Bij een verkeerslicht dat op rood
staat.
Bij kruisend verkeer.
Bij tegemoetkomend verkeer.
Invoegende voertuigen
Een voorligger wordt alleen gede-
tecteerd als deze recht voor u rijdt.
Als een ander voertuig plotseling
invoegt, kan het systeem de inge-
stelde afstand mogelijk niet zelf-
standig herstellen. In sommige
omstandigheden is het ook niet
mogelijk om de geselecteerde
afstand te herstellen als u aanzien-
lijk sneller rijdt dan uw voorligger,
bijvoorbeeld wanneer u een vracht-
wagen snel nadert. Als het systeem
met zekerheid een voorligger heeft
gedetecteerd, verzoekt het u om in
te grijpen door te remmen en indien
nodig uit te wijken.
3-1. BEDIENING
Rijden in bochten
Als de ingestelde snelheid te hoog is
voor een bocht, wordt de snelheid in
de bocht iets verminderd. Bochten
worden echter niet van tevoren door
het systeem herkend. Pas daarom
zelf uw snelheid aan bij het naderen
van een bocht.
Het detectiebereik van het systeem is
beperkt. In scherpe bochten kunnen
situaties voorkomen waarbij een
voorligger niet of te laat wordt gede-
tecteerd.
Bij het naderen van een bocht kan
het ook voorkomen dat door de krom-
ming van de bocht het systeem tijde-
lijk op voertuigen op een andere
rijstrook reageert. Als het systeem
daarop reageert door de auto te laten
decelereren, kunt u dit verhelpen
door kort het gaspedaal in te trappen.
Zodra u het gaspedaal loslaat, neemt
het systeem de regeling van de rij-
snelheid weer over.
233
3