NOODPREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK
3
Met behulp van informatie van de
radar 2 en de camera 1 wordt een
corrigerende actie uitgevoerd op het
1 9 6 - R i j d e n
stuursysteem van de auto bij
botsingsgevaar met een tegenligger in
de aangrenzende rijstrook, wanneer
de richtingaanwijzer niet is
geactiveerd.
Afhankelijk van de auto wordt op basis
van informatie van de radars 3 en de
camera 1 een corrigerende actie
uitgevoerd op het stuursysteem van de
auto bij botsingsgevaar met een
voertuig met dezelfde of een hogere
snelheid, indien dit gebeurt binnen het
detectiegebied van de radars achter.
U kunt op elk moment de
controle over de auto
weer overnemen door aan
het stuurwiel te draaien.
Dit systeem biedt een
extra rijhulpmiddel.
Het kan in geen geval de
waakzaamheid en
verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet
altijd de controle over zijn auto
behouden.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is
bedekt (door vuil, modder, condens
enz.).
Plaats van de radar aan de
voorkant 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet
wordt geblokkeerd (door vuil, modder,
sneeuw of een slecht gemonteerde
nummerplaat voor) of wordt geraakt,
gewijzigd (bijv. met autolak) of
afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van de auto (bijv. op de
voorbumper of het logo, enz.).
Plaats van de radars aan de
zijkant 3
Zorg ervoor dat het radargebied niet
wordt afgedekt (door vuil, modder,
sneeuw enz.), aangetast of gewijzigd
(inclusief lakwerk enz.).
Inschakelen/Uitschakelen van de
functie
Via de schakelaar A "Mijn
veiligheid"