Download Print deze pagina

Toyota Supra Handleiding pagina 280

Advertenties

280
5-1. MOBILITEIT
3
Pas de spanning aan als de
actuele bandenspanning afwijkt
van de voorgeschreven waarde.
4
Controleer of alle ventieldoppen
op de bandenventielen zijn
geschroefd.
Controleren met behulp van de
bandenspanningsgegevens op
het regeldisplay
Via Toyota Supra Command:
1
"My vehicle" (mijn auto)
2
"Vehicle status" (status auto)
3
"Tyre Pressure Monitor" (ban-
denspanningscontrolesysteem)
4
Controleer of de actuele waar-
den van de bandenspanning
overeenkomen met de voorge-
schreven waarden.
5
Pas de spanning aan als de
actuele bandenspanning afwijkt
van de voorgeschreven waarde.
Na het aanpassen van de
bandenspanning
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPM):
Reset het bandenspanningscontro-
lesysteem (TPM) voor banden
waarvan de bandenspanning niet
wordt weergegeven op het regel-
display.
Snelheidsindex
Q = tot 160 km/h
R = tot 170 km/h
S = tot 180 km/h
T = tot 190 km/h
H = tot 210 km/h
V = tot 240 km/h
W = tot 270 km/h
Y = tot 300 km/h
Loopvlak van banden
Zomerbanden
De profieldiepte van het loopvlak
mag niet kleiner zijn dan 3 mm,
anders is er een groot risico op
aquaplaning.
Winterbanden
De profieldiepte van het loopvlak
mag niet kleiner zijn dan 4 mm,
anders is de auto maar beperkt
geschikt voor gebruik onder win-
terse omstandigheden.
Minimale profieldiepte
loopvlak
Over de gehele omtrek van de
band zijn op verschillende plaatsen
slijtage-indicatoren aangebracht die
de wettelijk verplichte minimum-
hoogte van 1,6 mm hebben.

Advertenties

loading