334
5-1. MOBILITEIT
WAARSCHUWING
Breng de auto onmiddellijk tot stil-
stand op een veilige plaats als er een
waarschuwingslampje brandt of knip-
pert of als er een waarschuwingsmel-
ding wordt weergegeven. Open de
motorkap niet om de motor te contro-
leren. Als u dat wel doet, kunt u ern-
stig letsel oplopen, zoals
brandwonden door stoom. Voer, als
een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, de noodzakelijke pro-
cedures uit overeenkomstig de weer-
gegeven melding of de uitleg in de
handleiding.
Deze waarschuwingsmeldingen
geven aan dat er een storing is opge-
treden in een systeem of functie van
de auto. Als u verder rijdt, stopt de
motor mogelijk plotseling, wat kan lei-
den tot een ongeval. Open de motor-
kap ook niet om de motor te
controleren als u, terwijl er geen
waarschuwingslampjes branden of
meldingen worden weergegeven,
abnormale geluiden, geuren of trillin-
gen waarneemt of als de motor plot-
seling stopt. Neem in dat geval
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
WAARSCHUWING
Breng de auto onmiddellijk tot stil-
stand op een veilige plaats als u tij-
dens het rijden een hard geluid hoort
of voelt dat iets de onderkant van de
auto raakt.
Controleer, nadat u de auto op een
veilige plaats tot stilstand hebt
gebracht, de onderkant van de auto
op lekkage van remvloeistof, olie of
brandstof. Als er een vloeistof lekt, rijd
dan niet verder en laat de auto con-
troleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Rem- en brandstofleidingen lopen
onder de bodemplaat van de auto. Als
een van deze leidingen beschadigd
raakt, werken de remmen mogelijk
niet of kan lekkende brandstof vlam
vatten en brand veroorzaken.
WAARSCHUWING
Als de motor tijdens het rijden afslaat,
gaan er diverse waarschuwingslamp-
jes branden. Afhankelijk van de voer-
tuigspecificaties werken de elektrisch
bekrachtigde remmen en de stuurbe-
krachtiging mogelijk niet meer. In dat
geval wordt het remvermogen beperkt
en wordt het bedienen van het stuur-
wiel zwaarder. Hoewel de remmen en
het stuurwiel nog wel kunnen worden
bediend, kost dit meer moeite dan
normaal. Zet de auto zo snel mogelijk
stil op een veilige plaats.