worden geconfigureerd. De afzon-
derlijke instellingen worden inge-
schakeld en opgeslagen voor het
op dat moment gebruikte bestuur-
dersprofiel. Zodra een instelling
wordt gewijzigd in het menu, wor-
den alle instellingen in het menu
ingeschakeld.
Druk herhaaldelijk op de
toets.
De instelling schakelt tussen het
onderstaande:
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safety-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen
worden ingeschakeld voor de sub-
functies.
"Customise" (aanpassen): de
Toyota Supra Safety-systemen
worden ingeschakeld overeenkom-
stig de afzonderlijke instellingen.
Sommige Toyota Supra Safety-sys-
temen kunnen niet afzonderlijk wor-
den uitgeschakeld.
Houd de toets ingedrukt.
Alle Toyota Supra Safety-systemen
worden uitgeschakeld.
Toets
Status
Controlelampje brandt
groen: alle Toyota Supra
Safety-systemen zijn inge-
schakeld.
3-1. BEDIENING
Toets
Status
Controlelampje brandt
oranje: sommige Toyota
Supra Safety-systemen
zijn uitgeschakeld of op
dat moment niet beschik-
baar.
Controlelampje brandt
niet: alle Toyota Supra
Safety-systemen zijn uit-
geschakeld.
Instellen van de
waarschuwingstijd
Via Toyota Supra Command:
1
"My Vehicle" (mijn auto)
2
"Vehicle settings" (instellingen
auto)
3
"Toyota Supra Safety"
4
"Lane departure warning"
5
Selecteer de gewenste instelling:
"Early" (vroeg): het systeem geeft
een vroegtijdige waarschuwing
wanneer een gevaarlijke situatie
wordt gesignaleerd.
"Medium" (gemiddeld): het sys-
teem voldoet aan gestandaardi-
seerde veiligheidseisen.
"Reduced" (beperkt): afhankelijk
van de situatie worden sommige
waarschuwingen onderdrukt, bij-
voorbeeld tijdens inhaalmanoeu-
vres zonder gebruik van
richtingaanwijzers of bij het opzet-
telijk kruisen van rijstrooklijnen in
bochten.
"Off" (uit): er worden geen waar-
schuwingen gegeven.
De geselecteerde instelling wordt
opgeslagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurdersprofiel.
205
3