294
5-1. MOBILITEIT
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Een beschadigde normale band met
een te lage of geen bandenspanning
beïnvloedt de rijeigenschappen, zoals
besturing en remmen, negatief. Bij
run-flat banden blijft een beperkte
mate van stabiliteit behouden. Er
bestaat een kans op ongevallen. Blijf
niet doorrijden als uw auto is voorzien
van normale banden. Als uw auto is
voorzien van run-flat banden, houd u
dan aan de aanwijzingen voor deze
banden en blijf doorrijden.
Als de bandenspanning gemeten
moet worden
■
Melding
Een symbool met een voertuigmel-
ding wordt weergegeven op het
regeldisplay.
Symbool
De band is niet correct,
bijvoorbeeld onvoldoende,
op spanning gebracht of
er is sprake van een
natuurlijke gelijkmatige
afname van de spanning.
■
Maatregel
Controleer de bandenspanning en
pas deze indien nodig aan.
Als de bandenspanning te laag is
■
Melding
Een geel waarschuwings-
lampje brandt op het
instrumentenpaneel.
Mogelijke oorzaak
Bovendien wordt een symbool met
een voertuigmelding weergegeven
op het regeldisplay.
Symbool
Mogelijke oorzaak
De bandenspanning is
■
Maatregel
1
Verlaag uw snelheid. Rijd niet
sneller dan 130 km/h.
2
Neem de eerstvolgende gele-
genheid, bijvoorbeeld een tank-
station, te baat om de
bandenspanning van alle vier de
banden te controleren en indien
nodig aan te passen.
Als er sprake is van een sterk
gedaalde bandenspanning
■
Melding
Een geel waarschuwings-
lampje brandt op het
instrumentenpaneel.
Bovendien wordt in een voertuig-
melding op het regeldisplay een
symbool voor de desbetreffende
band weergegeven.
Symbool
Mogelijke oorzaak
Er is sprake van een lekke
band of een sterk
gedaalde bandenspan-
ning.
■
Maatregel
1
Verlaag uw snelheid en breng de
auto voorzichtig tot stilstand. Ver-
mijd krachtig of plotseling remmen
en dito stuurbewegingen.
afgenomen.