naleerd, de relevante informatie
bijgewerkt en, na een korte rit,
deze informatie weergegeven op
het regeldisplay.
Als het systeem de banden niet auto-
matisch signaleert, voer dan de gege-
vens van de gemonteerde banden in de
bandeninstellingen in.
• Bij banden met een speciale
goedkeuring:
• Elke keer nadat een band of wiel is
vervangen, moet het systeem wor-
den gereset met de juiste banden-
spanningswaarden.
• Het systeem moet worden gereset
als de bandenspanning van een of
meer banden is aangepast.
• Wielen met TPM-wielelektronica.
Bandeninstellingen
Algemeen
Als het systeem de banden niet
automatisch signaleert, kunnen de
gegevens van de gemonteerde
banden in de bandeninstellingen
worden ingevoerd.
De maat van de gemonteerde ban-
den is vermeld in de bandenspan-
ningsinformatie, zie blz. 278, en op
de banden zelf.
De bandengegevens hoeven niet
opnieuw te worden ingevoerd als
de bandenspanning is aangepast.
Voor zomer- en winterbanden wor-
den de voor beide gevallen laatst
ingevoerde bandengegevens opge-
slagen. Dit betekent dat de instellin-
gen van de laatst gebruikte
bandensets kunnen worden gese-
lecteerd nadat een band of wiel is
vervangen.
5-1. MOBILITEIT
Oproepen van het menu
Via Toyota Supra Command:
1
"My vehicle" (mijn auto)
2
"Vehicle status" (status auto)
3
"Tyre Pressure Monitor" (ban-
denspanningscontrolesysteem)
Wijzigen van de instellingen
Via Toyota Supra Command:
1
"Tyre settings" (bandeninstellin-
gen)
2
Selecteer de banden:
• "Summer tyres" (zomerbanden)
• "Winter tyres/all-season tyres"
(winter-/all-seasonbanden)
3
"Current:" (actueel)
4
Selecteer het type band dat ach-
ter is gemonteerd:
• Bandenmaat, bijvoorbeeld
245/45 R18 96Y.
• Bij banden met een speciale
goedkeuring: "Other tyre"
(andere band)
5
Selecteer de beladingstoestand
van de auto als de bandenmaat
is geselecteerd.
6
"Confirm settings" (bevestig
instellingen)
De actuele bandenspanning wordt
nu gemeten. De voortgang van de
meting wordt weergegeven.
291
5