172
3-1. BEDIENING
Algemeen
Mogelijk gaan de koplampen ook
branden wanneer de zon laag staat
tegen een blauwe hemel.
Als het dimlicht handmatig is inge-
schakeld, wordt de automatische
verlichting gedeactiveerd.
Inschakelen
Druk op de toets van de
lichtschakelaar.
De led in de toets gaat branden.
Het controlelampje in het
instrumentenpaneel gaat
branden wanneer het dim-
licht is ingeschakeld.
Beperkingen van het
systeem
Ook bij de automatische verlichting
moet u zelf de lichtcondities beoor-
delen.
De sensoren kunnen bijvoorbeeld
geen mist of nevel herkennen.
Schakel in dergelijke gevallen de
verlichting handmatig in.
Stadslicht, dimlicht en
parkeerlicht
Algemeen
Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl de Drive
Ready-modus is uitgeschakeld,
wordt de exterieurverlichting auto-
matisch uitgeschakeld.
Stadslicht
Algemeen
Het stadslicht kan alleen worden
ingeschakeld bij lage snelheden.
Inschakelen
Druk op de toets van de
lichtschakelaar.
Het controlelampje in het
instrumentenpaneel gaat
branden.
De auto wordt rondom verlicht.
Laat het stadslicht niet gedurende
langere tijd branden, omdat de
accu ontladen kan raken en het
wellicht niet langer mogelijk is om
de Drive Ready-modus in te scha-
kelen.
Uitschakelen
Druk op de toets van de
lichtschakelaar of schakel
de Drive Ready-modus in.
Na het inschakelen van de Drive
Ready-modus wordt de automati-
sche verlichting geactiveerd.
Dimlicht
Inschakelen
Druk op de toets van de
lichtschakelaar.
Het dimlicht brandt als de Drive
Ready-modus is ingeschakeld.