vrijgezet zijn (rood waarschuwings-...
AUTOMATISCHE PARKEERREM (1/3) N.B. Om aan te geven dat de automatische par- keerrem is losgezet, klinkt een geluids- signaal en verschijnt de boodschap “Parkeerrem aantrekken” op het instrumen- tenpaneel: – met draaiende motor: bij het openen van het bestuurdersportier; – met motor uit (in geval van afslaan van de motor bijvoorbeeld): bij het openen van een voorportier.
Pagina 103
Om de automatische parkeerrem met de hand bedienen. hand in te schakelen, (stoppen bij een stop- – haal de RENAULT card uit de lezer. licht, stoppen met draaiende motor, enz.): Vastzetten van de automatische trek en laat de schakelaar 3 weer los. Het...
TIPS: voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (1/3) Uw auto voldoet aan de eisen voor de recy- Hulp bij brandstofbesparing Laat uw auto controleren en afstellen door cling en het terugwinnen van materialen van een merkdealer, in overeenstemming met Afhankelijk van de auto informeert een de auto bij de sloop, die van kracht worden de instructies in het onderhoudsprogramma lampje op het instrumentenpaneel u op welk...
TIPS: voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (2/3) Controle van de uitlaatgassen – “Sportief” rijden kost brandstof: rijd daarom soepel en kijk ver vooruit. Het controlesysteem van de uitlaatgassen – Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel- waarschuwt bij een storing in de werking van heid van de auto met het gaspedaal door de katalysator.
TIPS: voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (3/3) – Voor auto’s met airconditioning is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) als de airconditioning aanstaat. Voor auto’s met een aircondi- tioning zonder automatische werkstand, zet het systeem uit, als u het niet meer nodig hebt.
Deze aandacht blijkt uit het ondertekenen voor een dieselmotor). pen om gerecycled te worden. De construc- van eco² handvest door de Renault groep. Bovendien zijn de auto’s uitgerust met sy- tie en de materialen zijn zodanig ontworpen stemen, zoals een katalysator, een lambda dat de demontage van deze componenten sonde om de uitlaatgassen te reinigen.
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (1/4) Als uw auto is uitgerust met dit systeem, be- De bandenspanningen moet koud waakt het de bandenspanningen. worden gecorrigeerd (raadpleeg de sticker op de zijkant van het bestuurdersportier). Indien u de bandenspanning niet bij koude De werking van het systeem banden kunt controleren, moet u de opge- Elk wiel (behalve het reservewiel) beschikt geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
Pagina 110
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (2/4) “Wielsensoren afwezig” of “Controleer wielsensoren” Een wiel B dat verdwijnt, geeft aan dat er geen wielsensor in dit wiel zit of dat de wiel- sensor defect is (bijvoorbeeld als het reser- vewiel op de auto gemonteerd is). auto zonder instrumentenpaneel “Verhoog bandenspanning snelweg”...
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (3/4) “Verhoog bandenspanning snelweg” Het betreffende wiel E verschijnt oranje op het display 4. De bandenspanning is niet aan de rijsnelheid aangepast. Verminder uw snelheid of verhoog de spanning van de vier banden zodat deze overeenkomt met de spanning die hoort bij gebruik op de snelweg (raadpleeg de paragraaf “Bandenspanning”...
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (4/4) Vervangen van wielen/banden Spuitbussen voor Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen bandenreparatie en pompset nodig (wielen, sierdoppen, enz.). Vanwege de specifieke eigenschappen van Raadpleeg een merkdealer voor het vervan- de ventielen, mag u alleen uitrustingen ge- gen van de banden en om de geschikte ac- bruiken die door de merkdealer goedge- cessoires voor het systeem te kennen die keurd zijn.
Pagina 114
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/4) Stabiliteitsprogramma ESP Onderstuurcontrole Bij een storing met onderstuurcontrole en Dit verbetert de werking van het ESP bij Als het systeem een storing signaleert, ver- tractiecontrole ASR sterk onderstuur van de auto (als de voor- schijnt de boodschap “Controleer ESP”...
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/4) Omdat de ASR tractiecontrole een extra vei- Oplichten van de alarmknipperlichten ligheid geeft, ontraden wij u te rijden met Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij deze functie uitgeschakeld. Herstel de wer- krachtig afremmen gaan branden. king van deze functie zo snel mogelijk door Bij een storing weer op de schakelaar 1 te drukken.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/4) Hulp bij wegrijden op een helling Dit systeem helpt u bij het wegrijden op een helling. Het voorkomt dat de auto achteruit rolt, door automatisch de remmen vast te zetten als de bestuurder het rempedaal los- laat om het gaspedaal te bedienen.
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (1/3) De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen maximum- snelheid niet te overschrijden. Bedieningsknoppen Inschakelen Druk op de schakelaar 5 aan kant . Het 1 Inschakelen, in het geheugen opslaan en verhogen van de ingestelde maximum- controlelampje licht oranje op en de boodschap “Begrenzer”...
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (2/3) Het rijden Overschrijden van de ingestelde snelheid Als een ingestelde snelheid in het geheugen staat, grijpt het systeem niet in zolang deze Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- snelheid niet bereikt wordt. Het rijden is het- mum snelheid te overschrijden door snel en zelfde als met een auto zonder snelheids- zo diep mogelijk het gaspedaal in te druk-...
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (3/3) Uitschakelen van de functie De werking van de snelheidsbegrenzer wordt onderbroken als u drukt op de schake- laar 5, in dit geval is er geen snelheid meer in het geheugen opgeslagen. Het doven van het oranje lampje op het instrumenten- paneel A bevestigt dat de functie uitgescha- keld is.
Pagina 120
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (1/4) De snelheidsregelaar is een functie die u helpt de door u gekozen rijsnelheid op een constante waarde vast te houden, dit wordt de ingestelde snelheid genoemd. Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos instellen. Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden.
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (2/4) Het rijden Als een snelheid in het geheugen is vastge- legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u uw voet van het gaspedaal nemen. Inschakelen Instellen van de snelheid Rijdend met een constante snelheid (vanaf Druk op de schakelaar 5, aan de kant ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake- Het controlelampje licht groen op, de...
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (3/4) Sneller rijden dan de gekozen Onderbreken van de functie snelheid De functie wordt opgeschort als u drukt op: U kunt de snelheid van de auto altijd verho- – de schakelaar 3 (O); gen door het gaspedaal in te drukken. –...
Pagina 123
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (4/4) Uitschakelen van de functie De werking van de snelheidsregelaar wordt onderbroken als u drukt op de schakelaar 5, in dit geval is er geen snelheid meer in het geheugen opgeslagen. Het doven van het groene lampje op het instrumentenpa- neel A bevestigt dat de functie uitgescha- keld is.
PARKEERHULP (1/4) De werking van het systeem Ultrasoon detectors die, afhankelijk van de auto, in de bumper voor en/of achter van de auto ingebouwd zijn, “meten” de afstand tussen de auto en een obstakel. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt als het obstakel onge-...
PARKEERHULP (2/4) Parkeerhulp voor (afhankelijk van de auto) Werking Het systeem van de parkeerhulp wordt pas ingeschakeld als de auto langzamer dan on- geveer 10 km/uur rijdt. Het systeem detecteert de meeste obsta- kels op minder dan ongeveer 60 centimeter van de voorkant van de auto en er klinkt een piep.
PARKEERHULP (3/4) Uitschakelen van het systeem U kun de parkeerhulp voor of achter onaf- hankelijk van elkaar permanent uitschake- len. Vanuit het menu voor het personaliseren van de instellingen van de auto, (raadpleeg de paragraaf “Menu voor het personaliseren van de auto”, in hoofdstuk 1), kiest u de regel “Parkeerhulp voor”...
PARKEERHULP (4/4) Bij een storing Als het systeem een storing in de werking signaleert, klinkt elke keer bij het inscha- kelen van de achteruitversnelling gedu- rende ongeveer 3 seconden een piep met de boodschap “Controleer parkeerhulp” op het instrumentenpaneel A. Raadpleeg een merkdealer.
ACHTERUITRIJCAMERA Vaste tekening 2 De tekening blijft staan en geeft de verplaat- De vaste tekening bestaat uit gekleurde singsrichting van de auto aan als de wielen merktekens A, B en C die de afstand achter in lijn zijn met de auto. de auto aangeven: Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp –...
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/3) Stand automatisch Zet de selecteurhendel in stand D. U hoeft de selecteurhendel niet meer te verplaatsen. Er wordt automatisch geschakeld in over- eenstemming met de belasting van de auto, de hoeveelheid gas die u geeft en de helling van de weg.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/3) Stand handgeschakeld Bijzondere omstandigheden Parkeren van de auto De selecteurhendel in stand D, beweeg de – Als door de helling van de weg of in Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal hendel naar links. Door de hendel even te bochten de automatische werking niet ingedrukt en zet u de selecteurhendel in verplaatsen, kunt u handmatig de versnellin-...
Pagina 131
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/3) Bij een storing – Als tijdens het rijden de boodschap “Controleerauto. transmissie” op het in- strumentenpaneel verschijnt, duidt dit op een storing. Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merkdealer. – Als tijdens het rijden de boodschap “Oververhitting auto. transmissie” op het instrumentenpaneel verschijnt, stop dan om de versnellingsbak te laten afkoelen.
VENTILATIEROOSTERS (2/2) Plaatsen voor Plaatsen achter Gebruik, in geval van stankoverlast in de auto, alleen speciaal hiervoor bestemde Beweeg de knop 3 naar rechts of naar links middelen. Raadpleeg een merkdealer. Hoeveelheid lucht om de luchtstroom te richten. Draai de knop 1 voorbij het zware punt. Draai de draaiknop 4 naar: Omhoog: helemaal open.
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (1/2) Verdeling van de lucht in het interieur Er zijn vijf mogelijke luchtverdelingen. Draai de schakelaar 4 om uw verdeling te kiezen. De lucht wordt naar de ontwase- mingsroosters onder de voorruit en bij de voorportieren gevoerd. De lucht wordt naar de ontwase- mingsroosters onder de voorruit, in het dashboard en de voorportieren en naar de voetenruimtes gevoerd.
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (2/2) Regeling van de ventilateursnelheid Draai de schakelaar 2 rechtsom om de ven- tilateursnelheid te verhogen. De ventilatie in de auto is “geforceerd”. De ventilateur regelt de hoeveelheid lucht. De snelheid van de auto heeft hier echter ook invloed op.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/5) Automatische werking De automatische airconditioning garan- deert (met uitzondering van extreme geval- len) een temperatuurcomfort in het interi- eur en het helder houden van de ruiten, bij een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik. Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid, de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in- schakelen of uitschakelen van de aircondi- tioning en de luchttemperatuur.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/5) Functie “helder zicht” Druk op de toets 10, het ingebouwde contro- lelampje brandt. Met deze functie worden de voorruit, de zij- ruiten voor, de achterruit en de buitenspie- gels snel ontwasemd (afhankelijk van de auto). Hierdoor worden automatisch de air- conditioning en de achterruitverwarming in- geschakeld.
Pagina 140
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/5) Het display geeft aan welke temperatuur is ingesteld. Als na het starten van de auto de aan- gegeven temperatuur wordt verhoogd of verlaagd, heeft dit geen invloed op de snelheid waarmee de gewenste tempe- ratuur wordt bereikt. Het systeem zorgt altijd voor het optimaal verhogen of ver- lagen van de temperatuur (de ventilatie start niet direct met de maximale snel-...
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/5) De lucht wordt naar de ontwase- mingsroosters onder de voorruit en bij de voorportieren gevoerd. × De lucht wordt naar de ontwase- mingsroosters onder de voorruit, in het dashboard en de voorportieren en naar de voetenruimtes gevoerd. ¿...
Pagina 142
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (5/5) Kringloop Deze functie wordt automatisch geregeld (de inschakeling wordt bevestigd door het controlelampje 14 op het display 13), maar u kunt ze ook handmatig inschakelen. N.B. – in de kringloopstand wordt de lucht aan- gevoerd vanuit de auto en zonder bijmen- ging van buitenlucht teruggevoerd in het interieur van de auto.
AIRCONDITIONING: informatie en tips voor het gebruik Tips voor het gebruik In sommige gevallen, (airconditioning uit, Storingen luchtkringloop in werking, ventilatiesnel- heid nul of laag, enz.) kunnen de ruiten Raadpleeg bij een storing altijd een Verbruik van de auto beslaan. merkdealer.
Verantwoordelijkheid van de bestuur- Laat uw Renault card nooit, zelfs niet eventjes, in de auto liggen als u de auto Elektrische ruitbediening verlaat en er een kind (of dier) in de auto Vanaf de bestuurdersplaats bedient u de zit.
Het is raadzaam het systeem alleen in te schakelen als de gebruiker de auto goed ziet en er niemand in de auto zit. N.B.: het sluiten van het dak met de RENAULT card schakelt de handsfree func- tie uit. Open dak Gordijn –...
Controleer voor het gebruik van het open Elektrisch open dak Laat uw RENAULT card nooit, zelfs niet dak, de accessoires (fietsdrager, dakkof- Als het dak niet wil sluiten, draait u de knop 7 eventjes, in de auto liggen als u de auto fer, enz.) op de dakdragers: deze moeten...
HANDBEDIENDE RUITEN/BINNENVERLICHTING (1/2) Handbediende ruiten Binnenlicht Verlichting voorportieren Draai de zwengel 1. Door het kantelen van de schakelaar 3 kunt Voor de auto’s die hiermee zijn uitge- u kiezen voor: rust, gaat het binnenlicht 5 branden bij het openen van het portier. –...
BINNENVERLICHTING (2/2) Verlichting dashboardkastje 6 Verlichting bagageruimte 7 Het lampje 6 gaat branden bij het openen Het lampje 7, afhankelijk van de auto, gaat van de klep. branden bij het openen van de achterklep. 3.16...
ZONWERING/SPIEGELS Zonneklep voor Make-up spiegel Communicatiespiegel Zet de zonneklep 1 omlaag tegen de voor- Verschuif het afdekplaatje 3. Trek aan de uitsparing 4 om deze te openen. ruit of maak hem los en zet hem tegen de Afhankelijk van de auto is de verlichting 2 zijruit.
ZONNEGORDIJNEN Zonnegordijnen aan de zijkant Zonnegordijn zijkant achter Zonnegordijn achter op de achterklep Trek het zonnegordijn naar boven met Trek het zonnegordijn naar boven met behulp van het lipje 1 tot u het haakje 2 in behulp van het lipje 3 tot u het haakje in de Trek het zonnegordijn naar boven met de houder kunt vastmaken (controleer of het houder 4 kunt vastmaken (controleer of het...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/6) Opbergruimte in portieren 1 Dashboardkastje 2 Opbergruimtes onder instrumentenpaneel 3 Hierin kunt u een fles van 1,5 liter plaatsen. Laat geen spullen op de vloer (bij de bestuurder) liggen. In geval van plotseling remmen zouden deze onder de peda- len terecht kunnen komen, waardoor de Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open”...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/6) Brilhouder 4 Opbergruimte zonneklep 5 Centrale bergruimte of centrale bediening 6 Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een tolweg) bevestigen. Afhankelijk van de auto, is de centrale be- diening 6 vervangen door een opbergruimte. 3.20...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/6) Armsteun in het midden 8 Opbergvak in de Opbergruimte in armsteun D middenconsole C De armsteun in het midden kan in de lengte- Zet de armsteun naar achteren. Druk vervol- richting worden verschoven. Verschuif hem gens op de knop 10 en til de armsteun 8 op. Zet de armsteun 8 omhoog.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/6) Dashboardkastje passagier Blikjeshouder 11 Om te openen, trekt u aan de handgreep 10. Hierin kunt u een blikje, een beker of asbak plaatsen. In deze ruimte passen documenten op A4 formaat, een grote fles water, enz. Het dashboardkastje wordt geventileerd en gekoeld.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (5/6) Opbergruimte van het Opbergvakken in voorstoelen 13 Kledinghaken 14 achterportier 12 Handgreep 15 Hieraan kan men zich vasthouden tijdens het rijden. Gebruik deze niet bij het in- of uitstappen. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open”...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (6/6) Bevestigingshaak 16 Opbergla 17 onder voor- en Kleppen 18 bij de voeten van achterstoelen bestuurder en passagiers voor Hij dient om tassen vast te houden tijdens en achter het rijden. In deze lades passen een wegenatlas, de boorddocumenten van de auto, enz.
ASBAK, AANSTEKER, ACCESSOIREAANSLUITING Aansteker 1 Accessoireaansluiting Contact aan, druk de aansteker 1 naar U kunt de plaats van de aansteker 1 of een binnen, hij komt vanzelf met een klikje naar van de stopcontacten 3 gebruiken (afhan- buiten zodra hij gloeit. Trek hem los. Plaats kelijk van de auto).
HOOFDSTEUN ACHTER Gebruiksstand Afstellen van de zijbevestigingen A Trek de hoofdsteun zoveel mogelijk omhoog en druk hem daarna naar beneden tot hij Afhankelijk van de auto, kunt u de delen A blokkeert. onafhankelijk van elkaar afstellen tot het ge- wenste comfort bereikt is. Verwijderen Opbergstand B Druk op de lipje(s) 1 en verwijder daarna de...
AFSTELLINGEN VAN DE ACHTERSTOELEN Neerklappen van de rugleuning van een stoel (tafelblad) Druk de hoofdsteun 3 omlaag. Trek de handgreep 4 omhoog of afhankelijk van de auto, trek aan het lipje 1. Als de rugleuning geheel tegen het zitkus- sen is geklapt, kan hij gebruikt worden als tafelblad.
GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN VAN DE ACHTERSTOELEN (1/2) Stoel opklappen Stoel terugplaatsen N.B.: het kan nodig zijn de passagiersstoel en/of bestuurdersstoel naar voren te zetten Druk de hoofdsteun omlaag. Zet de stoel naar beneden tot hij vergrendelt en de rugleuning omlaag te zetten om de op de vloer (beweging A).
GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN VAN DE ACHTERSTOELEN (2/2) Controleer bij het installeren van de zij- stoelen of de sluiting van de gordel aan de kant van het midden van de auto zit. Bij het rijden met neergeklapte stoelen: zorg dat deze stoelen zo veel mogelijk naar voren zijn gezet voor het neerklappen en zet de lading er zo dicht mogelijk achter om te voorkomen dat de stoelen neer-...
WERKING VAN DE ACHTERBANK: uitvoering 7 zitplaatsen (1/2) Achterstoelen van de derde rij Stoel uitvouwen Tijdens het bewegen van de – Verwijder, vanuit de bagageruimte, de ba- stoelen van de derde rij achter: Stoel opklappen gage-afdekplaat en berg hem op (raad- –...
WERKING VAN DE ACHTERBANK: uitvoering 7 zitplaatsen (2/2) Toegang tot de achterstoelen Beperking voor het gebruik – trek aan de achterstoel van de tweede rij om hem in de stand tafelblad te zetten; van de derde rij Het is verboden te rijden met een neerge- –...
BAGAGERUIMTE Openen Met de hand openen van binnenuit Druk op de knop 1 en trek de achterklep omhoog. Bijzonderheid Bij een elektrische storing kunt u de achter- Sluiten klep met de hand van binnenuit openen: Trek de klep omlaag, waarbij u het eerste –...
HOEDENPLANK: uitvoeringen normale chassis Hoedenplank De hoedenplank kan worden verwijderd als u de koordjes 1 losmaakt. Klap het deel A op het deel B, trek naar boven en daarna naar u toe. Bij het terugplaatsen gaat u in omgekeerde volgorde te werk. Zet geen bagage en vooral geen zware of harde voorwer- pen op de hoedenplank.
BAGAGE-AFDEKPLAAT: uitvoeringen lange chassis Oprollen van het soepele deel Verwijderen van de bagage- Bergruimte van de bagage- van de bagage-afdekking afdekplaat afdekplaat Trek lichtjes aan de handgreep 1, om de Duw de bagage-afdekplaat naar rechts (be- De houder 3 in de bagageruimte is bestemd pennen vrij te maken van hun bevestigings- weging A) en til de linkerkant (beweging B) voor het opbergen van de bagage-afdek-...
OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (1/2 Opbergruimtes aan de Opbergruimte onder mat van de zijkanten 1 bagageruimte Afhankelijk van de auto, om erbij te komen, Afhankelijk van de auto, kunnen hierin olie- licht u de mat van de bagageruimte op. blikken, enz. geplaatst worden Het schot 3 is los.
OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (1/2 Indeling van de bagageruimte Bevestigingshaken (afhankelijk van de auto) Aan de haken 6 in elke hoek van de baga- Nuttig voor het scheiden van de lading. geruimte kan de lading vastgesjord worden. Zet de scheiding 4 omhoog. Aan de achterkant zorgt de elastieken band 5 voor het verticaal vasthouden van kleine voorwerpen.
BAGAGE VERVOEREN/TREKKEN (trekhaak) Plaats de te vervoeren voorwerpen altijd zo dat zij met de grootste lengte tegen de rugleuning van de achterbank steunen, bij normaal gebruik (voorbeeld A of tegen de zwaarste voorwerpen rugleuningen van de voorstoelen B) als de plaatst u zo laag mogelijk op de rugleuningen van de achterbank zijn neer- laadvloer.
BAGAGESCHEIDINGSNET (1/2) Aanbrengen van het Afhankelijk van de auto, is het handig bij het – bevestig de twee haken 3 van de vervoer van dieren of bagage om deze af te banden 4 van het net op de verankerin- scheidingsnet achter de scheiden van het passagiersdeel.
BAGAGESCHEIDINGSNET (2/2) Aanbrengen van het – bevestig de haak 8 van de band van het Afhankelijk van de auto, moet u de veran- net aan de onderste ring; keringsringen 11 verwijderen voordat u een scheidingsnet achter de bagagescheidingsnet installeert. achterstoelen –...
DAKDRAGERS Bevestigingspunten vrijmaken Open de portieren om bij de bevestigings- punten 1 te kunnen komen. Raadpleeg uw merkdealer voor het kiezen van de uitrusting die aangepast is aan uw auto. Voor de montage en de gebruiksomstan- digheden van de dragers raadpleegt u de montagevoorschriften van de uitrus- ting.
MULTIMEDIA UITRUSTING Multimedia systemen Geïntegreerde bediening van De aanwezigheid en de plaats van deze uit- handsfree telefoon rustingen zijn afhankelijk van de uitvoering Gebruik de bediening bij het stuurwiel 5 en van het navigatiesysteem van de auto. de microfoon 6 als de auto deze heeft. Radio 1 CD- of DVD-speler (afhankelijk van de auto is de speler ingebouwd in de radio 1, in het...
MOTORKAP Sluiten van de motorkap Controleer of er geen gereedschap of andere voorwerpen in de motorruimte zijn achtergebleven. Om de motorkap te sluiten, pakt u het midden van de motorkap en laat u deze van 30 cm hoogte dichtvallen. Hij vergrendelt door zijn gewicht.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen Iedere motor verbruikt wat olie voor het smeren en koelen van de bewegende delen in de motor. Het is daarom normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten olie moet Om spatten te voorkomen, adviseren bijvullen. wij een trechter te gebruiken bij het (bij) vullen van olie.
Pagina 178
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (1/3) (Bij)vullen – Draai de dop 1 los; – vul bij. Het verschil tussen het hoogste en De auto moet horizontaal staan en de motor het laagste peil op de peilstaaf 2 is (af- moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s hankelijk van de motor) ongeveer 1,5 tot morgens wegrijdt).
Pagina 179
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (2/3)
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen OLIE VERVERSEN (3/3)/ Motorolie verversen Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu- Als het peil abnormaal of herhaaldelijk ment van uw auto. daalt, moet u een merkdealer raadple- gen. Gemiddelde inhoud bij verversen, inclusief oliefilter (ter informatie) Motor 1.6 16V: 5,0 liter Bijvullen: let op dat er geen Motor 2.0 16V: 4,4 liter olie wordt gemorst op onderde-...
PEILEN (1/3) Regelmatige controle van het peil Interval voor het vervangen Controleer regelmatig het peil van de Raadpleeg het onderhoudsdocument van koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha- uw auto. digen door een gebrek aan koelvloeistof). Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor een bescherming van het koelsysteem: –...
PEILEN (2/3) Peil 2 Vullen Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt Na werkzaamheden aan het hydraulische met het slijten van de remblokken maar het circuit moet de remvloeistof worden vervan- mag nooit beneden het “MINI"-merkteken gen door een deskundige. komen.
PEILEN FILTERS (3/3)/ Vloeistof Filters Product voor ruitensproeiers. Gebruik ‘s win- Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte- ters een antivriesmiddel. rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van het onderhoudsprogramma van uw auto. Sproeiers Interval voor het vervangen van de fil- De sproeiers van de voorruit kunt u met een ters: raadpleeg het onderhoudsdocument naald in de juiste stand richten.
BANDENSPANNING Veiligheid van de banden en monte- ren van sneeuwkettingen Raadpleeg de paragraaf “Banden” in hoofdstuk 5 voor het onderhoud en de mogelijkheid voor het gebruik van sneeuwkettingen (afhankelijk van de uit- voering). Bijzonderheid Vol belaste auto (maximum toegelaten totale massa) met een aanhangwagen. De maximumsnelheid is 100 km/u en de De bandenspanning staat op de sticker A op G: aanbevolen bandenspanning voor een...
ACCU (1/2) Afhankelijk van de auto, controleert een sys- teem continu de capaciteit van de accu. Als deze daalt, verschijnt de boodschap “Accu zwak start de motor” op het instrumenten- paneel. Start in dat geval de motor weer. Vervolgens verschijnt de boodschap “Accu wordt opgeladen”...
Pagina 186
ACCU (2/2) Vervangen van de accu Omdat dit een ingewikkelde ingreep is, advi- seren wij dit over te laten aan uw merkdea- ler. Nadat de accu is verwisseld of losgemaakt, verschijnt de boodschap “Nieuwe accu?” op het instrumentenpaneel. Kies “Ja” of “Nee” door kort de toets 8 of 9 in te drukken en uw keuze daarna te bevestigen door een van deze twee toetsen lang ingedrukt te houden.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/2) Een goed onderhouden auto gaat langer – de kleine beschadigingen in het dage- – Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer- mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- lijks gebruik ken. kant van de auto regelmatig te onderhou- Om de bescherming van de carrosserie –...
Pagina 188
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/2) Wat u moet doen – Was uw auto regelmatig, motor uit, met – Voordat u de auto door een wasstraat door onze technische diensten geselec- rijdt, moet u de schakelaar van de rui- – Houd bij het rijden op pas geasfalteerde teerde shampoos (nooit met schuurmid- tenwissers in de stand Uit zetten (raad- wegen afstand van de andere auto’s om...
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Een goed onderhouden auto gaat langer Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bv. van het dashboard, het klokje, de bui- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- tenthermometer, het radiopaneel ...) Stofzuig het textiel regelmatig.
Pagina 190
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Het wordt met kracht ontraden om voorwer- aangebrachte afneembare pen met deodorant, parfum enz., bij de ven- uitrusting tilatieroosters te plaatsen omdat deze de bekleding van het dashboard kunnen aan- Als u afneembare uitrusting moet verwijde- tasten.
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/2) In geval van een lekke band Bijzonderheid Het controlesysteem van de bandenspan- Afhankelijk van de auto, beschikt u over een ning controleert niet de spanning van de oppompset voor de banden of een reserve- reserveband (het door het reservewiel ver- wiel (raadpleeg de volgende bladzijdes).
Pagina 193
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/2) Als de lekke band breder is dan het reservewiel, en u de lekke band op de plaats van het re- Reservewiel B Reservewiel B terugplaatsen servewiel plaatst is de bodem- hoogte van de auto minder. Om be- Zet het wiel rechtop met het ventiel naar u Dit bevindt zich onder de auto.
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/3) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
Pagina 195
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/3) – druk op de schakelaar 5 om de band op te pompen tot de voorgeschreven ban- denspanning (raadpleeg de sticker op de zijkant van het bestuurdersportier); – na maximaal 5 minuten stopt u het pompen om de spanning af te lezen (op de manometer 4);...
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/3) – plak de sticker met de rijvoorschriften 9 Voorzorgsmaatregel bij het op een voor de bestuurder zichtbare gebruik van de set plaats op het dashboard; de set mag niet langer dan 15 minuten aan- – berg de set op; eengesloten gebruikt worden.
GEREEDSCHAP (1/2) Sierdopsleutel 4 Voor het verwijderen van de wieldoppen. Boutgeleider 5 Hiermee kunnen wielbouten vast/los gezet worden voor auto’s met aluminium velgen. Sleepoog 6 Raadpleeg de paragraaf “Slepen” in hoofd- stuk 5. Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet remmen.
GEREEDSCHAP /WIELDOP (2/2) Uitvoering 7 zitplaatsen Uitvoering 5 zitplaatsen Sierdop De gereedschappen bevinden zich in de Til de mat van de bagageruimte 9 op, maak Verwijder hem met behulp van de sierdop- ruimte 8 van de bagageruimte: til de rechter hem vast met behulp van de haak.
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2) Auto met krik en wielmoersleutel Houd de krik 1 horizontaal, met de kop van de krik verplicht bij de metalen versterkings- Verwijder de wieldop (indien van toepas- plaat die het dichtst bij het betreffende wiel sing).
Pagina 200
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2) Draai de wielbouten geheel los en neem het wiel van de naaf. Plaats het reservewiel op de naaf en draai het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten samenvallen. Als het reservewiel eigen bouten heeft, mag u deze bouten uitsluitend gebruiken voor het reservewiel.
BANDEN (1/3) Veiligheid van de banden – - Als het loopvlak van een band tot aan deze stiften is weggesleten, worden ze zicht- wielen baar 2: u moet dan deze band laten vervan- De banden vormen de enige verbinding gen, omdat er nog slechts 1,6 mm profiel tussen de auto en het wegdek, het is daarom overblijft, waardoor de band op een natte van het grootste belang dat zij in goede staat...
BANDEN (2/3) Bandenspanning Controleer de spanning bij koude banden, Vervangen van de banden houd geen rekening met een hogere waarde Houd u aan de bandenspanningen (inclusief bij warm weer of na een snel gereden rit. Laat, om veiligheidsredenen het reservewiel), controleer de bandenspan- Indien u de bandenspanning niet bij koude ningen ten minste eenmaal per maand en het vervangen van de banden...
BANDEN (3/3) De banden in de winter Spijkerbanden Het gebruik van spijkerbanden is slechts Sneeuwkettingen onder bepaalde omstandigheden toege- Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond staan. Houd u aan de ter plaatse geldende de voorwielen worden gelegd. voorschriften, en rijd niet sneller dan de daarmee toegelaten maximum snelheid.
LAMPEN VOOR: vervangen van een lamp (1/2) Verlichting overdag (Afhankelijk van de auto) Bouw de afdekkap B uit, draai de lamphou- der 3 om hem te ontgrendelen, vervang daarna de lamp. Lamptype verlichting overdag: P21LL. Dimlicht/grootlicht met xenonkoplampen Open nooit de afdekkap A. Lamptype: D1S.
LAMPEN VOOR: vervangen van een lamp (2/2) Grootlicht A dimlichten B met Schoonmaken van de Terugplaatsen halogeen lampen koplampen Voer de handelingen in omgekeerde volg- orde uit. Let op dat de lamp goed geplaatst Gebruik een zachte doek. Als dit onvol- Verwijderen wordt (let op de ligging).
KOPLAMPEN: mistlichten voor Mistlichten aan de voorzijde 1 Gezien het feit dat de schildbumper voor ge- demonteerd moet worden, raadpleeg een merkdealer. Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een ver- keerde aansluiting kan de elek- trische installatie worden be- schadigd (bedrading, organen en in het bijzonder de dynamo).
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (1/4) Led-verlichting Uitvoering lang chassis Maak van buitenaf de schroeven 2 los met behulp van een platte schroevendraaier en De lichten hebben leds die oplichten als de trek het lamphuis naar u toe. Richtingaanwijzer/markeringslicht en markeringslichten zijn ingeschakeld.
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (2/4) Uitvoering normaal chassis Maak de lamphouder los door op de lipjes 6 Bij het monteren te drukken. Ga bij het monteren te werk in omgekeerde Richtingaanwijzer en remlicht Vervang de lamp. volgorde en let op dat de bedrading niet wordt beschadigd.
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (3/4) Mistachterlicht en Markeringslicht Trek van buitenaf aan het lamphuis om hem uit te bouwen en maak de lamphouder 11 achteruitrijlicht Maak vanuit de bagageruimte de afdekkap met een kwartslag los. (afhankelijk van de auto) los.
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (4/4) Derde remlicht 13 Kentekenverlichting 14 Zijknipperlichten 16 Raadpleeg een merkdealer. Druk tegen het lipje 15 en maak het lamp- Maak het zijknipperlicht 16 los met behulp huis 14 los. van een platte schroevendraaier. Plaats deze bij A om het zijknipperlicht van achte- Maak het kapje los van het lamphuis zodat u ren naar voren te kantelen.
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp (1/2) Binnenlicht Portierverlichting Verlichting van verschuifbare middenconsole – Plaats de drie schakelaar in het midden; Maak de verlichting 2 met een platte schroe- vendraaier los. Maak de lamp 3 los van zijn steun. – trek het binnenlicht naar achteren (be- weging A) en kantel daarna de voorkant Draai de lamphouder een kwart slag en haal Lamptype: W5W.
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp (2/2) Bagageverlichting Maak de stekker los. Druk tegen het lipje 5 zodat de lichtkap 7 Maak de lichten 4 met een platte schroeven- vrijkomt en u de lamp 6 kunt vervangen. draaier los. Lamptype: W5W. De lampen staan onder druk en kunnen openbarsten bij het vervangen.
ZEKERINGEN (1/2) Zekeringkastje Tangetje 1 Controleer de staat van de zekeringen als Trek de zekering los met behulp van het tan- een elektrisch apparaat niet werkt. getje 1, dat zich op de achterkant van de klep A of B bevindt. Maak de klep A of B los (afhankelijk van de auto).
ZEKERINGEN (2/2) Bestemming van de zekeringen 8 Binnenspiegel; Bepaalde accessoires worden beschermd door zekeringen in de motorruimte in het (de aanwezigheid van de zekeringen hangt 9 Ruitenwisser achter; huis C. van het uitrustingsniveau van de auto af) 10 en 11 Ruitbediening achter; Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi- 1 Automatische parkeerrem;...
ACCU: storing (1/2) Om vonkvorming te voorkomen: Aansluiting van een acculader – Controleer of alle stroomverbruikers (bin- De acculader moet geschikt zijn voor een nenlichten, enz.) zijn uitgeschakeld voor- accu met een nominale spanning van dat u de accuklemmen losmaakt of aan- 12 volt.
ACCU: storing (2/2) Starten met starthulpkabels Als u voor het starten de accu van een andere auto moet gebruiken, koop dan de startkabels (met groot oppervlak) bij een merkdealer of controleer, als u reeds start- kabels heeft, of deze in goede staat verke- ren.
RENAULT card, druk (steek de RENAULT card in de kaartlezer) weer gestart wordt. op de knop 1 terwijl u aan de noodsleutel 2 en vergrendelen/ontgrendelen (raadpleeg N.B.: kom bij het vervangen van het batte-...
RADIO INBOUWEN Als uw auto geen radio heeft, is deze wel hiervoor voorbereid met plaatsen voor: – de radio 1; – hoge tonen luidsprekers 2; – lagetonen luidsprekers 3. Raadpleeg een merkdealer voor het instal- leren van uitrusting. Inbouwplaats voor de radio 1 –...
Pagina 219
ACCESSOIRES Controleer vóór het installeren Als u een antidiefstalstang ge- van een elektrisch of elektro- bruikt, bevestig deze dan uit- nisch apparaat (in het bijzon- sluitend op het rempedaal. der voor zenders/ontvangers: frequentieband, vermogen, plaats van de antenne, enz.), of dit geschikt is voor uw auto.
RUITENWISSERBLADEN: vervangen Let op de staat van de ruitenwisserbla- den. Hun levensduur hangt van u af: – reinig de bladen, de voorruit en de achterruit regelmatig met water met zeep; – gebruik ze niet als de voorruit of ach- terruit droog zijn; –...
N of R voor een auto met automati- toegelaten aanhangergewicht van uw auto sche transmissie), steek de RENAULT card (raadpleeg de paragraaf “Massa’s” in hoofd- in de kaartlezer en druk daarna twee secon- stuk 6).
3 en aan de achterkant 5 (nooit Maak het kapje 4 of 6 los door een plat ge- de aandrijfassen). Deze sleeppunten mogen reedschap (of de sleutel uit de RENAULT alleen gebruikt worden om de auto mee te card) onder het kapje te steken.
Gebruik van de RENAULT card MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De RENAULT card werkt niet voor het ont- Batterij van de card leeg. Vervang de batterij. U kunt uw auto altijd ver- grendelen of vergrendelen van de portie- grendelen/ontgrendelen en starten (raadpleeg ren.
Pagina 224
De voorwaarden voor het star- Raadpleeg de paragraaf “Starten/stoppen van de motor” ten zijn niet vervuld. in hoofdstuk 2. De handsfree RENAULT card Steek de card in de lezer voor het starten. werkt niet. Raadpleeg de paragraaf “Starten/stoppen van de motor”...
Pagina 225
STORINGEN (3/5) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed is, laat dan de banden door een merkdealer na- kijken. Witte rook uit de uitlaat. Dit hoeft geen storing te zijn, de rook ont- Raadpleeg de paragraaf “Bijzonderheid van de staat door de regeneratie van het roetfilter.
Pagina 226
STORINGEN (4/5) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Raadpleeg een merkdealer. De motor wordt te warm. De koelvloei- Koelventilateur defect. Stop de auto, stop de motor en roep de hulp in stoftemperatuurmeter staat in de geva- van een merkdealer.
Pagina 227
STORINGEN (5/5) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. Zekering beschadigd. Vervang de zekering, raadpleeg de paragraaf “Zekeringen”. De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect.
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 6 Technische gegevens van de auto. moeten bij eventuele klachten en bij het 7 Laknummer. bestellen van onderdelen altijd worden 8 Uitrustingsniveau. vermeld. 9 Type auto. 10 Stoelbekledingscode. Constructeursplaatje A 11 Aanvullende uitrustingsgegevens. 1 Typenummer van de auto en chassis- 12 Fabricagenummer.
IDENTIFICATIEPLAATJES VAN DE MOTOR (1/2) De gegevens op het constructeursplaatje of de sticker C moeten bij corresponden- tie en bij het bestellen van onderdelen altijd worden vermeld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Motornummer.
Pagina 232
IDENTIFICATIEPLAATJES VAN DE MOTOR (2/2) De gegevens op het constructeursplaatje of de sticker C moeten bij corresponden- tie en bij het bestellen van onderdelen altijd worden vermeld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Motornummer.
Pagina 233
MATEN (in meters) (1/2) Uitvoeringen normaal chassis 0,888 2,702 0,753 1,546 4,343 1,624* 1,547 2,077 Onbelast...
Pagina 234
MATEN (in meters) (2/2) Uitvoeringen lang chassis 0,888 2,769 0,903 1,536 4,560 1,675* 1,539 2,077 Onbelast...
GEGEVENS VAN DE MOTOR Uitvoeringen 1.6 16V 1.4 Tce 2.0 16V 1.5 dCi 1.6 dCi 1.9 dCi 2.0 dCi Type van de motor (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm 1 598 1 395 1 995 1 461 1 598 1 870 1 995 Ongelode benzine met het voorgeschreven oc- taangetal zoals aangegeven op de sticker in de tankdopklep.
MASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zij variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg een merkdealer. Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) De massa's staan op het constructeursplaatje (raadpleeg Max. toegelaten treinmassa (MTR) de paragaaf “Identificatieplaatjes” in hoofdstuk 6) Aanhangwagenmassa geremd* door berekening van: MTR - MMAC Aanhangwagenmassa ongeremd*...
ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
PLAATWERKCONTROLE (1/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.16...
Pagina 245
PLAATWERKCONTROLE (2/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.17...
Pagina 246
PLAATWERKCONTROLE (3/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.18...
Pagina 247
PLAATWERKCONTROLE (4/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.19...
Pagina 248
PLAATWERKCONTROLE (5/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.20...
Pagina 249
PLAATWERKCONTROLE (6/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.21...
Pagina 255
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/5) schoonmaken: binnenkant auto ............4.15 – 4.16 buitenkant auto ............. 4.13 – 4.14...
Pagina 258
à999104930Rî ò í ä RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60...