Belangrijke punten
De bestuurder moet altijd de
afstandsbediening bij zich dra-
gen en meenemen bij het verla-
ten van de auto.
Afhankelijk van de locatie van de
auto en mogelijke radiogolven in
de omgeving kan het voorkomen
dat de afstandsbediening niet
correct werkt. Draag de
afstandsbediening niet in de
buurt van elektronische appara-
ten zoals een mobiele telefoon of
een laptop.
Neem de afstandsbediening
altijd mee als u de auto verlaat,
voor het geval dat de batterij van
de afstandsbediening leeg is of
dat de afstandsbediening niet
werkt.
3-1. BEDIENING
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
De auto zendt radiogolven uit als het
Smart entry-systeem met startknop
wordt gebruikt om de portieren te ver-
grendelen of ontgrendelen, de achter-
klep te openen of de startknop te
bedienen. Hierbij is het mogelijk dat
dit systeem de werking van geïmplan-
teerde pacemakers of hartdefibrillato-
ren beïnvloedt.
Mensen met een geïmplanteerde
pacemaker of hartdefibrillator dienen
tijdens het ontgrendelen of vergren-
delen van de portieren ten minste 22
cm uit de buurt van de auto te blijven.
Laat deze mensen ook niet tegen de
auto leunen of van dichtbij bij de auto
naar binnen kijken tijdens het ont-
grendelen of vergrendelen van de
portieren.
Gebruikers van elektrische medische
apparatuur anders dan geïmplan-
teerde pacemakers, CRT-pacema-
kers en geïmplanteerde
hartdefibrillatoren moeten contact
opnemen met hun arts of de fabrikant
van deze producten om te informeren
of radiosignalen invloed uitoefenen op
de werking van deze apparatuur.
83
3