110
3-1. BEDIENING
Belangrijke overwegingen
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Alleen in de auto achtergelaten kinde-
ren of huisdieren kunnen de auto in
beweging brengen en daardoor zich-
zelf en andere weggebruikers in gevaar
brengen, bijvoorbeeld door de volgende
acties:
●
Indrukken van de startknop.
●
Deactiveren van de parkeerrem.
●
Openen en sluiten van de portieren of
ruiten.
●
In stand N zetten van de selectiehen-
del.
●
Bedienen van functies van de auto.
Dat kan leiden tot een ongeval en letsel.
Laat nooit kinderen of huisdieren alleen
in de auto achter. Neem bij het verlaten
van de auto de afstandsbediening mee
en vergrendel de auto.
WAARSCHUWING
Kinderen kleiner dan 150 cm kunnen de
veiligheidsgordel niet op de juiste
manier dragen zonder gebruik te maken
van een baby- of kinderzitje. De veilig-
heidsgordels bieden mogelijk beperkte
of zelfs helemaal geen bescherming als
ze niet op de juiste manier worden
gedragen. Het niet op de juiste manier
dragen van een veiligheidsgordel kan
tot extra letsel leiden, bijvoorbeeld bij
een ongeval of remmen en uitwijkma-
noeuvres. Er bestaat een kans op (ern-
stig) letsel. Kinderen kleiner dan 150 cm
moeten worden vastgezet in een
geschikt baby- of kinderzitje.
Niet voor
Australië/Nieuw-Zeeland:
Kinderen op de
voorpassagiersstoel
Algemeen
Zorg er bij het gebruik van een
baby- of kinderzitje op de voorpas-
sagiersstoel voor dat de airbag
voor en de side airbag aan de pas-
sagierszijde zijn uitgeschakeld.
Voorpassagiersairbags kunnen
alleen worden uitgeschakeld met
de schakelaar voor het in- en uit-
schakelen van de voorpassagier-
sairbags, zie blz. 188.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Ingeschakelde voorpassagiersair-
bags die worden opgeblazen, kun-
nen een kind in een baby- of
kinderzitje verwonden. Er bestaat een
kans op letsel. Zorg ervoor dat de
voorpassagiersairbags zijn uitgescha-
keld en dat het controlelampje passa-
giersairbag OFF brandt.
WAARSCHUWING
Kinderen kleiner dan 150 cm kunnen de
veiligheidsgordel niet op de juiste
manier dragen zonder gebruik te maken
van een baby- of kinderzitje. De veilig-
heidsgordels bieden mogelijk beperkte
of zelfs helemaal geen bescherming als
ze niet op de juiste manier worden
gedragen. Het niet op de juiste manier
dragen van een veiligheidsgordel kan
tot extra letsel leiden, bijvoorbeeld bij
een ongeval of remmen en uitwijkma-
noeuvres. Er bestaat een kans op (ern-
stig) letsel. Kinderen kleiner dan 150 cm
moeten worden vastgezet in een
geschikt baby- of kinderzitje.