136
3-1. BEDIENING
Veiligheidsfunctie
Als de motor automatisch is uitge-
schakeld, zal hij niet automatisch
worden gestart als aan een van de
volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
Bestuurdersgordel los en
bestuurdersportier open.
Motorkap is ontgrendeld.
Diverse controlelampjes branden,
waarbij de tijdsduur varieert.
De motor kan alleen worden gestart
met de startknop.
Beperkingen van het systeem
Zelfs als u niet wilt wegrijden, wordt
de motor automatisch gestart in de
volgende situaties:
Zeer hoge temperatuur in het
interieur wanneer de koelfunctie
wordt ingeschakeld.
Zeer lage temperatuur in het
interieur wanneer de verwarming
wordt ingeschakeld.
Als er een kans is op condens-
vorming wanneer de automati-
sche airconditioning wordt
ingeschakeld.
De bestuurder oefent kracht uit
op het stuurwiel.
Automatische transmissie:
Schakelen van stand D naar N of R.
Automatische transmissie:
Schakelen van stand P naar N, D of R.
Accu is ver ontladen.
Start van het meten van het olie-
peil.
Handmatig in-/uitschakelen
van het systeem
Principe
De motor wordt niet automatisch
uitgeschakeld.
De motor wordt gestart terwijl de
motor automatisch is uitgescha-
keld.
Met de toets
Druk op de toets.
Automatische transmissie: via de
stand van de selectiehendel
Het Stop & Start-systeem wordt
ook uitgeschakeld als de selectie-
hendel in stand M staat.
SPORT-modusschakelaar
Het Stop & Start-systeem wordt
ook uitgeschakeld in de SPORT-rij-
modus van de SPORT-modusscha-
kelaar.