112
3-1. BEDIENING
Niet voor
Australië/Nieuw-Zeeland: Op
de voorpassagiersstoel
Uitschakelen van airbags
WAARSCHUWING
Ingeschakelde voorpassagiersairbags
die worden opgeblazen, kunnen een
kind in een baby- of kinderzitje verwon-
den. Er bestaat een kans op letsel. Zorg
ervoor dat de voorpassagiersairbags
zijn uitgeschakeld en dat het controle-
lampje passagiersairbag OFF brandt.
Zorg er vóór het plaatsen van een
baby- of kinderzitje op de voorpas-
sagiersstoel voor dat de airbag
voor en de side airbag aan de pas-
sagierszijde zijn uitgeschakeld.
Uitschakelen van de voorpassa-
giersairbags met de schakelaar
voor het in- en uitschakelen van de
voorpassagiersairbags, zie
blz. 188.
Tegen de rijrichting in geplaatste
baby- en kinderzitjes
WAARSCHUWING
Ingeschakelde voorpassagiersairbags
die worden opgeblazen, kunnen een
kind in een tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje ernstig
verwonden. Er bestaat een kans op
(ernstig) letsel. Zorg ervoor dat de voor-
passagiersairbags zijn uitgeschakeld en
dat het controlelampje passagiersair-
bag OFF brandt.
Volg de instructies op de zonneklep
voor de voorpassagier.
Gebruik NOOIT een tegen de rij-
richting in geplaatst baby- of kinder-
zitje op een stoel met een
INGESCHAKELDE AIRBAG,
omdat het KIND anders ERNSTIG
LETSEL kan oplopen als de airbag
wordt geactiveerd.
Stoelpositie en -hoogte
Behalve ASEAN-landen,
Zuid-Afrika, Australië en
Nieuw-Zeeland zonder onderste
ISOfix-bevestigingspunt en
aan/uit-schakelaar airbag: Schuif,
voordat u een universeel baby- of
kinderzitje plaatst, de voorpassa-
giersstoel zo ver mogelijk naar ach-
teren en zet hem in de hoogste
positie. Bij deze stoelpositie en
-hoogte wordt de gordel het best
geleid en wordt de beste bescher-
ming geboden bij een ongeval.
Als het bovenste bevestigingspunt
van de veiligheidsgordel zich boven
de gordelgeleider van het zitje
bevindt, schuif de voorpassagiers-
stoel dan voorzichtig naar voren
totdat de best mogelijke gordelge-
leiding wordt bereikt.